RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 09/1601 en 09/1533 BBZ
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
[eiseres]
te Zutphen,
verzoekster/eiseres (hierna eiseres),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen
verweerder.
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft verweerder het verzoek tot wijziging van de voorwaarden waaronder aan eiseres een bedrijfskrediet krachtens het Besluit bijstandsverlening 2004 (Bbz 2004) is verleend, afgewezen.
Bij besluit van 31 augustus 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Namens eiseres heeft mr. D.I.J. Snijders, advocaat te Tilburg, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 2 november 2009, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. Snijders. Namens BPJ Interim Consultancy (hierna BPJ) zijn verschenen B. Overink en J. van Goethem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
B. Buiting en A.G. Roessink.
2.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
2.2 Voor de beoordeling van het geschil gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft (de rechtsvoorganger van) verweerder aan eiseres een bedrijfskrediet krachtens het Bbz 2004 toegekend ten behoeve van een schuldsanering van het horecabedrijf van eiseres, gevestigd in de Wijnhuistoren te Zutphen. Aan de kredietverlening is op grond van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van het Bbz 2004 een aantal voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde dat de schuldsanering zou worden uitgevoerd door Zuidweg en partners te Hilversum (hierna: Zuidweg).
Het krediet is verstrekt nadat door Advisor, coaching en bedrijfsadvisering, een Bbz-rapportage was uitgevoerd over de levensvatbaarheid van het bedrijf van eiseres. In dit rapport is aangegeven dat een oplossing noodzakelijk is voor de onverantwoord hoge urgente crediteurenlast ad circa € 320.000,00. Door de sterk teruglopende omzet vanwege in opdracht van de gemeente Zutphen verrichte werkzaamheden aan de Wijnhuistoren in 2008, de te ruime inkopen van de toenmalige chef, de relatief late ingrepen in het personeelsbestand, werden onvoldoende liquiditeiten gegenereerd om alle lopende kosten te voldoen, aldus het rapport. Ook zijn de bedrijfsresultaten in 2008 tegengevallen vanwege een brand in een van de keukens binnen het bedrijf. Als oplossing wordt door Advisor een volledige schuldsanering voorgesteld. Een ervaren en professionele schuldsaneerder zou een correcte berekening van de schulden moeten maken.
Bij brief van eveneens 28 oktober 2008 heeft (de rechtsvoorganger van) verweerder aan Zuidweg verzocht de schuldsanering van het bedrijf van eiseres ter hand te nemen.
Bij brief van 1 juli 2009 heeft BPJ namens eiseres aan verweerder verzocht het saneringstraject te mogen overnemen van Zuidweg. Bij schrijven van 13 juli 2009 heeft
S. Eitink, senior insolventie adviseur bij Zuidweg aan BPJ laten weten dat Zuidweg eerst eind maart 2009 over voldoende gegevens beschikte om de crediteuren bij brief van 7 april 2009 aan te schrijven met het verzoek tot het verstrekken van de openstaande vorderingen. Ook daarna zou eiseres nog zijn gekomen met niet betaalde vorderingen, zodat pas op 12 mei 2009 de crediteurenlijst aan eiseres kon worden verzonden. Eerst op 1 juli 2009 ontving Zuidweg de crediteurenlijst terug, met vele aanpassingen en gegevens van tussentijdse betalingen aan diverse crediteuren. Bij brief van 8 juli 2009 heeft Zuidweg verweerder laten weten de bemiddeling te hebben beëindigd omdat eiseres onvoldoende medewerking verleende om tot een correcte schuldsanering te komen. In de rapportage minnelijke schikking traject gemeenten, opgesteld op 27 juli 2009, heeft S. Eitink onder andere aangegeven dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij aan haar lopende verplichtingen, zoals het betalen van de huurpenningen en belastingschulden, zou voldoen.
2.3 In het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres toestemming te verlenen de schuldsanering door BPJ te laten afhandelen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar lopende verplichtingen met betrekking tot de huur en de belastingschuld niet heeft voldaan, selectieve betalingen aan crediteuren heeft verricht zonder Zuidweg hiervan in kennis te stellen en dat geen overeenstemming kon worden bereikt over de crediteurenlijst. Het besluit betekent dat het bedrijfskrediet niet aan eiseres zal worden verstrekt, nu geen schuldsanering tot stand is gekomen. Namens verweerder is ter zitting aangegeven dat verweerder bereid is een nieuwe aanvraag van eiseres om een bedrijfskrediet in behandeling te nemen, doch alleen op voorwaarde dat eerst wordt onderzocht of het bedrijf van eiseres nog steeds levensvatbaar is.
Namens eiseres is aangevoerd dat de betalingsachterstand die in 2008 in haar bedrijf is ontstaan, enkel het gevolg is geweest van de werkzaamheden die verweerders gemeente als verhuurster aan de Wijnhuistoren heeft laten uitvoeren en dat het niet (tijdig) tot stand komen van de schuldsanering enkel het gevolg is van de wanprestatie van Zuidweg. Ter zitting is namens eiseres aangegeven dat de schuldsanering alsnog binnen acht weken zou kunnen worden gerealiseerd door BPJ, dat, zoals blijkt uit een ter zitting overgelegd brief, in september 2009 al een aantal crediteuren heeft aangeschreven om tot een regeling te komen.
2.4 De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij niet heeft voldaan aan haar lopende verplichtingen zoals het betalen van de huur en hetgeen zij aan de belastingdienst is verschuldigd, en dat zij - in strijd met hetgeen was afgesproken met Zuidweg - met verscheidene crediteuren afspraken heeft gemaakt en betalingen heeft gedaan, zonder hiervan mededeling te doen aan Zuidweg en met doorkruising van de te treffen schuldsanering. Zoals blijkt uit het bij het bestreden besluit overgelegde verslag van het gesprek dat verweerder met eiseres, Zuidweg, BPJ, een adviseur van de gemeente en de directeur van Het Plein heeft gevoerd op 24 augustus 2009, is verdere samenwerking tussen Zuidweg en eiseres uitgesloten. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar financiële problemen enkel zijn voortgekomen uit de namens verweerder verrichte werkzaamheden aan de Wijnhuistoren en evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat het niet tot stand komen van een schuldsanering enkel zou zijn veroorzaakt door Zuidweg. Verder is de rechtbank niet gebleken dat verweerder thans niet meer wil meewerken aan een schuldsanering omdat verweerders gemeente als verhuurster van het pand waarin eiseres haar bedrijf uitoefent, belang zou hebben bij de beëindiging van de huurovereenkomst.
Dit betekent dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden die verweerder aan het toekennen van het bedrijfskrediet heeft gesteld en verweerder bevoegd was om het besluit van 28 oktober 2008 te herzien en toekenning van het bedrijfskrediet alsnog te weigeren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid. Niet is gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden dat verweerder had dienen af te zien van gebruikmaking van deze bevoegdheid. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat eiseres zich opnieuw tot verweerder kan wenden met een nieuwe aanvraag voor een bedrijfskrediet. Verweerder zal dan (opnieuw) een onderzoek laten verrichten naar de levensvatbaarheid van het bedrijf van eiseres op dit moment. Ter zitting is namens verweerder aangegeven dat een dergelijk onderzoek binnen vier weken gerealiseerd moet kunnen worden.
2.5 Nu ook hetgeen overigens door en namens eiseres naar voren is gebracht niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, zal het beroep ongegrond worden verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
ten aanzien van de hoofdzaak:
- verklaart het beroep ongegrond;
ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 november 2009.