RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460263-09
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2009
Tegenspraak / dip, oip
[verdachte A] te [plaats, 1985],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Utrecht - PIV HvB Nieuwersluis.
Raadsman: mr. C.A. Boeve te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 6 en 16 oktober 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2009 in Varsseveld, althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 1]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) en/of sieraden, in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben
gericht op die [slachtoffer A] en/of
- die [slachtoffer A] geblinddoekt heeft/hebben en/of (vervolgens) haar mond hebben afgeplakt met tape/plakband en/of
- de handen van die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgebonden op haar rug en/of
- die [slachtoffer A] meermalen heeft/hebben bedreigd met dat/een vuurwapen, althans dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer A] (gedeeltelijk) heeft/hebben uitgekleed en/of (vervolgens) die [slachtoffer A] in haar kruis heeft/hebben betast en/of
- het shirt van die [slachtoffer A] hebben open geknipt/gemaakt en/of (vervolgens) een (insuline)spuit in haar borst/lichaam heeft/hebben gedrukt/gezet en/of
- (ondertussen) heeft/hebben gezegd dat zij/ze zouden stoppen als [slachtoffer A] de pincode zou geven en/of
- een zogenaamde tie-rip, althans een bandje om de nek van die [slachtoffer A] heeft/hebben gebonden/gedaan en/of die tie-rip, althans dat bandje steeds strakker heeft/hebben aangetrokken (zodanig dat die [slachtoffer A] ademnood kreeg, althans benauwd werd) en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben opgesloten in het toilet (zaak 1);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een mobiele telefoon en/of een bankpasje en/of sieraden, in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer B] geduwd heeft/hebben en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer B] heeft/hebben geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] in de badkamer heeft/hebben gezet/geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd en/of
- een/dat vuurwapen, althans een/dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden en de woorden hebben toegevoegd: "vertel op anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (zaak 2);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 in Doetinchem en/of in Varsseveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (dames)fiets (merk Gazelle, type Medeo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (zaak 4);
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 3 mei 2009 te Varsseveld, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit garage heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle, type Medeo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (zaak 4);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
zij in of omstreeks de periode van 15 juni 2009 t/m 16 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem (terwijl zij in een bedrijfspand ([Naam B]) schoonmaakwerkzaamheden verrichtte) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Htc Touche Cruise N1, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte (zaak 7);
art 310 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 17 juni 2009 in Varsseveld, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, (terwijl zij in een bedrijfspand [Naam A] Nederland BV) schoonmaakwerkzaamheden verrichtte) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple I-Phone 3g 8gb, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte (zaak 6)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
1. In de nacht van 6 op 7 juni 2009 is de 57-jarige [slachtoffer A] in haar woning aan de [adres 1] te [plaats] overvallen door twee personen. Tijdens de overval is voornoemde [slachtoffer A] bedreigd met een wapen en een insulinespuit. Voorts is zij geblinddoekt, is haar mond afgeplakt, zijn haar handen op haar rug vastgebonden en is de insulinespuit in haar lichaam gedrukt. Bij de overval zijn geld, een pinpas met bijbehorende pincode en sieraden weggenomen.2
In de nacht van donderdag 10 op 11 juni 2009 is de 71-jarige [slachtoffer B] in haar woning aan de [adres 2] te [plaats] overvallen door drie personen. Tijdens de overval heeft één van de daders een hand over haar mond geplaatst en haar de gang ingeduwd. Voorts is zij met een wapen bedreigd. Bij de overval zijn sieraden, geld, een bankpasje en een mobiele telefoon buit gemaakt.3
Tijdens het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij voormelde overvallen, worden in de kelderbox bij haar woning te [plaats] een damesfiets van het merk Gazelle, type Medeo en twee mobiele telefoons (Htc Cruise N1 en Apple I-Phone 3g 8gb) aangetroffen.4
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
3. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een tweetal feitelijke verwijten, te weten het betasten van het slachtoffer in het kruis en het plaatsen van een tie-rip om haar hals. Voor het overige refereert de verdediging zich ten aanzien van een bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 2, 4 en 5 heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte erkend heeft deze feiten te hebben gepleegd.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde bepleit. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd - dat verdachte de fiets (waarvan het slot niet kapot was) via Marktplaats voor een bedrag van 200-300 euro heeft gekocht van een nette Turkse man die vertelde dat hij in een echtscheiding lag. Gelet op deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze fiets van diefstal afkomstig was. Voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal bestaat evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs.
