RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460064-09
Uitspraak d.d. 4 november 2009
tegenspraak / dnip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1971],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg-Zutphen, te Zutphen.
Raadsvrouw: mr. S.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2009, 19 augustus 2009 en 21 oktober 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2008 te Ermelo en/of te Harderwijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
-die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] medegedeeld dat ze aangehouden waren en mee moesten
naar het bureau en/of
-die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] handboeien omgedaan/geboeid en/of
-die [slachtoffer A] geslagen/gestompt met een wapenstok/knuppel en/of
-die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] vastgepakt en/of meegenomen in een auto en/of die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] vastgehouden in die/een auto;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2009 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, en/of elders in Nederland (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten
- 3, althans een of meer, nabootsing(en) van (een) pisto(o)l(en) (genummerd 1, 2 en 4 niet zijnde zogenaamde "blueguns") en/of
- een nabootsing van een semi-automatisch wapen en/of
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) en/of
(een) wapen(s) van categorie I onder 3°, te weten
- 4 althans een of meer, werpsterren en/of
- twee paar, althans een of meer, wurgstokken,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie.
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2009 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
en/of elders in Nederland
- een wapen van categorie III, te weten een gasrevolver (merk Unis model 838
M) en/of
- munitie van categorie III, te weten 16, althans een of meer, knalpatronen en
10, althans een of meer volmantel kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat [slachtoffer B] onder dwang aangifte heeft gedaan. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij heeft geconstateerd dat op pagina 52 van het dossier een deel van de tekst ontbreekt. Haar cliënt is in het bezit van de ontbrekende tekst. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat in het originele dossier de tekst op pagina 52 is afgeplakt.
Naar aanleiding van de voormelde opmerking van de raadsvrouw heeft de rechtbank onder de beraadslaging geconstateerd dat in het voorgeleidingdossier de tekst op pagina 52 integraal -zij het met een viltstift doorgestreept- is opgenomen. Daarnaast is gebleken dat niet alleen de tekst van pagina 52, maar ook de tegenoverliggende pagina in zijn geheel is afgeplakt. Gebleken is dat de tekst van pagina 52 het vervolg is van de tekst op die pagina. Het betreft een mutatie van 25 december 2008. Deze mutatie is aangehecht aan dit vonnis. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande geen aanleiding is om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, nu de strekking van de mutatie niet relevant is voor de beoordeling van de tenlastelegging.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Subsidiair heeft zij een aantal juridische bewijsverweren gevoerd, zoals weergegeven in haar pleitnota. Nu de ontvankelijkheidverweren en de bewijsverweren onderling verweven zijn zal de rechtbank deze verweren hierna bespreken onder het kopje "beoordeling door de rechtbank".
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
1. Op 2 januari 2009 hebben [slachtoffer A]2 en [slachtoffer B]3 aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Aangever [slachtoffer A] verklaart - zakelijk weergegeven - onder meer dat hij op vrijdag 12 december 2008 samen met zijn vriendin [slachtoffer B] in hun woning in [plaats] was. Omstreeks 15.45 uur werd er door twee mannen aangebeld en één van de mannen vroeg aan aangever of hij [slachtoffer A] was. Zij zeiden dat zij van een arrestatieteam waren en dat aangever mee moest komen naar het bureau.4 In de woning stond [slachtoffer B] en haar werd gevraagd of zij [slachtoffer B] was. Ook [slachtoffer B] werd gesommeerd om mee te gaan naar het bureau. Aangever [slachtoffer A] werden de handboeien omgedaan, terwijl