RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460074-09 + 06/851278-07 (TUL)
Uitspraak d.d.: 15 juli 2009
tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1990],
wonende te [adres en plaats]
raadsvrouw: mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een
(hand/schouder)tas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer A], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hebbende verdachte,
- die [slachtoffer A] al fietsende van achteren benaderd, en/of
- (met kracht) (aan) de tas, die voornoemde [slachtoffer A] aan/om haar schouder had
hangen, gerukt en/of getrokken en/of vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2008 te Hengelo, gemeente Bronckhorst en/of in de gemeente Zutphen, in elk geval in
Nederland, een auto (merk Suzuki, type Swift) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die auto wist of redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 april 2009 in (de gemeente) Zutphen, toen een aldaar in
uniform geklede dienstdoende buitengewoon opsporingsambtenaar verdachte, als
verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e)
strafba(a)r(e) feit(en) (namelijk het niet tonen van een identiteitsbewijs
danwel om de identiteit vast te stellen), had aangehouden, althans vast had,
teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te
brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde ambtenaar,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft
verzet door:
- niet te blijven staan en weg te lopen van die ambtenaar en/of (vervolgens)
- nadat die ambtenaar een hand tegen zijn schouder heeft gehouden/gelegd, die
ambtenaar de woorden toe te voegen "Ik waarschuw je nog 1 keer, je moet met je
handen van mij afblijven" en/of (vervolgens)
- te zwaaien met zijn armen en/of (vervolgens)
- met een verheffende stem te schreeuwen tegen die ambtenaar;
art 180 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde.
B. Standpunt van verdachte
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. Het onder 3 ten laste gelegde heeft hij ter terechtzitting bekend.
C. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer A] heeft verklaard dat zij op 22 februari 2009 op de Warnsveldseweg te Zutphen liep en vervolgens de Jan Vermeerstraat in liep.2 Zij had een handtas bij zich en had deze over haar rechter schouder hangen. Ze hoorde dat er achter haar een fietser op de stoep reed. Ze keek om en zag dat een jongen op een zwarte omafiets haar van achteren naderde.3 Op het moment dat de jongen haar aan de rechterkant passeerde, voelde zij dat hij haar tas vastpakte. Zij voelde dat de jongen de tas stevig vast had. De jongen keek niet om en trok hard aan haar tas.4 De jongen viel op de grond, waardoor aangeefster eveneens ten val raakte.
Zij kan de dader als volgt omschrijven:
- ongeveer 16 jaar oud;
- stevige bouw, neigt naar dik;
- licht getint, mogelijk van Turkse afkomst;
- 1.65 – 1.70 meter lang;
- zwart haar;
- geen gezichtsbeharing of bril;
- bol gezicht, volle wangen.
De volgende dag heeft een spiegelconfrontatie plaatsgevonden, waarbij aangeefster de verdachte heeft herkend.
Ongeveer twee seconden na het zien van verdachte tijdens een spiegelconfrontatie begon aangeefster te huilen, waarop ze zei: “Dat is hem”.5 Aangeefster herkende hem, zoals zij heeft verklaard, “aan zijn haren c.q. haardracht, neus, mond en jas. Ik herken hem voor 100%.”
De zus van verdachte heeft op 24 februari 2009 verklaard dat zij in het bezit was van een zwarte fiets en dat haar broertje die fiets vorige week ongeveer vier dagen heeft gebruikt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 22 februari 2009 een meisje van haar tas wilde beroven.6 Daarbij maakte hij gebruik van een zwarte omafiets. In de stad zag hij een meisje fietsen en hij wilde haar tas hebben. Het meisje had haar tas over haar rechterschouder, langs haar lichaam hangen. Hij fietste aan de rechterkant langs haar en pakte haar tas. Op het moment dat hij de tas pakte, raakte hij uit balans en kwam hij ten val. Hij greep naar de tas zelf en niet naar de band van de tas om haar schouder.7 Voorts heeft verdachte bij de rechter-commissaris het onder 1 ten laste gelegde feit bekend.
De rechtbank overweegt, dat nu verdachte bij de politie zeer gedetailleerd heeft verklaard overeenkomstig de verklaring van aangeefster, aangeefster verdachte heeft herkend bij de fotoconfrontatie en verdachte bij de rechter-commissaris het feit bekend heeft, het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard dat hij de auto van zijn vrouw, een Suzuki Swift met kenteken [kenteken] op de parkeerplaats naast zijn woning aan [adres te plaats] had geparkeerd.8 Aangever is op 21 juli rond 0.00 uur naar bed gegaan en in de ochtend zag hij dat zijn sleutelbos met daaraan zijn autosleutel uit de woning, alsmede de voornoemde auto van de parkeerplaats, waren gestolen.9
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij in de nacht van 20 op 21 juli 2008 een Suzuki Swift in Hengelo heeft gestolen.10 Voorts heeft hij verklaard dat verdachte de autosleutels heeft gepakt en meerdere malen in de auto heeft gereden.11 Hij weet dat verdachte met hoge snelheid heeft gereden.12
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij en verdachte op 22 juli 2008 in de Suzuki Swift hebben gereden. [medeverdachte B] heeft niet gereden, maar was bijrijder. Ze hadden de auto meegenomen om een rondje te gaan rijden. Verdachte heeft toen heel hard gereden. Hij denkt dat verdachte wel 120 à 130 km/u heeft gereden. Ze hebben alleen maar binnen Zutphen rond gereden.13 Op het moment dat Ali en [medeverdachte B] in de auto reden wisten beiden dat het een gestolen auto betrof.14
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte A] en verdachte in de gestolen auto heeft gereden en dat verdachte met 120 km/u door Zutphen heeft gereden.15
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn verklaring bij de politie bevestigd, inhoudende dat hij het vermoeden had dat [medeverdachte A] de Suzuki Swift gestolen had.
