ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ7571
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter bij inzagerecht van legitimaris in nalatenschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is op 9 september 2009 een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de kantonrechter. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Mulder, heeft een vordering ingediend, terwijl de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Meijer, in het incident een verzoek deed om de zaak te verwijzen naar de sector kanton. De rechtbank heeft de procedure op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de wetgever in artikel 78 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek niet expliciet de kantonrechter als bevoegde rechter heeft aangewezen voor het inzagerecht van een legitimaris, deze bevoegdheid wel degelijk kan worden afgeleid uit het wettelijk systeem. De kantonrechter is immers bevoegd bij verzoeken om een boedelbeschrijving en deugdelijkheid van de boedelbeschrijving, zoals vastgelegd in de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit leidt tot de conclusie dat de wetgever ook de aanspraak van een legitimaris op inzage en afschrift van bescheiden tot de bevoegdheid van de kantonrechter heeft willen rekenen.
De rechtbank wijst de vordering van de gedaagde toe en verwijst de zaak naar de rolzitting van de sector kanton, locatie Apeldoorn, op 14 oktober 2009. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die tot op heden zijn begroot op € 384,00. De rechtbank maakt duidelijk dat partijen niet hoeven te verschijnen op de rolzitting, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen over de voortgang van de procedure. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. Vergunst.