ECLI:NL:RBZUT:2009:BK2253

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460280-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Vos
  • A. Hödl
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarigen door grootouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 november 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een grootouder die beschuldigd werd van ontucht met zijn twee kleinkinderen. De verdachte, geboren in 1950 en thans verblijvende in een huis van bewaring, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn kleinkinderen, die op het moment van de feiten respectievelijk 4 en 2 jaar oud waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van vier jaar schuldig had gemaakt aan deze handelingen, telkens wanneer de kleinkinderen bij hem logeerden. De verdachte heeft de feiten erkend en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met zijn dochter en kleinkinderen.

De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de slachtoffers en een psychologisch rapport dat wees op een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. Dit rapport concludeerde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat de rechtbank in haar overwegingen meenam. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de kans op recidive aanwezig was, vooral gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank besloot tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door het Openbaar Ministerie was geëist, maar legde wel een contactverbod op om de slachtoffers te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460280-09
Uitspraak d.d.: 6 november 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1950],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. F. Leemans, te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 23 oktober 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 13 april 2009 te Apeldoorn en/of te Zandvoort en/of elders in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n)
- [slachtoffer A], geboren op [2000] en/of
- [slachtoffer B], geboren op [2002],
immers heeft hij (telkens) opzettelijk ontuchtig
- het onderlijf en/of de penis van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] gestreeld en/of betast en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] afgetrokken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 13 april 2009 te Apeldoorn en/of te Zandvoort en/of elders in Nederland, (telkens) met (zijn kleinzo(o)n(en)
- [slachtoffer A], geboren op [2000] en/of
- [slachtoffer B], geboren op [2002],
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) strelen en/of betasten van het onderlijf en/of de penis van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] en/of aftrekken van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B];
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het Openbaar Ministerie
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastgelegde.
B. Standpunt van de verdachte, de verdediging
2. Door en namens verdachte is ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte erkend heeft de feiten te hebben gepleegd.
C. Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de volgende bewijsmiddelen:
- het ambtelijk verslag inhoudende een informatief gesprek met [naam 1] en
[dochter verdachte]2;
- de aangifte van [dochter verdachte]3;
- het ambtelijk verslag inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer A]4; en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie5, welke hij ter terechtzitting van 23 oktober 2009 heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 april 2009 te Apeldoorn en/of te Zandvoort, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen
- [slachtoffer A], geboren op [2000] en
- [slachtoffer B], geboren op [2002],
immers heeft hij telkens opzettelijk ontuchtig
- het onderlijf en de penis van die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] gestreeld en betast en
- die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] afgetrokken
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 april 2009 te Apeldoorn en/of te Zandvoort telkens met zijn kleinzonen
- [slachtoffer A], geboren op [2000] en
- [slachtoffer B], geboren op [2002],
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het telkens strelen en betasten van het onderlijf en de penis van die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] en aftrekken van die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
4. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport d.d. 15 oktober 2009, opgemaakt door J.G. Fennema, GZ-psycholoog. In het rapport is vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen. Bij verdachte wordt een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken geconstateerd. Ten tijde van het tenlastegelegde was er bij hem sprake van beïnvloeding van zijn gedragskeuzes en gedragingen door de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De gedragskeuzes en gedragingen zijn bepaald door zijn structurele problematiek en persoonlijkheidsstoornis. Verdachte trok zich als gevolg van een langdurige, stresserende werk- en relationele situatie vaak terug in zijn woning en ondervond geen houvast aan en plezier in ontspannende activiteiten, al dan niet met vrienden of een goed lopende relatie. Hij was onvoldoende in staat in dit proces zijn spanningen te interpreteren en op een adequate wijze te laten afvloeien. Zijn antisociale en narcistische persoonlijkheidsproblematiek, welke zich kenmerkt door impulsiviteit en een ongevoeligheid voor wat er met de ander gebeurt, en daarbij door een niet op eigen handelen kunnen reflecteren, maakte dat hij aan opkomende vroegkinderlijke behoeftes, die in de aanwezigheid van jonge kinderen geluxeerd werden, steeds maar weer toegaf en zo een gevoel van onbehagen kon wegmaken. Hij werd in hoge mate beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door zijn persoonlijkheidsstoornis. Gelet op het voorgaande wordt door de deskundige geconcludeerd dat het ten laste gelegde verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen; zij neemt deze conclusie over.
5. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
6. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij een dagbehandeling zal ondergaan bij De Tender. Het door de reclassering geadviseerde contactverbod acht de officier van justitie niet nodig.
