RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummer: 06/925250-07
Uitspraak d.d.: 14 juli 2009
Tegenspraak/oip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1944],
wonende te [adres en plaats].
Raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen te Apeldoorn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 november 2007, 9 februari 2009 en 30 juni 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 13 december 2006, al dan niet opzettelijk, in een
gebied beschreven in bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue
2006, heeft gehandeld in strijd met artikel 4 en/of artikel 10 van genoemde
Regeling, hierin bestaande dat verdachte een herkauwer, te weten een rund
heeft vervoerd vanuit Kootwijkerbroek, zijnde gelegen in een gebied als
hiervoor bedoeld naar een bedrijf te of nabij Elspeet zijnde gelegen in een
gebied beschreven in bijlage II van genoemde regeling, zulks terwijl niet werd
voldaan aan het gestelde in artikel 10 aanhef en onder a sub iv. van genoemde
regeling;
(art. 3 jo. art. 4 lid 1 en art. 10 van de Regeling beperkingsgebieden
bluetongue 2006)
art 4 lid 1 ahf/sub a Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006
2.
verdachte op of omstreeks 13 januari 2007, al dan niet opzettelijk, in een
gebied beschreven in bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue
2006, heeft gehandeld in strijd met artikel 4 en/of artikel 10 van genoemde
Regeling, hierin bestaande dat verdachte drie herkauwers, te weten drie
runderen heeft vervoerd vanuit Doetinchem, zijnde gelegen in een gebied als
hiervoor bedoeld naar een bedrijf te of nabij Elspeet zijnde gelegen in een
gebied beschreven in bijlage II van genoemde regeling, zulks terwijl niet werd
voldaan aan het gestelde in artikel 10 aanhef en onder a sub iv. van genoemde
regeling;
(art. 3 jo. art. 4 lid 1 en art. 10 van de Regeling beperkingsgebieden
bluetongue 2006)
(parketnr. 925407/07)
art 4 lid 1 ahf/sub a Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006
3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Met een toelichting als vermeld in haar ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie en in het proces-verbaal van het ter terechtzitting verhandelde is namens verdachte door zijn raadsvrouw het verweer gevoerd, dat de door de AID gehanteerde handhaving - en in het verlengde daarvan het optreden van het openbaar ministerie - wordt gekenmerkt door willekeur, althans rechtsongelijkheid bij de behandeling van diverse verdachten. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de handhaving volstrekt niet willekeurig is gedaan. Er is direct na het ontstaan van de crisis een werkinstructie en een handhavingsrichtlijn opgesteld, maar deze waren nog niet bij de beoordelaars bekend. Bovendien zijn deze gedurende de crisis volledig ontwikkeld en uitgewerkt. Door de dreigende crisis is de communicatie met betrekking tot de regelgeving niet altijd goed verlopen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot zijn ontvankelijkheid in de vervolging.
Oordeel van de economische politierechter.
De blauwtongziekte is eind juli, begin augustus 2006 uitgebroken. Het bleek te gaan om een type dat tot dan toe niet was voorgekomen in Nederland. Aangezien er in eerste instantie onduidelijkheid was over de ernst van de ziekte, de besmettelijkheid, de ernst en omvang van de uitbraak en de gevolgen daarvan, werden de richtlijnen en de maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen op grond van nadere inzichten telkens bijgesteld. Gelet op de verklaring, afgelegd bij de rechter commissaris, van de getuige-deskundige T.J.M. de Klein is door de AID gestreefd naar een uniform en eenduidig controle- en handhavingsbeleid, in deze voor haar bijzondere hectische tijd. Gelet op de voorbeelden die door de raadsvrouwe zijn aangedragen kan worden gezegd dat in de beginperiode van de uitbraak van de ziekte problemen zijn ontstaan bij de handhaving van de ingestelde regels. In het begin is niet steeds op een consistente wijze omgegaan met het reageren op geconstateerde overtredingen van het vervoersverbod door het geven van waarschuwingen, danwel het opleggen van – bij de aard van de overtreding passende - sancties. Tegen de achtergrond van de destijds bestaande onzekerheid omtrent de ziekte blauwtong en de snel wijzigende regelgeving daaromtrent, is dit naar het oordeel van de economische politierechter niet altijd op zodanig inconsistente wijze geschied, dat de officier van justitie om die reden in de onderhavige zaak het recht op vervolging niet zou toekomen.
De economische politierechter is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de runderen niet klinische verschijnselen van blauwtong vertoonden op het moment van vervoer, noch bij de ontdoener en noch bij de ontvanger. Naderhand zijn de runderen getest. Daaruit is gebleken dat één rund drager bleek te zijn.
Beoordeling door de economische politierechter
Uit informatie uit het I&R-systeem is gebleken dat er op 13 december 2006 een rund is afgevoerd van een bedrijf te Kootwijkerbroek, gelegen in een 20-kilometergebied, naar een bedrijf te Elspeet, gelegen in een beperkingsgebied. Voorafgaande aan het vervoer is er geen uitslag van een zogenaamde PCR Test Bluetongue van het rund door de AID ontvangen.
Uit informatie uit het I&R-systeem is gebleken dat er op 13 januari 2007 drie runderen vanuit Doetinchem, gelegen in een 20-kilometergebied, zijn afgevoerd naar een bedrijf te Elspeet, gelegen in een beperkingsgebied. Voorafgaande aan het vervoer zijn er geen uitslagen van een zogenaamde PCR Test Bluetongue van de runderen door de AID ontvangen.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij één rund op 13 december 2006 heeft vervoerd van Kootwijkerbroek naar Elspeet en dat hij op 13 januari 2007 drie runderen heeft vervoerd van Doetinchem naar Elspeet. De dieren zijn voor aanvang van het vervoer niet getest op blauwtong. Het was voor hem op het moment van vervoer onduidelijk of hij wel of niet met een beperkingsgebied te maken had. Het was voor hem in principe wel na te gaan, maar dit kostte de nodige tijd. Voorts heeft verdachte verklaard dat zijn bedrijf destijds op hemelsbreed 200 meter afstand van de destijds geldende grens van het beperkingsgebied lag.