aangever naar de legitimatie vroeg. Omdat aangever het niet vertrouwde is hij door het lint gegaan. Één van de mannen pakte een wapenstok en sloeg aangever in zijn nek. Aangever werd twee of drie keer hard geslagen. Door het slaan en de angst werd hij rustiger. Op een gegeven moment voelde aangever dat een hand over zijn mond werd gelegd en dat een derde persoon tegen hem zei dat hij rustig moest zijn. Aangever werd naar de auto gebracht en ook [slachtoffer B] werd door één van de mannen in de auto gezet.5 In de auto zag aangever een koffer met daar bovenop een zwarte baret. De drie mannen zaten ook in de auto en één van hen hield dreigend de wapenstok omhoog en zei dat aangever zijn mond moest houden. Dit kwam op aangever intimiderend over. Vervolgens werden aangevers naar Harderwijk gereden. De derde persoon stelde zich voor als [naam 1].6 Hij vertelde aangever dat hij door meerdere instanties was gestuurd en dat hij van een instantie van de bescherming van de rechten van het kind was. Verdachte vertelde voorts dat hij een eigen bedrijf had onder de naam "[naam bedrijf]", waarop hij zijn kaartje toonde.7 In Harderwijk stopte de auto en [naam 1] bleef met aangever en diens vriendin achter en de andere twee mannen stapten uit de auto. Verdachte vertelde dat aangever en diens vriendin uit hun woning waren gehaald omdat aangever ervan verdacht werd een loverboy te zijn en er voor [slachtoffer B] een acute dreiging was.8 Na het gesprek werden aangever en [slachtoffer B] weer naar huis gebracht.9
2. Aangeefster [slachtoffer B] verklaart - zakelijk weergegeven - onder meer dat op 12 december 2008 twee mannen aan de voordeur stonden en de woning binnenkwamen en aan haar vroegen of zij [slachtoffer B] was. Aangeefster zag dat [slachtoffer A] handboeien om had. Ook zij kreeg handboeien om. Zij zag dat [slachtoffer A] werd geslagen met een stok. Toen zij zich kon ontdoen van de handboeien is zij de woning uitgerend en één van de mannen rende achter haar aan en pakte haar vast. De linkerpols van aangeefster werd gedraaid en op haar rug gelegd.10 Zij werd opgedragen mee te komen met de man. Op het pad zag zij getuige [getuige A] staan. Aangeefster werd met [slachtoffer A] in de auto gezet en haar werden de handboeien weer omgedaan. In de auto zaten drie mannen. Aangeefster was bang dat ze vermoord zouden worden.11 Onderweg stelde de bestuurder van de auto zich voor als [naam 1] en hij vertelde dat hij opkwam voor de rechten van het kind en daarop toonde hij aangevers een pasje.12 Verdachte reed met aangevers naar Harderwijk waar zij een gesprek van ongeveer drie kwartier hadden.13 Verdachte vertelde dat er voor aangeefster een directe dreiging in de persoon van [slachtoffer A] was. Na dit gesprek heeft verdachte aangevers naar huis gebracht.14
3. Getuige [getuige A] verklaart - zakelijk weergegeven - onder meer dat hij voor zijn woning in [plaats] op een voor hem onbekende datum in december 2008 een persoon hoorde roepen: "Laat me los, laat me los". Getuige liep op het geluid af richting twee auto's en werd tegengehouden door een man die hem beval achteruit te gaan.15 Hij zag dat aangevers in de auto werden geduwd en dat drie andere personen in de auto gingen zitten. Hierna zag hij dat de auto met een enorme snelheid wegreed.16
4. Verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - onder meer dat hij een interventieteam heeft opgericht om op te treden voor de slachtoffers van levensbedreigende situaties. Zijn werkzaamheden zijn volgens verdachte bekend bij de officier van justitie in Twente, mr. Damen, en bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de politie (hierna: CIE) aldaar. In juni 2008 is verdachte benaderd door de Stichting "Stop Loverboys nu.nl", omdat er problemen waren tussen [slachtoffer B] en [slachtoffer A]. Na onderzoek kwam verdachte tot de conclusie dat [slachtoffer A] de loverboy van [slachtoffer B] was. Daarop is verdachte op 12 december 2008 met zijn team naar de woning van [slachtoffer B] in [plaats] gereden.17 Buiten de woning van aangevers heeft verdachte een sniper met een paintballgeweer met lange loop neergezet die zicht had op de voormelde woning. De twee mannen die bij verdachte auto zaten kregen van verdachte de opdracht om naar de voordeur van de woning te lopen. Op een gegeven moment zag verdachte dat [slachtoffer B] de woning uitrende. De twee mannen hadden [slachtoffer A] vast en verdachte is naar [slachtoffer A] gelopen en zei hem dat hij mee moest komen, waarop verdachte [slachtoffer A] diens linkerarm op zijn rug vasthield en diens hoofd met zijn rechterhand vastpakte. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] werden geboeid en in de auto gezet. Omdat praten niet mogelijk was is verdachte overgegaan tot burgerarrest.18
