RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850191-09
Uitspraak d.d.: 16 oktober 2009
Tegenspraak (art. 279 Sv) / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Joegoslavië) op [1965],
wonende te [adres, plaats].
Raadsman: mr. C.A. Spekschoor
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2009, in de gemeente Ermelo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel (gelegen
aan [adres 1] aldaar) heeft weggenomen 29 pakjes scheermesjes
(merk Gilette) en/of een hoeveelheid make-up (merken L'Oreal en Max Factor),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [winkel A], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(incident 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 februari 2009, in de gemeente Doetinchem, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel
(gelegen aan de [adres 2] aldaar) heeft weggenomen 2 flesjes parfum
(Burberry Londen men), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [winkel B], althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
(incident 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 28 juni 2008, in de gemeente Boxmeer, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel (gelegen
aan de [adres 3] aldaar) heeft weggenomen een hoeveeelheid cosmetica
(twee series foundation van het merk L'Oreal), in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [winkel C], althans aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(incident 4)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 29 november 2008, in de gemeente Uden, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen eeen aantal pakken (Gilette)
scheermesjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[winkel D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
(incident 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 februari 2009, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal (15)
pakken (Gilette) scheermesjes, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [winkel E], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(incident 8)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten acht hij niet bewezen. Hij heeft in dit verband ten aanzien van feit 3 opgemerkt dat in de aangifte geen specifieke omstandigheden zijn genoemd en dat de diefstal niet blijkt uit de camerabeelden. Met betrekking tot de feiten 4 en 5 is hij van mening dat de link met de diefstal onvoldoende uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de feiten 2, 3, 4 en 5 heeft hij vrijspraak bepleit. Wat betreft de feiten 3, 4 en 5 heeft hij te kennen gegeven het standpunt van de officier van justitie te delen. Over feit 2 heeft hij aangevoerd dat niet blijkt van enige planmatige of nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte B].
Overwegingen van de rechtbank1
Aangeefster [naam A] heeft verklaard2 dat zij als filiaalleidster werkzaam is bij [winkel A] aan [adres 1] te [plaats]. Op 28 februari 2009 zag zij dat er grote hoeveelheden scheermesjes en cosmetische artikelen waren verdwenen. Op de beelden van de beveiligingscamera's zag zij dat sprake was van diefstal en dat twee mannen en een vrouw scheermesjes van het merk Gilette en cosmetische producten van het merk L'Oreal wegnamen.
Uit de goederenbijlage bij de aangifte komt naar voren dat het gaat om 29 pakjes scheermesjes van het merk Gilette en 32 cosmetische artikelen van de merken L'Oreal en Max factor3.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard4 dat hij op 28 februari 2009 bij het [winkel A in plaats] is geweest. Hij was daar met medeverdachte [medeverdachte B] en een derde man. Volgens [medeverdachte C] heeft [medeverdachte B] de diefstal gepleegd.
Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard5 dat hij op 28 februari 2009 in [winkel A te plaats] is geweest.
De verklaring van verdachte vindt steun in de beelden van de beveiligingscamera. [Verbalisant A] heeft de beelden bekeken en gerelateerd6 dat op de afbeeldingen is te zien dat verdachte de winkel inkomt, een winkelmandje pakt en richting de schappen met de scheermesjes loopt. Enkele minuten later komt hij in beeld bij de schappen met cosmetische producten. Zichtbaar is dat de winkelmand is gevuld met artikelen en dat daar grotere artikelen bovenop liggen. Verdachte pakt vier keer artikelen uit de schappen met cosmetica en legt die in de mand. Elke keer stapt hij een paar passen van het schap weg en kijkt hij om zich heen. Vervolgens loopt verdachte naar het gangpad waar medeverdachte [medeverdachte B] staat. Hij zet de winkelmand op de grond voor [medeverdachte B] en loopt enkele meters door. Verdachte en [medeverdachte C] kijken voortdurend om zich heen en houden de controle over het looppad tussen de schappen. [medeverdachte B] gaat dan door zijn knieën. Zichtbaar is dat [medeverdachte B] met zijn armen bewegingen maakt vanaf de winkelmand naar de bodywarmer die hij draagt. Verdachte zorgt ervoor dat een klant die aan de overzijde van het gangpad loopt geen zicht krijgt op de handelingen van [medeverdachte B], door met de klant mee te lopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, mede gelet op zijn verklaring en de videobeelden, betrokken is geweest bij de diefstal.
Aangeefster [naam B] heeft verklaard7 dat zij werkzaam is als manager bij [winkel B] aan de [adres 2] te [plaats]. Op 21 februari 2009 zag een man met een lange zwarte jas in de winkel die zij herkende als veelpleger uit Deventer. Vervolgens zag ze ineens dat er een man achter in de winkel bij de geuren opstond. Ze heeft de man aangesproken en zag dat beide mannen onafhankelijk van elkaar de winkel verlieten. Op camerabeelden zag ze dat de man met de bodywarmer snel nog twee flesjes Burberry Londen Men weg nam en in de binnenzak van zijn bodywarmer stopte.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft de diefstal bekend. Hij heeft verklaard8 dat hij zichzelf herkent op een foto die is gemaakt op 21 februari 2009 bij de [winkel B] in [plaats]. Het klopt dat hij daar is geweest. Hij heeft drie flesjes parfum gestolen van het merk Burberry.