De economische politierechter is van oordeel dat verdachte in de hem toen bekende en onzekere situatie extra voorzichtig had dienen te zijn. Verdachte wist van de vervoersbeperkingen, hij kon dit ook nagaan, maar heeft dit vanwege de tijd die hem dat zou kosten achterwege gelaten. Ook de daaraan verbonden voorwaarde van het laten testen van de runderen heeft hij achterwege gelaten.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
verdachte op 13 december 2006, opzettelijk, in een gebied beschreven in bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, heeft gehandeld in strijd met artikel 4 en artikel 10 van genoemde Regeling, hierin bestaande dat verdachte een herkauwer, te weten een rund heeft vervoerd vanuit Kootwijkerbroek, zijnde gelegen in een gebied als
hiervoor bedoeld naar een bedrijf te of nabij Elspeet zijnde gelegen in een
gebied beschreven in bijlage II van genoemde regeling, zulks terwijl niet werd
voldaan aan het gestelde in artikel 10 aanhef en onder a sub iv. van genoemde
regeling;
2.
verdachte op 13 januari 2007, opzettelijk, in een gebied beschreven in bijlage I van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, heeft gehandeld in strijd met artikel 4 en artikel 10 van genoemde Regeling, hierin bestaande dat verdachte drie herkauwers, te weten drie runderen heeft vervoerd vanuit Doetinchem, zijnde gelegen in een gebied als
hiervoor bedoeld naar een bedrijf te of nabij Elspeet zijnde gelegen in een
gebied beschreven in bijlage II van genoemde regeling, zulks terwijl niet werd
voldaan aan het gestelde in artikel 10 aanhef en onder a sub iv. van genoemde
regeling.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan;
2. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte twee maal het
vervoersverbod met betrekking tot de blauwtongcrisis heeft overtreden. Gelet op het tijdsverloop en het huidige inzicht met betrekking tot de besmettelijkheid van blauwtong acht hij deze eis passender dan de aanvankelijk geëiste geldboete van € 6.000,--, waarvan € 3000,-- voorwaardelijk.
De raadsvrouw heeft gepleit tot het opleggen van een zeer geringe geldboete, gelet op een aan een andere verdachte opgelegde lage transactie, alsmede gelet op het tijdsverloop in deze zaak.
Het oordeel van de economische politierechter
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Eind juli, begin augustus 2006 is de blauwtongziekte in Nederland uitgebroken. Het was een type dat tot dan toe niet was voorgekomen in Nederland. In deze onzekere situatie zijn er richtlijnen opgesteld en maatregelen getroffen om verdere verspreiding te voorkomen. Nadien is gebleken dat er een onjuiste voorstelling was van de wijze waarop de ziekte zich gedroeg en hoe deze werd overgedragen. Achteraf bezien moet het stelsel van getroffen maatregelen als minder adequaat worden beoordeeld. Dat doet er echter niet aan af dat er met de kennis van dat moment regels zijn uitgevaardigd met het oogmerk om de verspreiding van de dierziekte te voorkomen of tegen te gaan. Van betrokkene, die als veehandelaar in de landbouwsector werkzaam is, mocht op dat moment dan ook verwacht worden dat hij zich zou houden aan de uitgevaardigde regels, waaronder het onderhavige vervoersverbod. Verdachtes bedrijf is bovendien gevestigd op korte afstand van het toenmalige grensgebied met betrekking tot de blauwtongcrisis. Hij had derhalve ook al daardoor extra oplettend moeten zijn.
De economische politierechter is van oordeel dat in een situatie als hier aan de orde is geweest, met name het aspect van het naleven van regels en normhandhaving in een voor iedereen onzekere situatie, het opleggen van een straf rechtvaardigt. Verdachte is als veehandelaar een spil in het vervoer van runderen. Hij had zich daarom extra bewust moeten zijn van de risico’s die het vervoer met zich kon brengen, zoals die risico’s op dat moment bekend waren. Verdachte had zich op de hoogte moeten stellen van de door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangegeven grenzen van gebieden waarbinnen vervoer van runderen al dan niet was toegestaan. Dat hij zich van die plicht bewust was heeft verdachte onvoldoende laten blijken door op twee verschillende momenten runderen te vervoeren als hem ten laste is gelegd.
Anderzijds houdt de economische politierechter rekening met het tijdsverloop in deze zaak.
De rechter-commissaris heeft naar aanleiding van een gehouden getuigenverhoor nadere informatie opgevraagd bij de officier van justitie. Ondanks de nodige rappelbrieven heeft het lang geduurd voordat de rechter-commissaris de informatie heeft ontvangen. Op een verzoek om de verstrekte informatie nog verder te onderbouwen heeft de officier van justitie tot het moment van de zitting niet meer gereageerd.
Gelet hierop zal de economische politierechter, hoewel hij de eis van de officier van justitie voor deze feiten op zich passend vindt, de op te leggen geldboete op een lager bedrag vaststellen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 30 van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren;
- 3, 4 en 10 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006.
De economische politierechter:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan;
2. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 400,-- (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later
anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd
van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2009.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 40402, gesloten en ondertekend op 23 februari 2007 en bij het (stam)proces-verbaal nummer 40794, gesloten en ondertekend op 2 april 2007.