RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460056-09, 05/601464-08 (tul)
Uitspraak d.d.: 11 november 2009
Tegenspraak/ dip
Vord. tul: oip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1986],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. J.C.C.M. Brand te Velp
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2009 tot en met 12 februari
2009 te Lochem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk (nadat die
[slachtoffer] bij verdachte in de auto was gestapt)
- haar te beletten de auto te verlaten en/of
- meermalen, althans eenmaal de arm van die [slachtoffer] vast te pakken en haar
daarbij de woorden toe te voegen: "Deur dicht!" en/of (vervolgens)
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of
- middels de centrale vergrendeling de deur van de auto af te sluiten en/of
- met hoge snelheid weg te rijden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2009 tot en met 12 februari
2009 te Lochem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je, ik sla
alle ruiten in van de mensen die je kent. Game over, game over. Ik vermoord
je, ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op 12 februari 2009 is er omstreeks 00.31 uur bij de politie melding gedaan dat een vrouw uit de rijdende auto van haar ex-vriend was gesprongen. De politie is naar het opgegeven adres in Lochem gegaan en heeft daar aangeefster [slachtoffer] aangetroffen. Zij deelde mee dat zij door verdachte was bedreigd met de dood en dat zij tegen haar wil in zijn auto was meegenomen. Zij was aan hem ontkomen door via het raam uit de rijdende auto te “springen”. Verdachte is op 12 februari 2009 om 16.37 uur te Arnhem aangehouden, nadat hij zich vrijwillig op het politiebureau had gemeld.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hij heeft aangevoerd dat dit bewezen kan worden verklaard op grond van de verklaring van aangeefster en de verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B]. Verdachte heeft de autodeuren vergrendeld met de centrale vergrendeling en is vervolgens met hoge snelheid gaan rijden. Daardoor kon aangeefster de auto niet verlaten. De getuigen hebben verklaard dat zij een vrouw in paniek hoorden schreeuwen, dat zij gezien hebben dat die vrouw werd vastgehouden door een man en dat de man probeerde om de vrouw mee te nemen in de richting van een auto. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij, nadat aangeefster de auto via het raam had verlaten, heeft geprobeerd aangeefster mee terug te nemen naar zijn auto. Uit de handelwijze van verdachte blijkt dat aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd is geweest.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden. Ook heeft hij ontkend dat hij aangeefster heeft bedreigd.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet duidelijk is op welk moment het onder 1 ten laste gelegde ziet. Indien het ten laste gelegde zou zien op het moment dat verdachte de auto op de parkeerplaats bij de Dekamarkt had geparkeerd, dient er vrijspraak te volgen aangezien de auto, ondanks een deurvergrendeling, vanbinnen te openen was. Indien het ten laste gelegde zou zien op de autorit en het moment dat aangeefster de auto wilde verlaten, dan zou er ook vrijspraak dienen te volgen. Verdachte heeft willen voorkomen dat aangeefster gewond zou raken. Hij heeft dit gedaan door haar vast te houden. Bovendien kon hij vanwege de verkeersveiligheid niet onmiddellijk stoppen.
Het naderhand proberen om aangeefster terug te brengen naar de auto kan volgens de
raadsman niet worden gezien als een voltooid feit, maar hooguit als een poging. Dit is niet ten laste gelegd.
Dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde zou hebben gezegd blijkt enkel uit de verklaring van aangeefster. Ook voor dit feit dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is onder 1. ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] in de periode van 11 februari 2009 tot en met 12 februari 2009 opzettelijk wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden. Uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat hetgeen in de ten laste gelegde periode zou zijn voorgevallen eigenlijk twee gebeurtenissen betreft. De eerste gebeurtenis vangt aan op het moment dat verdachte zijn auto, met daarin aangeefster [slachtoffer] als passagier, op de parkeerplaats bij de Dekamarkt parkeerde tot het moment dat hij de parkeerplaats is afgereden. De tweede gebeurtenis vangt aan op een moment dat verdachte de parkeerplaats al had verlaten. Tijdens de rit die volgde heeft aangeefster aangegeven dat zij de auto wilde verlaten. Deze tweede gebeurtenis eindigt op het moment dat aangeefster daadwerkelijk de auto heeft verlaten.
De wijze waarop verdachte aangeefster van haar vrijheid zou hebben beroofd en beroofd gehouden is in de tenlastelegging door de steller daarvan in vijf gedachtestreepjes uitgewerkt. Gezien deze uitwerking ziet de tenlastelegging kennelijk op de eerste gebeurtenis, op de parkeerplaats bij de Dekamarkt. [slachtoffer] heeft daarover een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter terechtzitting ontkend dit feit te hebben gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat, nu de verklaringen van de getuigen zien op hetgeen na de tweede gebeurtenis is voorgevallen en er geen ander bewijsmiddel voor de eerste gebeurtenis voorhanden is dan de aangifte van [slachtoffer], de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat voor een bewezenverklaring, naast de aangifte van [slachtoffer], steunbewijs voorhanden moet zijn, aangezien ook ten aanzien van dit feit verdachte een ontkennende verklaring heeft afgelegd. Omdat dit steunbewijs ontbreekt, behoort verdachte eveneens van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
4. Vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van het tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd. De vordering tot schadevergoeding bedraagt € 750,--, namelijk immaterieel geleden schade.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
5. Vordering tenuitvoerlegging
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, dient de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05/601464-08 afgewezen te worden.
De rechtbank zal de opheffing bevelen van het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
• verklaart bewezen niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
• wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05/601464-08 af;
• heft op het –geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Vos, voorzitter, De Bie en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2009.