RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460122-09
Uitspraak d.d.: 23 juni 2009
tegenspraak
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1989],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. P.M. Breukink te Almelo
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 01 december 2008 te Winterswijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
140 euro en/of meerdere, althans (een) pakje(s) sigaretten, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan
voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- zijn/hun gezicht heeft/hebben bedekt (met kleding) en/of
- aan die [slachtoffer B] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "ik wou
even de kassa legen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- (daarbij) (dreigend) een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
op voornoemde [slachtoffer B] heeft/hebben gericht en/of voortdurend op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte C] op of omstreeks 01 december 2008 te Winterswijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van
140 euro en/of meerdere, althans een pakje(s) sigaretten, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte C] en/of zijn
mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte C] en diens
mededader(s)
- zijn/hun gezicht heeft/hebben bedekt (met kleding) en/of
- aan die [slachtoffer B] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "ik wou
even de kassa legen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- (daarbij) (dreigend) een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
op voornoemde [slachtoffer B] heeft/hebben gericht en/of voortdurend op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01
december 2008 te Winterswijk en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 1 december 2008 is bij de politie melding gedaan van een gewapende overval op Snackbar Berends te Winterswijk.
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, het medeplegen van een overval, nu er sprake is van een zodanig nauwe en volledige samenwerking, dat gesproken kan worden van medeplegen in de zin van begaan van het feit tezamen en in vereniging met anderen. Zij heeft aangevoerd dat dit niet alleen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte (ook ter terechtzitting) bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de verklaringen van de medeverdachten, alsmede op de aangifte.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
D. Beoordeling door de rechtbank
De bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte2, welke verklaring verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd, de bekennende verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte C]3 en [medeverdachte A]4, alsmede op de aangifte van [slachtoffer B]5.
De rechtbank oordeelt dat ook in geval van een minder prominente dan wel ondergeschikte rol, sprake kan zijn van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking en gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht in het onderhavige geval een dergelijke samenwerking en uitvoering aanwezig nu verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten, hij met ze mee is gegaan naar de snackbar, hij buiten op de uitkijk is blijven staan en hij op [medeverdachte A] zijn telefoon een sms moest sturen naar de telefoon van [medeverdachte C] als er iemand aan zou komen, hij [medeverdachte A] binnen hoorde roepen “doe de kassa open” en hij na de overval met [medeverdachte A] achterop naar een park is gereden, waar de buit is verdeeld en verdachte daarvan een deel heeft ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 01 december 2008 te Winterswijk tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 140 euro en meerdere pakjes sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of diens mededader
- hun gezicht hebben bedekt met kleding en
- aan die [slachtoffer B] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik wou even de kassa legen",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- daarbij dreigend een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer B] heeft gericht en voortdurend op die [slachtoffer B] gericht heeft gehouden.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is op 2 juni 2009 gerapporteerd door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut. Geconcludeerd wordt dat bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan worden gediagnosticeerd in de zin van een posttraumatische stressstoornis. Tevens wordt een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij betrokkene teruggezien in de zin van trekken van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.
De afhankelijke trekken zorgen ervoor dat verdachte het zeer belangrijk vindt wat een ander van hem denkt, hij zichzelf als minderwaardig ziet, te snel op het oordeel van een ander afgaat en weinig initiatief toont. Op het moment van het ten laste gelegde besloot hij niet tegen het plan van zijn medeverdachten in te gaan uit angst voor afkeuring of erger. Ook zal hij over zijn beslissing en de gevolgen ervan voor het slachtoffer niet al te diep hebben nagedacht aangezien de gevolgen van het (niet) meewerken voor hemzelf voorop stonden en hij het niet gewoon is het voortouw te nemen en zware verantwoordelijkheden te moeten dragen. De posttraumatische stressstoornis vergrootte verdachtes gevoelens van hulploosheid verder en zorgde ervoor dat hij er alles aan zou doen om het opnieuw ontstaan van de traumatische situatie te vermijden. Hij werd beperkt in zijn vermogen weerstand te bieden aan de “opdracht” van zijn medeverdachten om deel te nemen aan het ten laste gelegde.
Geadviseerd wordt dan ook om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
De rechtbank kan zich verenigen met bovenstaande conclusie, te weten dat verdachte
verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht. De rechtbank neemt deze
conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu verder geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als deze inhouden dat verdachte voor intake en begeleiding cq. behandeling wordt aangemeld bij de geestelijke gezondheidszorg. Voorts heeft zij een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, gevorderd.
Door de raadsvrouw is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis zich aan alle afspraken heeft gehouden en zich meer dan begeleidbaar heeft opgesteld. Verdachte heeft hard gewerkt en heeft zijn baan kunnen behouden. Hij heeft gebroken met zijn verleden, is voor zichzelf opgekomen, heeft openheid van zaken gegeven, heeft zijn schulden onder controle en bijna afbetaald en werkt hard aan zijn toekomst.