In de auto heeft verdachte tegen aangevers gezegd dat hij een bijdrage levert aan het internationale verdrag van de rechten van het kind. Ook toonde verdachte zijn pasje aan aangevers. Verdachte reed naar Harderwijk en onderweg begreep verdachte dat hij een zware vergissing had begaan omdat [slachtoffer A] geen loverboy was. Vervolgens heeft verdachte aangevers naar huis gebracht.19
Ter terechtzitting van 21 oktober 2009 heeft verdachte verklaard dat hij in het onderhavige geval niet gerechtigd was om op te treden omdat er geen sprake was van een heterdaadsituatie. Volgens verdachte verdient het optreden van zijn team in de onderhavige zaak geen schoonheidsprijs.
5. Op 17 februari 2009 is in de woning van verdachte een doorzoeking verricht op grond van de Wet wapens en munitie20. Bij de doorzoeking werden onder meer de volgende voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen, te weten 3 nabootsingen van een vuurwapen21, een gasrevolver van het merk Unis model 838 M, kaliber 6m22, 10 volmantel kogelpatronen, 16 knalpatronen23, 4 werpsterren en 2 paar wurgstokken24.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Voor het bewijs kunnen worden meegenomen de aangiftes van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], de verklaring van getuige [getuige A], de bekentenis van verdachte en de doorzoeking op grond van de Wet wapens munitie in de woning van verdachte.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van
21 oktober 2009 gehechte pleitnota primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit, omdat het opzet op wederrechtelijk beroven van vrijheid ontbreekt. De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit dat haar cliënt dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt en meest subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 sprake is van afwezigheid van alle schuld.
D. Beoordeling door de rechtbank
6. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de inhoud van het door de verdachte aan politie en justitie overhandigde mapje te laat in het dossier is gevoegd. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de niet-ontvankelijkheid alleen daarom al niet slaagt, omdat de inhoud van het mapje informatie bevat die afkomstig is van verdachte zelf en hij derhalve op de hoogte was van de inhoud daarvan. Zoals hierna onder 13 nader zal worden overwogen, is door het Openbaar Ministerie in alle gevallen geen informatie achtergehouden waardoor verdachte in zijn belangen is geschaad.
7. De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard met een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat thans alleen verdachte terechtstaat en niet de twee medeverdachten. Zij verwijst daarbij naar de brief van de officier van justitie aan de raadsvrouw van 1 september 2009. De rechtbank is van oordeel dat dit beroep niet slaagt nu de raadsvrouw de door de officier van justitie vermelde brief niet volledig heeft geciteerd en niet gebleken is dat het Openbaar Ministerie de medeverdachten buiten vervolging heeft gesteld.
8. Op grond van de voormelde bewijsmiddelen is bewezen dat verdachte de aangevers opzettelijk wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Voorts is bewezen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met de artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie.
9. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden in de onderliggende zaak met het oog op de vraag of deze onder de strafbaarstelling van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht valt moet worden vastgesteld of er sprake is van opzet op de vrijheidsberoving of het van de vrijheid beroofd houden van de aangevers en of er sprake is van opzet op de wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving.
