ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ2456

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460109-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • Kleinrensink
  • Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in en het voorhanden hebben van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 juli 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 876,26 gram speed en het verkopen en afleveren van speed aan meerdere getuigen in de periode van 1 november 2008 tot en met 16 maart 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar partner handelde in harddrugs, wat resulteerde in een veroordeling voor de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uur. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar wogen. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij niet eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoon van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Soest, en de rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460109-09
Uitspraak d.d.: 15 juli 2009
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1984],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman: mr. P. Buikes, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 17 maart 2009 in (de gemeente) Apeldoorn tezamen en in
vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 876,26
gram speed, althans een hoeveelheid speed, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 16 maart 2009 in
(de gemeente) Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt aan [getuige A] en/of [getuige B] en/of
[getuige C] en/of [getuige D] en/of aan een of meer anderen en/of meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid speed, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid
cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde handel in cocaïne.
B. Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde handel in cocaïne heeft hij vrijspraak bepleit.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- het proces-verbaal van aantreffen goederen woning2
- het proces-verbaal van de Narcotic Identification Test;3
- de verklaring van [medeverdachte A] ;4
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2009.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
- - het verhoor van [getuige A];5
- - het verhoor van [getuige B];6
- - het verhoor van [getuige D];7
- - het verhoor van [getuige C];8
- - de uitgewerkte tapgesprekken;9
- - de verklaring van [medeverdachte A];10
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2009.
De rechtbank overweegt dat nu verdachte speed afwoog, verpakte en overhandigde aan afnemers en bedragen bijhield op een poflijstje ten aanzien van de handel in speed van medeverdachte, naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 17 maart 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig heeft gehad 876,26 gram speed, zijnde een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij in de periode van 1 november 2008 tot en met 16 maart 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt aan [getuige A] en/of [getuige B] en/of [getuige C] en/of [getuige D] en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid speed, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een werkstraf voor de duur van tweehonderd uur gevorderd, met aftrek van voorarrest.
2. Slechts een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uur zou naar het oordeel van de raadsman passend zijn.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld terzake overtredingen van de Opiumwet.
5. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering (d.d. 11 mei 2009), waaruit blijkt dat verdachte openstaat voor begeleiding door de reclassering, maar dat de reclassering daar geen meerwaarde in ziet, nu rond verdachte een zorgteam functioneert dat zorgt voor voldoende interventiemogelijkheden.
6. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in speed. Speed is voor de gezondheid van gebruikers daarvan een zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. De handel in harddrugs dient krachtig te worden bestreden.
7. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Kleinrensink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0620/386407, gedateerd 19 maart 2009.
2 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (d.d. 17 maart 2009).
3 Proces-verbaal van de narcotic identification test (d.d. 1 december 2008).
4 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte A] (d.d. 18 maart 2009 10.58 uur, 19 maart 2009 10.45 uur, ongenummerd).
5 Proces-verbaal van verhoor van [getuige A] (ongenummerd).
6 Proces-verbaal van verhoor van [getuige B] (ongenummerd).
7 Proces-verbaal van verhoor van [getuige D] (ongenummerd).
8 Proces-verbaal van verhoor van [getuige C] (ongenummerd).
9 Bijlagen bij proces-verbaal van verhoor van verdachte en medeverdachte (ongenummerd).
10 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte A] (d.d. 18 maart 2009, 10.58 uur ongenummerd).