4.2. Ter onderbouwing van haar verweer voert de gemeente – samengevat - het navolgende aan.
- Uit de door de gemeente opgevraagde bouwtekeningen van de woning aan de [adres 2 te plaats] blijkt dat de woonruimte van [eisers] daarin niet geschikt was voor zelfstandige bewoning omdat daarin de daarvoor noodzakelijke/essentiële woonvoorzieningen ontbraken. In de kelder was wel een douche aanwezig, maar geen toiletvoorzienig en geen kookgelegenheid. [eisers] moet dus een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd met [de heer en mevrouw] en beschikte dus niet over een zelfstandige woonruimte. [De heer en mevrouw], stonden op dat adres ingeschreven en zij bezaten 22/25e deel van de woning, terwijl eisers slechts 3/25e deel van de woning bezaten. [eisers] heeft niet hard kunnen maken dat [de heer en mevrouw] het grootste deel van het jaar in Oostenrijk verblijven.
- In de jaren 2002, 2004, 2005 en 2007 heeft [eisers] de recreatiewoning bij de belastingdienst opgegeven als hoofdverblijf in verband met de aftrekbaarheid van de hypotheekrente.
- Bij brief van 6 februari 2007 heeft [beheerder] ( beheerder van [recreatieterrein]) verklaard dat [eisers], vanaf de datum van aankoop van de recreatiewoning aldaar, in die recreatiewoning heeft gewoond.
- Door de gemeente zijn in de periode van 9 november 2005 tot en met 12 december 2006 verscheidene controles uitgevoerd, welke zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Dat proces-verbaal ondersteunt het vermoeden van permanente bewoning van de recreatiewoning door [eisers].
- Niet betwist wordt dat eiser sub 1. van eind april/begin mei 2007 tot 13 juni 2007 opgenomen is geweest in het ziekenhuis, en dat [eisers] in de periode 20 december 2006 tot 1 februari 2007 in Nieuw Zeeland was.
- Betwist wordt dat [eisers] in de eerste helft van 2007 slechts op een beperkt aantal dagen recreatief gebruik heeft gemaakt van zijn recreatieverblijf omdat bij de door hem opgegeven dagen ook zijn opgenomen de dagen dat eiser sub 1. was opgenomen in een ziekenhuis in Zwolle.
- Voorts worden het door [eisers] gestelde lage gas-,water- en elektriciteitsverbruik betwist. Bovendien kan uit de door [eisers] overgelegde gegevens niet het bewijs worden afgeleid dat [eisers] in die periode de recreatiewoning niet permanent bewoonde. Pas over de tweede helft van 2007 is het verbruik aanzienlijk minder geworden dan de voorgaande jaren.
- Ook als [eisers] in de periode van januari 2007 tot en met juni 2007 niet vaak in de recreatiewoning aanwezig is geweest, betekent dat niet dat hij in die periode de recreatiewoning niet als hoofdverblijf heeft gebruikt. Hij heeft zijn recreatiewoning in die periode niet verhuurd.
- Nu de gemeente twijfel heeft gezaaid over het GBA-adres van [eisers] in de periode van januari 2007 tot en met juni 2007, heeft dit tot gevolg dat [eisers] in dat geval moet worden geacht zijn recreatiewoning als hoofdverblijf te gebruiken.
- Nadat [eisers] op 1 september 2007 is gaan wonen in een woning aan [adres 3 te plaats], heeft de Gemeente hem schriftelijk laten weten dat was gebleken dat de permanente bewoning van de recreatiewoning was beëindigd.
- [eisers] heeft erkend dat de laatste en één na laatste dwangsom - vanaf het besluit op bezwaar – door hem zijn verbeurd. Daarmee heeft hij ook erkend dat hij de overige dwangsommen heeft verbeurd, omdat de feitelijke situatie tussen 4 juni 2007 en de datum dat de laatste dwangsom is verbeurd niet anders is geweest dan in de periode tussen 8 januari 2007 en 4 juni 2007.