ECLI:NL:RBZUT:2009:BK0878

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2087 WRO
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag bouwvergunning voor hobbyruimte in Lievelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een lichte bouwvergunning voor het bouwen van een hobbyruimte op een perceel te Lievelde. De aanvraag werd door de eiser, die eerder een vergelijkbare aanvraag had ingediend, afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre. De rechtbank oordeelde dat de bouwplannen in essentie gelijk waren aan de eerdere aanvraag, waardoor sprake was van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen gewijzigde feiten of omstandigheden waren die een nieuwe beoordeling rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de bouwtekeningen en situatietekeningen van de eerdere en huidige aanvraag vergeleken en vastgesteld dat deze in wezen identiek waren. De eiser had aangevoerd dat de huidige aanvraag door een andere persoon was ingediend en dat het bouwplan enigszins anders was omschreven, maar dit leidde niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om haar standpunt te onderbouwen.

Daarnaast werd door de eiser betoogd dat er na de eerdere afwijzing wijzigingen in het bestemmingsplan hadden plaatsgevonden. De rechtbank erkende dat het bestemmingsplan was gewijzigd, maar oordeelde dat deze wijziging niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag, aangezien het bouwplan in strijd was met zowel het oude als het nieuwe bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een rechterlijke toetsing van het bestreden besluit, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. J.H. van Breda en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 08/2087 WRO
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Lievelde,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre
verweerder.
[derde partij B] en [derde partij A]
te Lievelde,
derde-partijen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2008 heeft verweerder een aanvraag van eiser om hem een lichte bouwvergunning voor het bouwen van een hobbyruimte op het perceel [adres] te Lievelde te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is, gevoegd met de zaak, reg.nr. 08/1414, behandeld ter zitting van 1 oktober 2009, waar namens eiser zijn verschenen [eiser in zaak BK0877 en BK0875] en [naam A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.J. Reintjes. De derde-partijen zijn in persoon verschenen.
Na de behandeling ter zitting zijn de gevoegde zaken gesplitst.
2. Overwegingen
Het betoog van eiser dat de gevraagde bouwvergunning van rechtswege is verleend, nu verweerder niet binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken op eisers aanvraag heeft beslist, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Alsdan leidt de omstandigheid dat verweerder niet binnen 6 weken heeft beslist op de aanvraag van eiser, gelet op de artikelen 46, eerste, derde en vierde lid, van de Woningwet, gelezen in hun onderlinge verband, niet tot vergunningverlening van rechtswege. Hetgeen eiser daartegen heeft aangevoerd, kan niet afdoen aan de wettelijke systematiek.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of sprake is van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Vast staat dat [eiser in zaak BK0877 en BK0875] op 22 augustus 2005 een aanvraag heeft ingediend om hem een bouwvergunning te verlenen voor een bouwwerk op hetzelfde perceel. Verweerder heeft bij besluit van 14 september 2005 geweigerd hem deze bouwvergunning te verlenen. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 2 juli 2008 ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep, reg.nr. 08/1414, is bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de bouwtekeningen en de situatietekeningen die onderdeel uitmaken van die aanvraag om bouwvergunning vergeleken met die van de onderhavige aanvraag. De rechtbank is op grond van die vergelijking tot het oordeel gekomen dat de aan die aanvragen ten grondslag liggende bouwplannen in essentie zodanig gelijk zijn dat van een herhaalde aanvraag om bouwvergunning moet worden gesproken.
Voor zover eiser daartegen heeft ingebracht dat de onderhavige aanvraag is ingediend door een ander persoon dan degene die de eerdere bouwaanvraag heeft ingediend en dat in de aanvragen het bouwplan (enigszins) anders wordt omschreven, leidt dat niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 oktober 2002, zaak nr. 200105634/1 (www.raadvanstate.nl). Dat alleen in het onderhavige bouwplan sprake is van een onderkelderde ruimte, als gesteld door eiser, kan niet worden afgeleid uit de bouwtekening, die geheel identiek is aan die, gevoegd bij de aanvraag van 22 augustus 2005. Verder is de rechtbank niet gebleken dat het bouwwerk in de ene aanvraag enigszins is gedraaid ten opzichte van de andere aanvraag. Dat blijkens de situatietekeningen beoogd is het bijgebouw op een afstand van 9 m. van de daarbij gelegen woning te realiseren, waar deze afstand eerder 10 m. bedroeg, is onvoldoende voor het oordeel dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer haar uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen
Eiser heeft betoogd dat na het nemen van het besluit van 14 september 2005 het bestemmingsplan is gewijzigd. Gelet op de gedingstukken is dit op zichzelf juist. Ten tijde van het nemen van het besluit van 14 september 2005 gold voor het onderhavige perceel het bestemmingsplan “Lievelde Herziening II”. Bij besluit van 14 december 2006 is het thans voor het onderhavige perceel vigerende bestemmingsplan “Lievelde bebouwde kom, algehele herziening 2005” vastgesteld, dat ten tijde van het nemen van het besluit van 2 juli 2008 onherroepelijk was.
Echter, naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een relevante wijziging van het recht, reeds omdat het bouwplan in strijd is met zowel het vroegere als het huidige bestemmingsplan.
Nu voorts niet is gebleken van gewijzigde feiten of veranderde omstandigheden, is voor een rechterlijke toetsing van het bestreden besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen, geen plaats.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.