7. De verdediging heeft ten aanzien van de strafoplegging aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te lang is. Bepleit is om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden met daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar. De behandeling heeft prioriteit boven een langdurige gevangenisstraf, aldus de verdediging. In de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarde kan de verdediging zich vinden. Voorts wenst de verdediging aan de voorwaardelijk op te leggen straf een contactverbod met verdachtes dochter en kleinkinderen te verbinden.
8. Bij de bepaling van de op te leggen straf is in aanmerking genomen de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9. Verdachte heeft zich gedurende een periode van 4 jaar frequent schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn twee kleinkinderen [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. Steeds als zij bij hem kwamen logeren, vonden deze handelingen plaats. Toen verdachte begon met het plegen van ontuchtige handelingen was [slachtoffer A] 4 jaar oud en [slachtoffer B] 2 jaar oud.
Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn zeer jonge kleinkinderen. Het is algemeen bekend dat de gevolgen daarvan bij heel jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
10. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte in 1991 is veroordeeld wegens het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, de moeder van de slachtoffers in de onderhavige strafzaak.
11. Anderzijds houdt de rechtbank er ook rekening mee dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is, zoals is vermeld in het psychologische rapport van 15 oktober 2009. Uit dit rapport neemt de rechtbank daarnaast het volgende in aanmerking. De kans op recidive is matig. Het opnieuw in contact komen met kinderen zonder dat hij zicht heeft gekregen op de ernst en de gevolgen van zijn gedachten en zijn gedrag, en dit heeft leren beheersen, houdt het risico van recidive in. Louter de aanwezigheid van kinderen kan immers tot een herhaling van het tenlastegelegde leiden, omdat verdachte hun gedrag interpreteert als aanleiding geven tot c.q. vragen om intimiteit en lichamelijk contact. Hiermee maakt hij hen verantwoordelijk voor zijn gedrag. De valkuilen van verdachte betreffen met name de impulsiviteit, de gebrekkige emotieregulatie en de moeite zich te verplaatsen in de ander. Als zich opnieuw een stresserende situatie voordoet en verdachte komt in contact met kinderen zonder dat hij zicht heeft gekregen op relevante persoonlijkheidsfactoren en hiermee op een meer adequate wijze heeft leren omgaan, zal de kans op herhaling sterk toenemen. Verdachte onderkent zijn persoonlijkheidsproblematiek niet. Hij heeft niets geleerd van zijn eerdere veroordeling en (kortdurende) therapie.
12. In het reclasseringsrapport van 20 oktober 2009 is vermeld dat de kans op recidive als gemiddeld wordt ingeschat. De relatie met zijn dochter (en zijn kleinkinderen) is inmiddels verbroken, maar indien deze weer hersteld wordt, is de kans op herhaling reëel. Bij de reclassering bestaat niet de indruk dat verdachte zonder behandeling in de toekomst in staat is zijn delictgedrag te beheersen. Gelet op de hardnekkigheid van het delictgedrag acht de reclassering een dagbehandeling in plaats van een deeltijdbehandeling passend, welke alleen wordt aangeboden door De Tender. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde van een verplicht contact met de reclassering zodat het in het rapport beschreven plan van aanpak kan worden uitgevoerd. Daarnaast wordt geadviseerd om een contactverbod met zijn dochter en slachtoffers op te leggen, tenzij er behandeloverwegingen zijn waardoor een contact wenselijk wordt geacht. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn een (dag)behandeling te ondergaan.
13. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van die op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad d.d. 14 april 2009, NJ 2009, 198 - zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij een dagbehandeling zal volgen bij De Tender. Gelet op het belang van deze behandeling (binnen een redelijke termijn) en de intensiteit ervan, zal de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. Daarnaast acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie heeft gesteld - van belang dat verdachte als bijzondere voorwaarde een contactverbod met zijn dochter en kleinkinderen opgelegd krijgt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 55, 57, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat hij een dagbehandeling bij De Tender of bij een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling volgt; en
dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen/onderhouden met zijn dochter [dochter verdachte] en zijn kleinkinderen [slachtoffer A] en [slachtoffer B], behoudens indien dergelijk contact wordt toegestaan door de reclassering;
- geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Vos, voorzitter, mrs. Hödl en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 6 november 2009.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/09-204980, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 14 juli 2009.
2 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.19-21).
3 Proces-verbaal van aangifte van [dochter verdachte]r (p.22-29).
4 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.35-46).
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.53-58).