Opzet op de vrijheidsberoving
10. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit nu het opzet niet was gericht op de vrijheidsberoving van, maar op het verlenen van hulp aan het slachtoffer [slachtoffer B]. De rechtbank is van oordeel dat de door verdediging bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van aangevers over de feiten niet overeenstemmen en derhalve niet aan het bewijs kunnen bijdragen. Zo dat betoog al juist is -de rechtbank mist onderbouwing ervan- is door de rechtbank niet vastgesteld kunnen worden dat er zo wezenlijke verschillen bestaan dat bewijsuitsluiting zou moeten volgen.
Wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving
11. Namens verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit met een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Daartoe wordt aangevoerd dat het doel van verdachtes handelen (te weten het voorkomen van mensenhandel, verkrachting, uitbuiting etc.) de wijze waarop hij heeft gehandeld, rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte nagestreefde doel het door hem gebruikte middel niet heiligt. Het feit dat politie en justitie in de ogen van verdachte tekortschieten in dat doel geeft verdachte niet het recht om met gebruikmaking van aan politie en justitie voorbehouden dwangmiddelen de bewezen handelingen te verrichten. De rechtbank verwerpt het beroep.
12. Namens verdachte is voorts afwezigheid van alle schuld bepleit met een beroep op dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid. Daartoe wordt aangevoerd dat politie en justitie op de hoogte waren van zijn -wijze van- hulp en dat hij met medewerkers van verschillende korpsen en onder meer de CIE contact onderhield over bepaalde personen die hulp zochten. Verdachte zou niet alleen informatie, maar ook hulpmiddelen ontvangen ten behoeve van zijn litigieuze werkzaamheden, zoals handboeien. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte meent op hun mededelingen te hebben kunnen afgaan en vertrouwen op zijn eigen straffeloosheid. In dit kader verwijst de raadsvrouw naar de inhoud van het mapje dat verdachte aan politie en justitie heeft afgegeven met daarin opgenomen een vraag aan politie en justitie. Verdachte stelt dat politie en justitie wel degelijk afwisten van zijn voornemens en handelwijze en dat zij dit hebben toegestaan. De raadsvrouw heeft de suggestie gewekt dat verdachte de handboeien van de politie heeft gekregen, echter verdachte heeft dit nimmer gesteld en ook overigens is hiervan niet uit het dossier gebleken.
13. De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft onder meer verklaard, dat medewerkers van de CIE, onder wie "[naam 2]", hebben aangegeven dat zij het initiatief en de aanpak van verdachte nobel en gedurfd vonden, maar dat verdachte zich niet hield aan hun spelregels zodat hij niet door de CIE kon worden afgeschermd25. De rechtbank is voorts gebleken dat de door de verdachte in het "mapje" gestelde vraag over zijn interventiemethode niet schriftelijk is beantwoord. Evenmin is uit de afgelegde getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris en de politie aannemelijk geworden dat de vraag anderszins is beantwoord. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om ervan uit te gaan dat politie en justitie de werkwijze van het team van verdachte zouden hebben gedoogd, laat staan dat daarin zouden hebben toegestemd. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Opzet op de wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving
14. Namens verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van opzet op de wederrechtelijkheid van de vrijheidsberoving omdat hij het slachtoffer uit het loverboycircuit wilde halen en haar derhalve wilde bevrijden. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een heterdaadsituatie als bedoeld in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering, zodat ook dit verweer wordt verworpen. Hooguit kan sprake zijn van een niet gerechtvaardigde verwachting aan de kant van verdachte dat het slachtoffer uit de handen van een loverboy gered wilde worden.
