ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ1024

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1536
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 juli 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen Huize Vierhouten B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet. De zaak betreft een bezwaar van Huize Vierhouten B.V. tegen de plaatsing van een pand op de gemeentelijke monumentenlijst. Het college had op 28 december 2007 besloten het pand op de lijst te plaatsen, maar dit besluit werd door eiseres betwist. Eiseres stelde dat het college verzuimd had om de hypothecaire schuldeisers te informeren over de plaatsing, waardoor het besluit niet rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat het college inderdaad niet had voldaan aan de vereisten van de Monumentenverordening 1994, waardoor het besluit nietig was. Hierdoor had eiseres geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk en vernietigde het bestreden besluit. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij de plaatsing van onroerende monumenten en de rechten van betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 08/1536
Uitspraak in het geding tussen:
Huize Vierhouten B.V.
gevestigd te Nunspeet,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2007 heeft verweerder het pand [adres te plaats] conform het advies van de gemeentelijke Monumentencommissie op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst en de redengevende omschrijving vastgesteld als beschrijving van het pand. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de redengevende omschrijving aangepast.
Namens eiseres is door mr. L. Bolier, juridisch adviseur te Elspeet, beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Bij faxbericht van 23 april 2009 heeft verweerder gereageerd op een vraag van de rechtbank.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 april 2009, waar voor eiseres mr. Bolier is verschenen. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Van toepassing is de Monumentenverordening 1994, vastgesteld door de raad van de gemeente Nunspeet op 24 januari 1994 (hierna: de verordening).
In artikel 4, eerste lid, van de verordening is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), ambtshalve of op aanvraag, kan besluiten onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
Volgens het tweede lid van dit artikel – voor zover van belang – besluit het college omtrent plaatsing op die lijst, gehoord de monumentencommissie.
Het derde lid bepaalt dat het college binnen acht weken, te rekenen vanaf de datum waarop de monumentencommissie is gehoord, bij aangetekend schrijven mededeling doet van het besluit bedoeld in lid 1 aan – onder anderen – de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Bij overschrijding van die termijn wordt het college geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.
2.2. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder heeft verzuimd om mededeling van het besluit tot plaatsing op de monumentenlijst te doen aan de hypothecaire schuldeiser met betrekking tot het onderhavige pand. Verweerder wordt dus geacht niet tot plaatsing te hebben besloten, zodat in de bezwaarprocedure geen besluit voorlag. Eiseres stelt zich daarom primair op het standpunt dat haar bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
2.3. Verweerder heeft dat verzuim erkend. Derhalve heeft ingevolge artikel 4, derde lid, van de verordening te gelden dat verweerder wordt geacht niet tot plaatsing van het onderhavige pand op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten. De rechtbank leest deze bepaling aldus, dat bij de daarin bedoelde termijnoverschrijding de desbetreffende zaak geacht wordt niet op de gemeentelijke monumentenlijst lijst te zijn geplaatst, zodat het niet de daaraan verbonden status van beschermd gemeentelijk monument heeft verkregen. Deze uitleg brengt met zich dat verweerders besluit van 28 december 2007 wel als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, maar dat de daarmee beoogde rechtsgevolgen niet zijn ingetreden. Hieruit volgt dat eiseres geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar, zodat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
2.4. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Er is aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gemaakte proceskosten. Ter zake van rechtsbijstand worden 2 punten toegekend met een wegingsfactor 1.
2.5. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase namens verweerder is gezegd dat, wanneer er geen mondeling verzoek was ingediend, de procedure voor plaatsing op de monumentenlijst niet in gang zou zijn gezet. Nu eiseres heeft betwist dat namens haar mondeling om die plaatsing is verzocht, kan de rechtbank zich voorstellen dat verweerder thans niet opnieuw die procedure in gang zet.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht van € 288,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- ter zake van rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Nunspeet.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Duyvendijk. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2009.