D. Beoordeling door de rechtbank
4. Verdachte heeft erkend de feiten 1, 2, 4 en 5 te hebben gepleegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte die feiten heeft begaan, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- de aangifte van [slachtoffer A]5;
- de bekennende verklaring medeverdachte [medeverdachte C]6; en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie7.
In aanvulling op voornoemde bewijsmiddelen overweegt de rechtbank nog dat - anders dan de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven - zij geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig acht dat verdachte en/of haar medeverdachte [medeverdachte C] het slachtoffer in het kruis heeft/hebben betast en een tie-rip om de hals van het slachtoffer heeft/hebben gedaan en aangetrokken. Ten aanzien van deze feitelijke verwijten is er enkel de verklaring van aangeefster. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte C] ontkennen deze handelingen te hebben gepleegd. Verdachte zal dan ook van die onderdelen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
- de aangifte van [slachtoffer B]8;
- de bekennende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte B]9 en
[medeverdachte C]10; en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie11, welke zij ter terechtzitting
van 16 oktober 2009 heeft bevestigd.
Ten aanzien van feit 4:
- de aangifte van [slachtoffer D]12;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie13, welke zij ter terechtzitting van 16 oktober 2009 heeft bevestigd.
Ten aanzien van feit 5:
- de aangifte van [slachtoffer E] namens [Naam A] Nederland BV14; en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie15, welke zij ter terechtzitting van 16 oktober 2009 heeft bevestigd.
5. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is namens verdachte vrijspraak bepleit. De rechtbank acht dit feit echter ook wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer C] heeft aangegeven dat haar damesfiets (Gazelle Nedeo City Galaxy) tussen 2 en 3 mei 2009 in Varsseveld is gestolen.16 Op 30 juni 2009 wordt in de kelderbox bij de woning van verdachte in [plaats] voormelde damesfiets aangetroffen.17 Verdachte heeft op 9 juli 2009 bij de politie desgevraagd verklaard dat zij de fiets een half jaar tot een jaar geleden gekocht heeft via Marktplaats voor een bedrag van 200-300 euro.18 Ter terechtzitting heeft zij - geconfronteerd met de datum van de diefstal - verklaard dat zij zich kan vergissen in het moment waarop zij de fiets zou hebben gekocht. In aanvulling op haar verklaring bij de politie heeft zij ter terechtzitting aangegeven dat zij de fiets bij de C1000 van een Turkse man heeft gekocht, die aangaf dat hij de fiets snel kwijt wilde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet gedetailleerd heeft verklaard over de aankoop(-prijs) van de damesfiets. Evenmin heeft verdachte consistent verklaard over de datum van aankoop. Gelet op de datum van de diefstal van de fiets, kan de eerste verklaring van verdachte over de datum van aankoop niet juist zijn. De rechtbank acht niet aannemelijk dat zij zich heeft vergist, nu tussen 2 mei 2009 en 30 juni 2009 slechts zeven weken zijn verstreken. Gezien deze omstandigheden, gezien het feit dat verdachte eerst ter zitting heeft verklaard dat zij de fiets van een onbekende Turkse man heeft gekocht, die zei dat hij vlug van de fiets afmoest, en voorts gezien de omstandigheid dat verdachte niet geverifieerd heeft of de fiets van een misdrijf afkomstig was, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in de nacht van 6 op 7 juni 2009 in Varsseveld tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 1]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een bankpas (met bijbehorende pincode) en sieraden, toebehorende aan
[slachtoffer A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of haar mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer A] en
- die [slachtoffer A] geblinddoekt heeft/hebben en (vervolgens) haar mond hebben afgeplakt met tape/plakband en
- de handen van die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgebonden op haar rug en
- die [slachtoffer A] meermalen heeft/hebben bedreigd met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- het shirt van die [slachtoffer A] hebben open geknipt/gemaakt en (vervolgens) een (insuline)spuit in haar borst/lichaam heeft/hebben gedrukt/gezet en
- (ondertussen) heeft/hebben gezegd dat ze zouden stoppen als [slachtoffer A] de pincode zou geven;
zij in de nacht van 10 op 11 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een mobiele telefoon en een bankpasje en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer B] geduwd heeft/hebben en
- een hand op de mond van die [slachtoffer B] heeft/hebben geplaatst en
- die [slachtoffer B] in de badkamer heeft/hebben gezet/geplaatst en
- die [slachtoffer B] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden en de woorden hebben toegevoegd: "vertel op anders schiet ik";
zij in de periode van 2 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 in Doetinchem en/of in Varsseveld, tezamen en in vereniging met een ander, een (dames)fiets (merk Gazelle, type Medeo) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
zij in de periode van 15 juni 2009 tot en met 16 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem (terwijl zij in een bedrijfspand[Naam B]) schoonmaakwerkzaamheden verrichtte) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Htc Touche Cruise N1, kleur zwart), toebehorende aan [slachtoffer D];
zij op 17 juni 2009 in Varsseveld (terwijl zij in een bedrijfspand [Naam A] Nederland BV) schoonmaakwerkzaamheden verrichtte) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple I-Phone 3g 8gb, kleur zwart), toebehorende aan een ander dan aan verdachte.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 en 2 (telkens): diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het
gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of
meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd in een woning;
Feit 3: medeplegen van schuldheling;
Feit 4 en 5 (telkens): diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
6. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 14 september 2009, opgemaakt door
P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe. In dit rapport is vermeld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens. De indruk is dat in haar kindertijd sprake is geweest van affectieve en pedagogische verwaarlozing, met name van de zijde van vader. Zij heeft een gebrekkige ontwikkeling gekend, waarbij van een verstoorde hechting te spreken is. Voorts bestaan aanwijzingen voor afhankelijke en vermijdende (stoornis)kenmerken.
