4.2. [gedaagden] voert de navolgende verweren aan.
De facturen waarvan de curator terugbetaling vordert, heeft [gedaagde sub 2] niet betaald gekregen, omdat zij het van de G-rekening van [naam B.V.] op haar G-rekening overgemaakte bedrag van € 74.910,00 aan de fiscus heeft terugbetaald/moet terugbetalen. Alle gelden die onder het pandrecht van de fiscus vallen, zijn/worden aan de fiscus voldaan. Thans is van dit bedrag € 47.805,00 aan de fiscus betaald en [gedaagde sub 2] wacht op een specificatie van het restant van de vordering van de fiscus. Indien deze specificatie beschikbaar is, zal [gedaagde sub 2] het restant van het bedrag aan de fiscus betalen. [gedaagde sub 2] heeft haar facturen dus niet betaald gekregen. Wat [gedaagde sub 2] niet heeft ontvangen, kan zij ook niet onrechtmatig verkregen hebben.
De nog meer subsidiaire vordering van de curator ad € 55.455,81, zijnde het verschil tussen het totale bedrag dat van de G-rekening van [naam B.V.] op de G-rekening van [gedaagde sub 2] is betaald ad € 128.366,29 en € 74.910,48, moet worden afgewezen, omdat de bepalingen van de G-rekening strekken tot bescherming van de fiscus en niet ter bescherming van de gezamenlijke crediteuren van [naam B.V.], zodat geen sprake is van wanprestatie of een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke crediteuren van [naam B.V.]. Er wordt niet voldaan aan het relativiteitsvereiste. Voor zover er geen gelden zijn onttrokken aan het pandrecht van de fiscus, hetgeen geldt voor het bedrag van € 55.455,81, bestaat er geen terugbetalingsverplichting aan [naam B.V.] omdat het ontvangen en behouden van dit bedrag niet onrechtmatig is jegens de gezamenlijke crediteuren.
[gedaagde sub 2] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de schade die de gezamenlijke crediteuren hebben geleden € 55.455,81 bedraagt.
De stellingen van de curator omtrent de positie en zeggenschap van [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [naam B] in relatie tot [naam B.V.] zijn onjuist. [gedaagde sub 1] heeft 50% van de aandelen in [naam B.V.] overgenomen als investering. [naam A] heeft als bestuurder van [naam B.V.] altijd de (bestuurs)besluiten genomen en heeft namens [naam B.V.] gehandeld. Dat [gedaagde sub 2] in opdracht en onder leiding van [naam B.V.] de administratie van [naam B.V.] en de verloning van de door [naam B.V.] gedetacheerde werknemers verzorgde, maakt dit niet anders.
[naam A] was degene die de bankpas in zijn bezit had en met pas en code gelden kon (doen) overmaken. Het was ook het idee van [naam A] en niet van [naam B] om de facturen van de
G-rekening te betalen. Noch [gedaagde sub 1], noch [gedaagde sub 2] noch [naam B] beschikte over de bankpas en de daarbij behorende code.
[naam A] heeft met fiscus, bedrijfsvereniging en Stichting Bedrijfspensioenfonds (telefonische) contacten onderhouden, niet [naam B] en [naam C]. Het door de curator gestelde overleg tussen [naam A], [naam B] en [naam C], mede naar aanleiding van de faillissementsaanvraag, heeft niet plaatsgevonden. Van samenspanning is geen sprake. [naam A] heeft de accountant opdracht gegeven om de vorderingen van de Stichting Bedrijfspensioenfonds te verifiëren. Alleen [naam C], medewerkster van [gedaagde sub 1], was op de hoogte van de faillissementsaanvraag, maar haar kennis kan niet worden toegerekend aan [gedaagde sub 2]. De betalingen door [naam B.V.] aan [gedaagde sub 2] zijn niet door [gedaagde sub 1] bewerkstelligd of gearrangeerd. [gedaagde sub 2] was niet op de hoogte van de faillissementsaanvraag ten tijde van de betalingen, [gedaagde sub 1] evenmin omdat [naam B] en [naam C] in die periode in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld en [naam B] in het buitenland was voor [gedaagde sub 1].
De facturen zijn niet vals of gefingeerd. [naam A] heeft de betalingen zonder enig protest en zonder enig voorbehoud verricht. Een vergelijking met de door Itra verstuurde facturen gaat niet op, omdat [naam B.V.] nog twee man personeel in dienst had voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en een bedrijfslocatie hiervoor huurde, zodat de totale kosten niet lager uitvallen.