Feiten 2 en 3
15. De rechtbank is van oordeel dat de onder 5 vermelde bewijsmiddelen en de bekentenis van verdachte ter terechtzitting dat hij die voorwerpen in zijn woning had als bewijs kunnen dienen voor de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 12 december 2008 te Ermelo en te Harderwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer A] en [slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
-die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] medegedeeld dat ze aangehouden waren en mee moesten
naar het bureau en
-die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] handboeien omgedaan en
-die [slachtoffer A] geslagen met een wapenstok en
-die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] vastgepakt en meegenomen in een auto en die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] vastgehouden in een auto.
2.
hij omstreeks 17 februari 2009 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, wapens van categorie I onder 7°, te weten
- 3 nabootsing(en) van pistolen (genummerd 1, 2 en 4 niet zijnde zogenaamde "blueguns") en
- een nabootsing van een semi-automatisch wapen,
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens en
wapens van categorie I onder 3°, te weten
- 4 althans een of meer, werpsterren en/of
- twee paar wurgstokken,
voorhanden heeft gehad.
3.
hij omstreeks 17 februari 2009 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
- een wapen van categorie III, te weten een gasrevolver (merk Unis model 838
M) en
- munitie van categorie III, te weten 16 knalpatronen en 10 volmantel kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid
beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
Oplegging van straf en/of maatregel
16. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, en met een proeftijd van twee jaren.
17. Door en namens verdachte is bepleit dat sprake is van verzachtende omstandigheden, die dienen te worden verdisconteerd in de straftoemeting. Hierbij heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat verdachte ten aanzien van de opzettelijke vrijheidsberoving heeft gedwaald omtrent de wederrechtelijkheid van zijn handelen en dat hij meende dat zijn handelen gerechtvaardigd was. Ten aanzien van de overtreding van de Wet wapens en munitie heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat verdachte toestemming had om over een aantal wapens te beschikken en dat de politie ervan op de hoogte was dat hij meer wapens in huis had voor zijn trainingen.
18. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
19. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. In opdracht van de verdachte hebben de twee medeverdachten de aangevers uit hun woning in [plaats] gehaald. Dit is op ruwe wijze gebeurd en de aangevers werden vervolgens geboeid in een auto geplaatst waarna verdachte en de medeverdachten de slachtoffers naar een rustige plek in Harderwijk hebben gebracht. In Harderwijk heeft verdachte duidelijkheid verschaft over zijn motieven voor de vrijheidsberoving. Tot die tijd is het voor de slachtoffers uitermate beangstigend en bedreigend geweest.
Verdachte heeft hiermee een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan langdurig psychische gevolgen plegen te ondervinden.
20. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met de Wet wapens en munitie.
21. Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds lange tijd in verzekering en voorlopige hechtenis verblijft en met de omstandigheid dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
22. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden passend en geboden is.
23. De rechtbank zal hiervan 10 (tien) maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslaggenomen en nog niet teruggegeven handboei, kleur zilver, met sleuteltje, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien die van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
- de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 47, 57, 282 van het Wetboek van Strafrecht en
- de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt.
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid
beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, meermalen gepleegd;
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een handboeien, kleur zilver, met sleuteltje zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 14.
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur
daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, De Bie en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/07-206699, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 4 september 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 150-159.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 41-50.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 150.
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 151.
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 152.
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 153.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 154.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 155.
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 42.
11 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 43.
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 44.
13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 45.
14 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 46.
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 55.
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 56.
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 111.
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 112.
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 118-119.
20 Proces-verbaal, p. 169-170.
21 Kennisgeving van inbeslagneming van 17 februari 2009, p. 1/2; Proces-verbaal expertise verschillende wapens, p. 175-176.
22 Kennisgeving van inbeslagneming van 17 februari 2009, p. 2; Proces-verbaal expertise verschillende wapens, p. 176.
23 Kennisgeving van inbeslagneming van 17 februari 2009, p. 3; Proces-verbaal expertise verschillende wapens, p. 176.
24 Kennisgeving van inbeslagneming van 17 februari 2009, p. 3 ; Proces-verbaal expertise verschillende wapens, p. 177.
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 133 en 137-138.