Ten tijde van het plegen van de delicten was bij verdachte sprake van voornoemde gediagnosticeerde problematiek en stoornis. De deskundige meent dat verdachtes gedrag verklaard kan worden door haar overmatige volgzaamheid en haar gerichtheid op haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte C]. Het beeld is opgekomen van een onuitgerijpte en kinderlijk beïnvloedbare vrouw die negatieve ervaringen niet goed kan toelaten of verwerken. Onder meer meeloopgedrag is het gevolg wanneer dominantie wordt ervaren. Het meeloopgedrag in grensoverschrijdende situaties, kan evenwel ook een overlevingsreactie zijn. Het voorkomen van conflicten met [medeverdachte C] is (in dit verband) door verdachte zelf gemeld. Verdachtes mogelijkheden tot zelfregulatie ten tijde van de feiten worden door de deskundige als enigszins verminderd ingeschat. Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
7. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
8. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
9. De verdediging heeft aangegeven dat gelet op de persoon van verdachte alsmede de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, te weten onder druk van medeverdachte [medeverdachte C], de door de officier van justitie geëiste straf buitenproportioneel is. Verzocht wordt om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te koppelen, zoals ook geadviseerd wordt door deskundige Brookhuis.
10. Bij de bepaling van de op te leggen straf is in aanmerking genomen de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
11. Verdachte heeft zich samen met haar twee medeverdachten, waaronder haar echtgenoot, schuldig gemaakt aan een overval op een 71-jarige vrouw in haar woning in [plaats]. Het slachtoffer is onder meer met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en stevig vastgepakt. Daarnaast heeft verdachte zich samen met haar echtgenoot aan een brute overval op een 57-jarige vrouw in haar woning in [plaats] schuldig gemaakt. Het slachtoffer is met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd, zij is geblinddoekt en haar mond is afgeplakt. Daarnaast zijn haar handen op haar rug vastgebonden, is haar shirt opengeknipt en is een insulinespuit in haar lichaam gedrukt, terwijl het slachtoffer aan suikerziekte lijdt. Onder deze omstandigheden heeft het slachtoffer uiteindelijk haar pincode aan verdachte gegeven, waarop verdachte met de bankpas en de pincode naar een pinautomaat in Varsseveld is gefietst en aldaar geld heeft opgenomen. Vervolgens is verdachte teruggekeerd naar de woning van het slachtoffer, alwaar medeverdachte [medeverdachte C] op haar wachtte. Uiteindelijk hebben zij de woning verlaten en daarbij het slachtoffer in de badkamer achtergelaten.
12. Voor de slachtoffers zijn de overvallen een zeer beangstigende ervaring geweest, te meer nu deze hebben plaatsgevonden in de nachtelijke uren, in hun eigen woning. De woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Aangeefster [slachtoffer B] heeft ter zitting aangegeven dat zij nog steeds angst heeft voor de nacht, dat zij zich onveilig voelt en dat zij schrikt bij ieder onverwacht geluid. Ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster [slachtoffer A] blijkt dat zij angst heeft om naar buiten te gaan en dat zij niet kan slapen vanwege angst. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Deze traumatische ervaring en het gevoel nergens meer veilig te zijn (zelfs niet in de eigen woning) zal, naar de ervaring leert, het leven van het slachtoffer langdurig beïnvloeden. Daarnaast brengen dergelijke overvallen ook maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee.
