ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ5388
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C.M. Boon
- Rechtspraak.nl
Opeisbaarheid van uitkeringspolis bij overlijden en de rol van de executeur testamentair
In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit drie personen, betaling van een bedrag van € 19.029,17 van de gedaagde, die als executeur testamentair was aangesteld. De eisers stelden dat de gedaagde hen ten onrechte niet had uitgekeerd uit de nalatenschap van de overleden erflater, die bij testament een legaat aan hen had toegekend. De erflater was op 22 september 2002 overleden en had in zijn testament bepaald dat, in het geval hij ongehuwd zou overlijden zonder nakomelingen, zijn contanten en andere bezittingen aan de eisers zouden worden gelegateerd. De gedaagde had echter de uitkeringsgelden van twee beleggingspolissen aan de moeder van de erflater uitgekeerd, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze uitkering.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde als executeur testamentair tekort was geschoten in zijn zorgplicht jegens de eisers. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde op de hoogte was van het meningsverschil over de uitkeringen en dat hij had moeten begrijpen dat de uitkering aan de moeder waarschijnlijk zou leiden tot verlies van de gelden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde de uitkeringsgelden ten onrechte niet aan de eisers had uitgekeerd, en dat hij aansprakelijk was voor de schade die de eisers als gevolg daarvan hadden geleden.
De rechtbank oordeelde dat de eisers recht hadden op de uitkeringsgelden, omdat deze bij testament aan hen waren gelegateerd. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde de gedaagde ook aansprakelijk voor de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van een executeur testamentair en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de belangen van legatarissen.