ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ2929

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460131-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Varenhorst
  • A. Hödl
  • F. Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Familieruzie leidt tot vrijspraak van ontvoering en mishandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 17 juli 2009, stonden de verdachten terecht voor ontvoering en mishandeling van een slachtoffer. De hoofdverdachte, [verdachte B], werd beschuldigd van het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van [slachtoffer] en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De feiten vonden plaats op 22 maart 2009 in Zutphen en omgeving, waar de verdachten [slachtoffer] onder dwang naar een auto zouden hebben begeleid en hem vervolgens mishandeld zouden hebben. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding voor de benadeelde partij.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verklaringen van de aangever en getuigen werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De rechtbank twijfelde aan de geloofwaardigheid van de verklaringen, vooral gezien de inconsistenties en de afwezigheid van verzet van het slachtoffer tijdens de vermeende ontvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd. Daarom werd [verdachte B] vrijgesproken van zowel de ontvoering als de mishandeling.

De rechtbank verklaarde ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen veroordeling was voor het schadeveroorzakende feit. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460131-09
Uitspraak d.d. 17 juli 2009
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1981],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman mr. Huisman (advocaat te Deventer).
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 03 juli 2009.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd (welke wijziging cursief is weergegeven) is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2009 te Zutphen en/of Eefde, gemeente Lochem
en/of Almen, gemeente Lochem, althans in het arrondissement Zutphen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden,immers heeft (hebben) hij, verdachte en/of een of meer van
zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] op dwingende toon gezegd dat hij moest meekomen en/of
- die [slachtoffer] op dwingende toon gezegd dat hij in een auto moest stappen en/of
- die [slachtoffer] tegen diens wil in een auto geduwd en/of
- die [slachtoffer] tegen diens wil meegenomen in een auto.
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2009 te Zutphen en/of Eefde, gemeente Lochem
en/of Almen, gemeente Lochem, althans in het arrondissement Zutphen
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
vinger en/of gebroken 2de middenhandsbeentje en/of een hersenschudding en/of een barst in het jukbeen/de bovenkaak en/of tand uit het gebit, heeft toegebracht,door deze opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd te
slaan en/of te stompen en/of
- de wijsvinger en/of 2de middenhandsbeentje te breken en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen
en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 maart 2009 te Zutphen en/of Eefde, gemeente Lochem
en/of Almen, gemeente Lochem, althans in het arrondissement Zutphen,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- de wijsvinger en/of 2de middenhandsbeentje van die [slachtoffer] heeft/hebben gebroken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 maart 2009 te Zutphen en/of Eefde, gemeente Lochem en/of
Almen, gemeente Lochem, althans in het arrondissement Zutphen,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer],
- zijn wijsvinger en/of 2de middenhandsbeentje heeft/hebben gebroken en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring op basis van:
- de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige A] dat:
o drie mannen naar de woning kwamen;
o dat verdachte [verdachte B] de deur naar de woonkamer dichthield;
o dat drie mannen [slachtoffer] onder dwang begeleiden naar de auto die verderop voor de woning van [getuige B] geparkeerd stond;
- de twijfelachtigheid aan de verklaringen van de gebroeders [medeverdachten C en A] en verdachte.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie het onder 2 primair tenlastegelegde feit bewezen op grond van:
- de medische verklaring(en) betreffende het letsel van [slachtoffer].
- de rol en de aanwezigheid bij de mishandeling van alle drie de verdachten;
- de verklaring van aangever [slachtoffer] dat verdachte [verdachte B] hem op de plaats van het delict uit de auto duwde en in de auto heeft gefouilleerd en mogelijk zijn mes heeft afgenomen;
- de verklaring van verdachte [verdachte B] dat hij wakker is geworden in een bos, dat hij daar heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte C] de hand van aangever [slachtoffer] vast had, de hand waar het mes in zat en dat hij op enig moment het mes van [medeverdachte C] heeft afgepakt en heeft weggegooid;
- het feit dat geen van de verdachten zich ten tijde van het plegen van het delict heeft gedistantieerd of heeft ingegrepen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht om:
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor de materiële schade tot een bedrag van € 3.417,16;
- niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij voor de immateriële schade ten bedrage van € 6.000,00, omdat deze niet eenvoudig van aard is.
- opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ten bedrage van € 3.417,16.
B. Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd. De verdediging heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verklaring van verdachte wordt bevestigd door medeverdachten [medeverdachte C] (pag. 174-176) en [medeverdachte A] (pag. 153-154) en de verklaring van getuige [getuige C] (pag. 130) betreffende de dronkenschap van verdachte. Volgens de raadsman is het een feit van algemene bekendheid dat dronken personen in een diepe slaap kunnen vallen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat hij direct na de voorgeleiding van verdachte een onderzoek heeft gevraagd naar de plaats delict met als doel het mes boven water te krijgen. Op basis van deze gegevens is de verklaring van verdachte zeker aannemelijk te achten, aldus de raadsman. Verder stelt de raadsman dat het bewijs tegen verdachte alleen gebaseerd kan worden op de wisselende of in elk geval niet nauwkeurige verklaringen van aangever en diens vriendin (pag. 55A, 56, 57, 73,114, 120). Ook worden door de raadsman vraagtekens geplaatst bij de kwestie of de vriendin van [slachtoffer] het instappen in de auto wel gezien kan hebben, waarbij hij verwijst naar de door hem overgelegde foto’s van de omgeving van de woning van [slachtoffer].
Tenslotte wil de raadsman niet ongenoemd laten dat;
- [getuige B] bij de rechter-commissaris belangrijke onderdelen uit de verklaring van [getuige A] weerspreekt;
- De vriendin van [slachtoffer], [getuige A], niet 112 belt of anderszins alarm heeft geslagen toen [slachtoffer] “ontvoerd” werd;
- [getuige A] bij het opnemen van de aangifte aanwezig is geweest en zij zo precies wist wat [slachtoffer] verklaard heeft en aldus zijn verklaring heeft kunnen bevestigen.
De raadsman concludeert aldus dat hij op geen enkele wijze geloofwaardig en overtuigend bevestigd ziet dat verdachte bewust heeft samengewerkt om [slachtoffer] van zijn vrijheid te beroven en te mishandelen in welke variant dan ook en vraagt om die reden vrijspraak van het tenlastegelegde.
Subsidiair stelt de raadsman dat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen, indien een beroep op noodweer bij een van de medeverdachten mocht slagen en meer subsidiair - mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen - dat slechts een vrijheidsstraf dient te worden opgelegd voor de duur van het voorarrest.
C. Beoordeling door de rechtbank: vrijspraak
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 uit de aangifte en de overige zich in het dossier bevindende verklaringen, niet de overtuiging gekregen dat [slachtoffer] tegen zijn wil van zijn vrijheid is beroofd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [slachtoffer] onder dwang is meegenomen. De rechtbank vraagt zich in dat verband af of de vriendin van [slachtoffer], [getuige A], vanuit de woning die waarneming heeft kunnen doen, zoals zij bij de politie en de rechter-commissaris heeft verklaard. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat er weliswaar voor verdachte belastende verklaringen zijn van aangever en zijn vriendin, maar de door verdachte genoemde bedenkingen, zoals de vragen waarom aangever geen verzet heeft gepleegd bij de voordeur van zijn woning, waarom geenszins verzet heeft plaatsgevonden bij/in de auto, alsmede waarom door de vriendin niet met 112 is gebeld of anderszins om hulp is verzocht, leiden tot de conclusie dat de door aangever gestelde wederrechtelijke vrijheidsberoving ofwel de dwang, onvoldoende aannemelijk is geworden.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Mede gelet op de overwegingen met betrekking tot feit 1, is onvoldoende aannemelijk geworden, dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachten C en A], voorafgaande aan de confrontatie in het bos gekomen zijn tot een gezamenlijk voornemen tot het plegen van geweld jegens aangever, laat staan dat aannemelijk is geworden, dat verdachten gezamenlijk daadwerkelijk geweld hebben gepleegd.
Aldus acht de rechtbank medeplegen van (zware) mishandeling of poging daartoe niet bewezen en zal zij verdachte vrijspreken van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op vorenstaande overwegingen is naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair, subsidiair en meer subsidiar tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Ter terechtzitting heeft zich als vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Zutphen, in het strafproces gevoegd mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, met een schriftelijke vordering tot schadevergoeding van € 9.417,16.
Nu, gelet op het bovenoverwogene, niet wordt voldaan aan het ontvankelijkheidvereiste van een veroordeling voor het schadeveroorzakende feit, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mr. Varenhorst, voorzitter, mr. Hödl en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mw. De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2009.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/09-203094, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District IJsselstreek/Zutphen, gesloten en ondertekend op 5 mei 2009, dossierpag. 6-28.