ECLI:NL:RBZUT:2009:BK0877

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1447 WRO
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek om handhavend optreden tegen illegale bouwactiviteiten in Lievelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Lievelde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen illegale bouwactiviteiten op zijn perceel, welke in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. Dit verzoek was eerder op 13 juni 2006 door verweerder afgewezen, en ook een later bezwaar tegen een besluit van 25 juni 2008 werd ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit laatste besluit.

Tijdens de zitting op 1 oktober 2009 heeft eiser, bijgestaan door een derde, zijn standpunt toegelicht. Verweerder werd vertegenwoordigd door M.H.J. Reintjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een hernieuwde toetsing van het besluit rechtvaardigen. Eiser kon ter zitting niet aantonen dat er sprake was van nieuwe informatie die niet eerder kon worden aangevoerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere besluiten van 23 december 2005 en 13 juni 2006 van gelijke strekking zijn en dat het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet leidt tot een nieuwe toetsing door de bestuursrechter.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda en openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 08/1447 WRO
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Lievelde,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre
verweerder.
[derde partij A]
te Lievelde,
derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2006 heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen – kort gezegd – door eiser gestelde illegale bouwactiviteiten op en met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het perceel [adres] te Lievelde, afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 oktober 2009, waar eiser is verschenen, bijgestaan door [naam A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.J. Reintjes. De derde-partij is in persoon verschenen.
2. Overwegingen
Blijkens de gedingstukken heeft eiser bij brief van 15 november 2005 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen illegale bouwactiviteiten in een ligboxstal en tegen het gebruik van die stal ten behoeve van recreatie op het perceel [adres] te Lievelde. Bij besluit van 23 december 2005 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit in rechte is vast komen te staan.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser bij brief van 28 maart 2006 (opnieuw) heeft verzocht om handhavend op te treden tegen illegale bouwactiviteiten in die ligboxstal en het gebruik daarvan in strijd met het bestemmingsplan, welk verzoek verweerder bij zijn besluit van 13 juni 2006 (opnieuw) heeft afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de besluiten van 23 december 2005 en van 13 juni 2006 besluiten van gelijke strekking zijn. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat die besluiten zien op verzoeken om handhavend op te treden tegen dezelfde illegale activiteiten op hetzelfde perceel.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer haar uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
Van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Ook eiser heeft desgevraagd ter zitting niet kunnen aangeven dat daarvan sprake is. Gelet hierop is voor een rechterlijke toetsing van het bestreden besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen, geen plaats.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.