Verdachte heeft 10 dagen in detentie gezeten, welke een zeer grote indruk op hem hebben gemaakt. Een langere detentie zou geen meerwaarde hebben.
De raadsvrouw heeft eveneens gewezen op de conclusie van het voorlichtingsrapport van
Reclassering Nederland van 5 juni 2009 en op het verslag van het psychologische onderzoek van 2 juni 2009 en bepleit geen redenen te hebben om van deze conclusie/advies af te wijken. Concluderend kan de raadsvrouwe zich vinden in de eis van de officier van justitie en refereert zij zich derhalve aan het oordeel van de rechtbank.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van gewelds- en vermogenscriminaliteit, te weten een overval op een snackbar. De mededaders [medeverdachte C] en [medeverdachte A] hebben bij de overval op de snackbar hun gezicht met kleding bedekt en zijn de winkel binnengegaan. [medeverdachte C] heeft vervolgens een op een echt vuurwapen lijkend nepvuurwapen op de man achter de toonbank gericht, waarna [medeverdachte A] achter de toonbank is gekomen en geld en sigaretten heeft weggenomen.Verdachtes aandeel bestaat hieruit dat hij op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten, hij met ze mee is gegaan naar de snackbar, hij buiten op de uitkijk is blijven staan, hij op [medeverdachte A] zijn telefoon een sms moest sturen naar de telefoon van [medeverdachte C] als er iemand aan zou komen, hij [medeverdachte A] binnen hoorde roepen “doe de kassa open” en hij na de overval met [medeverdachte A] achterop naar een park is gereden, waar de buit is verdeeld.
Delicten als de onderhavige dragen in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is.
De rechtbank heeft meegewogen dat uit het strafblad 6 van verdachte blijkt dat hij in 2007 door de kinderrechter is veroordeeld wegens openlijke geweldpleging en een poging tot zware mishandeling en verdachte in 2008 een transactie heeft gekregen wegens diefstal in vereniging.
De rechtbank houdt ten voordele van de verdachte rekening met het gegeven dat verdachte zich sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis aan alle afspraken heeft gehouden. Daarnaast houdt zij rekening met zijn open proceshouding, waarin hij de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer heeft erkend. Verdachte heeft zelfs in persoon zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. Voorts is rekening gehouden met het gegeven dat verdachte in deze overval de kleinste rol heeft gehad en zijn gemotiveerde opstelling in de begeleiding met de reclassering. Ook is er rekening mee gehouden dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut wordt met betrekking tot de afdoening van de strafzaak, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
De beïnvloedbaarheid van verdachte, zijn onwil om een ander tegen zich in het harnas te jagen en zijn gebrek aan vertrouwen in zijn eigen oordeel, vergroten de kans op recidive. Zolang zijn weerbaarheid niet groter is, blijft het risico bestaan dat hij zich inlaat met anderen die hem meenemen op het verkeerde pad.
Er wordt geadviseerd om hem middels gedragstherapeutische en/of EMDR technieken, behandeling te bieden voor de PTSS klachten, waarbij aandacht dient te zijn voor de afhankelijke persoonlijkheidstrekken. Een dergelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden bij GGNet. Daarnaast zou een training sociale vaardigheden, als hier binnen de gedragstherapie bijvoorbeeld onvoldoende ruimte voor is, de weerbaarheid van betrokkene kunnen worden vergroot. De behandeling en/of training zou samen met reclasseringstoezicht opgenomen kunnen worden als bijzondere voorwaarde van een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het rapport van Reclassering Nederland van 5 juni 2009 en met het verslag van het psychologische onderzoek van 2 juni 2009, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als deze inhouden dat hij voor intake en begeleiding cq. behandeling wordt aangemeld bij de geestelijke gezondheidszorg, op te leggen.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank een forse voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur geïndiceerd, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden stellen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als deze inhouden dat hij voor intake en begeleiding cq. behandeling wordt aangemeld bij de geestelijke gezondheidszorg, op te leggen.
Nu er sprake is van een zeer ernstig feit en van een kwalijke betrokkenheid van verdachte zal de rechtbank naast de reeds genoemde voorwaardelijke jeugddetentie ook een werkstraf voor de duur van 140 uren opleggen.
Deze straf is aanzienlijk lager dan de officier van justitie heeft geëist maar sluit meer aan bij de straffen van de mededaders die eveneens gematigd zijn.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 22m, 22n, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden en bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden aangegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als deze inhouden dat verdachte voor intake en begeleiding cq. behandeling wordt aangemeld bij de geestelijke gezondheidszorg.
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren
wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70
dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
* heft op het –geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Morsink en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2009.
Voetnoten:
1 wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam)proces-verbaal nr. PL0640/09-202924
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 429-431 en p. 434
3 Processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte C] p. 376-378
4 Processen-verbaal van verhoor van [medeverdachte A], p. 410-412 en p. 416-417
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 183-184
6 Uittreksel Justitiële Documentatie dd. 27 maart 2009