Dat [medeverdachte B] de diefstal niet alleen heeft gepleegd blijkt uit de verklaring van verdachte en uit de videoafbeeldingen van de beveiligingscamera's. Verdachte heeft verklaard9 dat hij in [plaats] is geweest met de man met de bodywarmer.
Verdachte heeft verklaard dat hij een paar keer met de mannen die bij de diefstal in Ermelo aanwezig waren mee is geweest. Ze zeiden dat hij wat dingen moest pakken, deze moest neerzetten en dat hij dan moest weglopen. De man met de bodywarmer kon de spullen vervolgens stelen door deze in zijn bodywarmer te stoppen, aldus verdachte10.
[Verbalisant B] heeft de beelden van de beveiligingscamera's bekeken en gerelateerd11 dat daarop te zien is dat een man met een groene bodywarmer de winkel inkomt. In de winkel is ook een man gekleed in een donkere lange jas. Beide mannen lopen naar de parfumafdeling. De man met de lange jas draait zich om en loopt naar een andere afdeling. De man met de bodywarmer kijkt om zich heen, gaat dichter bij het schap staan, kijkt opnieuw om zich heen en zakt dan door zijn knieën. Gehurkt pakt hij enkele goederen van het schap en stopt deze weg in zijn kleding. Als een personeelslid een deur opent in zijn buurt, staat de man op. De man met de lange jas loopt met een winkelmandje rond te kijken in de winkel. Hij zet het mandje terug en loopt met de man met de bodywarmer de winkel uit.
[Verbalisant A] heeft de man met de groene bodywarmer herkend als zijnde medeverdachte [medeverdachte B] en de man met de zwarte lange jas als zijnde verdachte12.
De rechtbank acht het feit gelet op de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] in onderlinge samenhang met de overige genoemde bewijsmiddelen bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte B]. Verdachte was bekend met de werkwijze van [medeverdachte B]. Hij wist derhalve dat [medeverdachte B] spullen wegnam door deze in zijn bodywarmer te stoppen. Op de videobeelden is te zien dat [medeverdachte B] op 21 februari 2009 de groene bodywarmer droeg. Verdachte wist met welke bedoeling [medeverdachte B] de winkel binnen ging. Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte en [medeverdachte B] samen op de parfumafdeling zijn geweest en vrijwel tegelijk de winkel hebben verlaten, acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig om betrokkenheid van verdachte bij de diefstal aan te nemen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat voor deze feiten onvoldoende bewijs aanwezig is. Verdachte zal om die reden van deze feiten worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 februari 2009, in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (gelegen aan [adres 1] aldaar) heeft weggenomen 29 pakjes scheermesjes (merk Gilette) en een hoeveelheid make-up (merken L'Oreal en Max Factor), toebehorende aan [winkel A];
hij op 21 februari 2009, in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (gelegen aan de [adres 2] aldaar) heeft weggenomen flesjes parfum (Burberry Londen men), toehorende aan [winkel B].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feiten 1 en 2 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een werkstraf gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte meer passend is dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van meerdere diefstallen, waarbij verdachte en zijn mededader(s) in georganiseerd verband hebben toegeslagen. Doelgericht bezochten zij drogisterijen, waarbij de buit bestond uit scheermesjes en/of cosmetische artikelen. De buit werd blijkens het proces-verbaal op markten verkocht. De handelwijze van verdachte en zijn mededaders hebben gezorgd voor overlast voor de benadeelde winkels. Verdachte en zijn mededaders waren enkel uit op financieel gewin.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat eerdere veroordelingen ter zake diefstal verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw soortgelijke delicten te plegen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend.
De rechtbank brengt bij het opleggen van na te melden maatregel op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in rekening de veroordeling op 3 juli 2009 van het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [Naam] Retail B.V. heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.824,99 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 557,89, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering dient tot genoemd bedrag te worden toegewezen. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de door de benadeelde partij overgelegde inkoopbedragen.
De benadeelde partij zal wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op bewezen verklaarde feiten en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feiten 1 en 2 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Naam] Retail B.V., [adres, plaats] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 557,89, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [Naam] Retail B.V., een bedrag te betalen van € 557,89, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 11 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Hödl en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0611/09-205092, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, Team Ermelo-Putten, gesloten en getekend op 13 augustus 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [naam A], p.170
3 Goederenbijlage bij het proces-verbaal van aangifte, p.61/62
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], p.219/220
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.225
6 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p.185-189
7 Proces-verbaal van aangifte door [naam B], p.261
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.152
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.244
10 Proces-verbaal; van verhoor van verdachte [verdachte], p.233
11 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p.280/281
12 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p.279