De rechtbank komt tot het oordeel dat meerdere getuigen verklaren dat verdachte in de Suzuki Swift heeft gereden en dat verdachte -mede op grond van zijn verklaring ter zitting- op de hoogte was van het feit dat de auto gestolen was. Derhalve is sprake van opzetheling. De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
- de verklaring van [naam A];16
- de verklaring van [naam B];17
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2009.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 22 februari 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een
(hand/schouder)tas toebehorende aan [slachtoffer A], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen tegen die [slachtoffer A], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hebbende verdachte,
- die [slachtoffer A] al fietsende van achteren benaderd, en
- met kracht aan de tas, die voornoemde [slachtoffer A] aan/om haar schouder had hangen, getrokken en vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks 21 juli 2008 te Hengelo, gemeente Bronckhorst en/of in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, een auto (merk Suzuki, type Swift) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die auto wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op 20 april 2009 in (de gemeente) Zutphen, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende buitengewoon opsporingsambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feit (namelijk het niet tonen van een identiteitsbewijs danwel om de identiteit vast te stellen), had aangehouden,
teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde ambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door:
- niet te blijven staan en weg te lopen van die ambtenaar en
- nadat die ambtenaar een hand tegen zijn schouder heeft gehouden/gelegd, die ambtenaar de woorden toe te voegen "Ik waarschuw je nog 1 keer, je moet met je handen van mij afblijven" en (vervolgens)
- te zwaaien met zijn armen en (vervolgens)
- met een verheffende stem te schreeuwen tegen die ambtenaar.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: poging diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2: opzetheling;
Feit 3: wederspanningheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 154 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk geëist, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht conform het plan van aanpak. Voorts heeft zij een werkstraf voor de duur van 160 uur subsidiair 80 dagen hechtenis geëist.
2. De raadsvrouw heeft bepleit het advies van de reclassering te volgen en reclasseringstoezicht op te leggen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Eén van deze feiten heeft hij gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van de andere feiten.
5. Verdachte heeft zich met geweld verzet tegen een opsporingsambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam was. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging van een tasjesroof op de openbare weg van een willekeurige voorbijganger, waarbij het slachtoffer op de grond is gevallen. Mede gelet op de emoties die het slachtoffer toonde ten tijde van de confrontatie met verdachte, heeft deze poging tot tasjesroof veel indruk op haar gemaakt. Het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen en dat van het slachtoffer in het bijzonder is aangetast. Straatberovingen zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid oproepen en dit soort feiten dient dan ook krachtig te worden bestreden. Tevens heeft verdachte meermalen een personenauto voorhanden gehad, waarvan hij wist dat die auto een misdadige herkomst had. Door aldus te handelen heeft verdachte andere misdrijven ondersteund en deze daarmee begunstigd.
6. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten.
7. Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het voorlichtingsrapport van de reclassering (d.d. 22 mei 2009) en het adviesrapport van Tactus (d.d. 15 april 2009), waaruit blijkt dat, verdachte aan zijn problematieken op het gebied van (onder andere) opleiding, werk, drugsgebruik en houding moet werken om de kans op recidive te verkleinen. De reclassering adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, waardoor invulling kan worden gegeven aan het opgestelde plan van aanpak. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
8. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, met het parketnummer 06/460074-09, namelijk op 20 april 2009 te Zutphen, het niet voldoen aan de verplichting een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. De verklaring van de verbalisant is in het dossier aanwezig en verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij dat feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft toegezegd dat voor dit feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
9. Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van nader te melden duur met daarnaast een werkstraf passend en geboden is. Met inachtneming van het onder 7 genoemde, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf eveneens passende, teneinde gevolg te geven aan het reeds opgestelde plan van aanpak.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen en dat de voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet dient te worden naar een werkstraf.
De raadsvrouw heeft primair bepleit de proeftijd met één jaar te verlengen. Subsidiair heeft zij omzetting naar een werkstraf bepleit.
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, kan van de bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank te Zutphen van 27 maart 2008 (parketnummer 06/851278-07) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand de tenuitvoerlegging worden gelast. Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten, voor de duur van 60 uur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 27, 45, 57, 63, 180, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 1: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2: opzetheling;
Feit 3: wederspanningheid.
verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde;
- zich houdt aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering;
- meewerkt aan een onderzoek naar (de functie van) middelengebruik;
- meewerkt aan een onderzoek naar gedragsproblematiek;
- zich actief op stelt in het zoeken naar werk/dagbesteding;
- zijn afspraken nakomt met alle betrokken hulpverlenende instanties of afbelt indien dit om legitieme reden niet mogelijk is.
geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen.
gelast - in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Zutphen van 27 maart 2008 -:
een taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Roelvink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0631/09-201689, gedateerd 25 februari 2009. Wanneer hierna ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0631/09-201700 gedateerd 25 februari 2009. Wanneer hierna ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0631/09-203363, gedateerd 21 april 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 21).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 21 en 22).
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 21).
5 Proces-verbaal van confrontatie in persoon (pagina 31).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 41).
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 41)
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 23).
9 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 24).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 37 en 41).
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 37, 38 en 39).
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina 39).
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 46).
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 46).
15 Proces-verbaal van verhoor van [getuige] (pagina 36).
16 Proces-verbaal van verhoor van [naam A] (ongenummerd).
17 Proces-verbaal van verhoor van [naam B] (ongenummerd).