ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ5332

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580536-08 (ontn. vord.)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Roessingh-Bakels
  • A. Prisse
  • F. Feraaune
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing conform tussen OM en veroordeelde getroffen schikking

Op 14 augustus 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor de handel in cocaïne. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die strekte tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De vordering was aanvankelijk geschat op € 836.814, maar werd gematigd tot € 15.762,52, gebaseerd op een overeenkomst tussen het openbaar ministerie en de veroordeelde. De rechtbank heeft de stukken van het dossier bekeken, waaronder proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting en aanvullende proces-verbalen van de politie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde met zijn handelen wederrechtelijk voordeel heeft behaald. Dit voordeel werd geschat op € 29.725, uitgaande van de periode van 1 juli 2007 tot en met 13 januari 2009. De rechtbank heeft de hoogte van het te ontnemen bedrag gematigd, rekening houdend met de overeenstemming die was bereikt tussen de partijen. De beslissing om het bedrag te matigen was in lijn met de gemaakte afspraken en de bewijsstukken die in het dossier waren opgenomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om een bedrag van € 15.762,52 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580536-08 (ontn. vord.)
Uitspraak d.d. 14 augustus 2009
tegenspraak / oip - aangezegd
VONNIS
De rechtbank heeft te beslissen op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van
Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel in de strafzaak tegen
[eiser]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats], [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “De Berg”, Arnhem Noord.
Raadsman mr. Vestiens, advocaat te Doetinchem.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 28 april en 31 juli 2009. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 12 mei 2009 is betrokkene veroordeeld terzake van onder meer - kort gezegd - de handel in cocaïne (artikel 2 van de Opiumwet).
De rechtbank heeft de stukken van het onderhavige dossier bezien, waaronder een proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van 28 april 2009, een proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [voetnoot 1] en een aanvullend proces-verbaal ontnemingen [voetnoot 2] .
Motivering
1. De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn aanvankelijke (op € 836.814,-- geschatte) vordering gematigd tot een bedrag van € 15.762,52. De officier van justitie zich daarbij gebaseerd op de tussen partijen bereikte overeenstemming, waarbij de ontneming is ‘geschikt’ op voormeld bedrag [voetnoot 3] .
2. Door de raadsman is schriftelijk te kennen gegeven [voetnoot 4] dat met het openbaar ministerie overeenstemming is bereikt over het te ontnemen bedrag en dat in dat kader afstand [voetnoot 5] is gedaan van de onder veroordeelde in conservatoir beslag genomen gelden.
3. De rechtbank hanteert als uitgangspunt voor de schatting van de hoogte van het voordeel het voormelde aanvullende proces-verbaal ontnemingen, voor zover gebaseerd op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [eiser] dat hij ongeveer 50 gram per week omzette en per gram € 15,-- verdiende.
4. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde met het dealen voordeel heeft behaald. De rechtbank stelt op basis van het ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van voormeld strafdossier en vonnis en de daaraan ontleende wettige bewijsmiddelen vast, dat betrokkene met de door hem gepleegde feiten wederrechte¬lijk voordeel heeft verkregen. Zij schat dat voordeel op een bedrag van € 29.725,--, uitgaande van de bewezenverklaarde periode van 1 juli 2007 tot en met 13 januari 2009. Dit wijkt af van het in het proces-verbaal ontnemingen genoemde bedrag, aangezien in die berekening is uitgegaan van de periode van 1 april 2007 tot 13 januari 2009.
5. Gelet op de tussen het openbaar ministerie en de veroordeelde bereikte overeenstemming, zal de rechtbank het aan de Staat te betalen bedrag matigen tot na te melden bedrag.
Beslissing
De rechtbank legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te betalen een bedrag van € 15.762,52 (vijftienduizend zevenhonderd tweeënzestig euro en tweeënvijftig eurocent).
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Prisse en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2009.
1. Proces-verbaal berekening wederrechtelijke verkregen voordeel nr. 0903100900.ONT gedateerd 31 maart 2009, opgemaakt door de inspecteur van politie [naam]
2. Aanvullend proces-verbaal ontnemingen nr. 0905050945.BEV gedateerd 6 mei 2009, opgemaakt door voornoemde verbalisant
3. Brief mr. A. van Veen gedateerd 14 juli 2009
4. Brief mr. Vestiens gedateerd 15 juli 2009
5. Afstandsverklaring conservatoir beslag gedateerd 25 juni 2009