13. Verdachte en haar medeverdachte(n) hebben de feiten gepleegd enkel en alleen uit financieel gewin.
14. Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan een drietal vermogensdelicten; deze feiten zijn voor de benadeelden uiterst hinderlijk.
15. De rechtbank neemt in aanmerking het rapport van voornoemde Brookhuis, waarin is vermeld dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts neemt de rechtbank - in aanvulling op hetgeen onder 6 reeds is opgenomen - in ogenschouw dat de kans op recidive betrekkelijk groot wordt geacht. De factoren, voortkomend uit de bij verdachte geconstateerde stoornis, die van belang kunnen zijn op die recidivekans zijn haar hoge beïnvloedbaarheid, haar volgzaamheid en haar gerichtheid op haar echtgenoot. Verdachte heeft geen toereikend probleembesef en probleeminzicht. Ze is bereid om te leren "nee" zeggen en in de toekomst minder bang te zijn voor ruzie. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te koppelen, ook indien dit (naast het volgen van een assertiviteitstraining) inhoudt het aangaan van een egoversterkend behandelcontact bij GGZ, waarbij aan vroegere ervaring en eventuele geweldervaringen of relationele problemen in de huidige thuissituatie aandacht kan worden besteed. Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn de geadviseerde behandeling en begeleiding te volgen.
16. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
17. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in deze zaak zonder meer passend en geboden, gelet alleen al op het gewelddadige karakter van de overval in met name Varsseveld.
In (enigszins) vergelijkbare gevallen pleegt de rechtbank voor een overval in een woning, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar op te leggen. Gelet hierop en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het feit, komt de rechtbank niet toe aan een deels voorwaardelijke straf. Dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan een drietal vermogensdelicten, maakt evenwel niet dat de rechtbank de eis van de officier van justitie te boven zal gaan. Dat verdachte terzake de twee overvallen enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, is daarbij richtinggevend. Alles afwegend, zal de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie veroordelen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek van de tijd die zij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1
18. De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende aan de [adres 1], [plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.550,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het stafproces. Dit bedrag ziet op het bij de overval weggenomen geld (€ 1.230,-) en op vergoeding van geleden immateriële schade (€ 6.300,-).
19. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk is. Gelet op de hoogte van het toe te kennen bedrag, welke wat de rechtbank betreft in een zaak als deze aan de bovengrens zit van het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade, en op de omstandigheid dat verdachte de komende jaren niet in de gelegenheid zal zijn het bedrag te vergoeden, zal de rechtbank het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente niet toewijzen.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 3
20. De benadeelde partij [slachtoffer C], wonende aan [adres] te [plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 919,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces.
21. Nu niet is bewezen verklaard dat verdachte de fiets heeft weggenomen en zij in zoverre wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, heeft de vordering geen betrekking op een bewezen verklaard feit en is aan de benadeelde partij in zoverre geen rechtstreekse schade toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering, nog daargelaten de omstandigheid dat de betreffende fiets blijkens het dossier aan de benadeelde partij is teruggegeven. De benadeelde partij dient voor dat deel dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Zij kan die vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 4
22. De benadeelde partij [slachtoffer D], wonende aan [adres] te [plaats] (gironummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 81,47 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
23. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezige bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
24. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f, van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4
en 5 ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 en 2 (telkens): diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
Feit 3: medeplegen van schuldheling;
Feit 4 en 5 (telkens): diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de volgende benadeelde partijen, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer A] (feit 1)
[[adres 1] te [plaats]
bankrekeningnummer: [nummer] € 7.550,00
[slachtoffer D] (feit 4)
[adres]
[plaats]
gironummer: [nummer] € 81,47
(vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2009);
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de volgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur, zonder dat de betalingsverplichting vervalt:
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
[slachtoffer A], voornoemd € 7.550,00 151 dagen
[slachtoffer D], voornoemd € 81,47 1 dag
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer C], wonende aan [adres] te [plaats], niet-ontvankelijk in haar vordering;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Prisse en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2009001822, onderzoek Pronkboon, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Achterhoek, gesloten en ondertekend
op 10 september 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.150-154).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.492-494).
4 Proces-verbaal van bevindingen (p.95-96).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.150-154).
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (p.244-247, 249-251, 261-262).
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.357-362).
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.492-494).
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.604, 607, 608 en 618).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (p.671-673).
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.763 en verder).
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.1222-1225).
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.1181).
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E] namens [Naam A] Nederland BV (p.1133-1134).
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.1181).
16 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.988-990).
17 Proces-verbaal van bevindingen (p.95-96).
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.993).