ECLI:NL:RBZUT:2009:BK3742

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-580261-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Ouweneel
  • Borgerhoff Mulder
  • De Bie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van kinderpornografie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 18 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in Deventer, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.C. Huisman. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 24 mei 2008 in Apeldoorn, in totaal tien afbeeldingen van seksuele gedragingen in zijn bezit had, waarbij de betrokken personen kennelijk jonger waren dan 18 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van Interpol Australië over chatgesprekken waarin de verdachte betrokken was. Na onderzoek op de werkcomputer van de verdachte, die met toestemming van de directeur van het bedrijf was uitgevoerd, werd een e-mailadres aangetroffen dat leidde tot een doorzoeking van de woning van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen, waaronder een personal computer waarop kinderpornografisch materiaal werd aangetroffen. De verdachte erkende het bezit van deze afbeeldingen tijdens zijn verhoor bij de politie en tijdens de terechtzitting. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en oordeelde dat de toestemming van de directeur van het bedrijf voldoende was. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zich na zijn aanhouding had aangemeld bij een hulpverleningsinstantie.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580261-08
Uitspraak d.d.: 18 november 2009
tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1965],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 24 mei 2008 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, 10 maal,
althans één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende
één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, (onder meer) te weten
* Meisje kennelijk jonger dan 13 jaar.
Meisje ligt naakt op haar rug op een bed. Zij kijkt lachend in de camera. Ze
heeft met beide handen haar heupen vast en haar billen en benen steken omhoog.
Er is duidelijk zicht op haar billen.
en/of
* Twee meisjes waarvan het jongste meisje kennelijk jonger dan 16 jaar.
Twee meisjes zijn naakt op een bed. Het jongste meisje ligt op haar rug en het
andere meisje zit naast haar en zij likt aan de borst van het liggende meisje
en met haar vingers spreidt zij de schaamlippen van het liggende meisje.
en/of
* Meisje kennelijk jonger dan 13 jaar.
Meisje is naakt op de afbeelding. Zij steunt op haar handen en knieën op een
bed. Zij kijkt over haar schouder in de camera. Haar benen zijn enigszins
gespreid en er is duidelijk zicht op haar schaamstreek.
en/of
* Meisje is jonger dan 2 jaar.
Meisje ligt met ontbloot lichaam op de stijve penis van een volwassen man. Er
is ingezoomd op de schaamstreek en de stijve penis,
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar
was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd
en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde geconcludeerd.
B. Standpunt verdachte
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, nu het bewijs onrechtmatig is vergaard. Subsidiair heeft hij bepleit dat - wanneer de rechtbank toch tot een bewezenverklaring
komt - minder afbeeldingen dan aan verdachte ten laste zijn gelegd bewezen verklaard kunnen worden.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 21 mei 2008 ontving het KLPD het bericht van Interpol Australië, dat er op 20 mei 2008 een tweetal chat gesprekken hadden plaatsgevonden tussen een Australische undercover agent en een tot dan toe onbekende Nederlander (hierna: de Nederlander). In die gesprekken gaf de Nederlander, zakelijk weergegeven, aan:
- dat hij zijn dochter van drie jaar en zijn nichtje van negen jaar seksueel misbruikte, en
- dat hij de kinderen in het weekend van 24 op 25 mei 2008 op visite kreeg en dat hij er over dacht zijn dochter te drogeren om dan vervolgens seks met haar te hebben.
In één van die gesprekken maakte de Nederlander gebruik van het e-mailadres [e-mailadres]. Gedurende die gesprekken werd door de Nederlander tevens een achttal foto's verstuurd. Drie van de acht grafische bestanden konden worden aangemerkt als kinderpornografie, zoals bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Het
IP-adres dat door de Nederlander werd gebruikt, werd nagetrokken en genoemd nummer bleek geregistreerd te zijn onder de naam [bedrijf] te Apeldoorn.2
Nadat contact is opgenomen met de directeur/eigenaar van het betreffende bedrijf zijn vervolgens met diens toestemming alle personal computers van het bedrijf ter plaatse onderzocht. Bij dit onderzoek werd op de computer van verdachte het voornoemde
e-mailadres aangetroffen, welke computer vervolgens voor (nader) onderzoek werd meegenomen en ter beschikking gesteld van de digitale recherche.3
Naar aanleiding van het vorenstaande heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte te Deventer, bij welke gelegenheid een groot aantal gegevensdragers in beslag is genomen, waaronder - voor zover hier
relevant - een personal computer (onder beslagnummer: [nummer]).4
Onderzoek aan die computer heeft - kort gezegd - uitgewezen, dat er op die computer een groot aantal - 67 - kinderpornobestanden stond, waarvan er 10 kunnen worden aangemerkt als 'bezit' van kinderporno.5 Vier van die afbeeldingen zijn vervolgens uitgeschreven in de tenlastelegging opgenomen. De verdachte heeft het bezit van deze afbeeldingen ook ruiterlijk erkend ter gelegenheid van zijn verhoor bij de politie6 en ter terechtzitting van
4 november 2009.
D. Bespreking van het verweer: onrechtmatig verkregen bewijs
De raadsman van verdachte heeft onder verwijzing naar een tweetal uitspraken van het EHRM7 - zakelijk weergegeven - betoogd, dat de verdenking tegen verdachte onrechtmatig tot stand is gekomen, nu het onderzoek in de computer van verdachte op zijn werk in strijd is geweest met - kort gezegd - zijn recht op privacy als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM.
Nu immers louter op basis van het in die bewuste computer aangetroffen e-mailadres (te weten: [e-mailadres])8 door de rechter-commissaris nadien een doorzoeking is gelast bij verdachte thuis, hetgeen onder meer leidde tot het aantreffen van de in de tenlastelegging opgenomen plaatsjes met kinderporno, is die doorzoeking ook onrechtmatig. De doorzoeking is immers het rechtstreekse gevolg van de onrechtmatige 'zoeking' in verdachtes computer op het werk. Één en ander heeft tot gevolg dat alle resultaten van het onrechtmatig verkregen bewijs dienen te worden uitgesloten als bewijsmiddelen, zo ook verdachtes bekentenissen bij de politie en die ter terechtzitting van 4 november 2009. Om die reden moet verdachte worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat vanaf een bepaald IP-adres een tweetal kinderporno-gerelateerde chatgesprekken heeft plaatsgevonden. De inhoud van die gesprekken leidde tot een verdenking van bezit, verspreiden van kinderporno door een tot dan toe onbekende Nederlandse persoon. Onderzoek wees uit dat het betreffende IP-adres in gebruik was bij een bedrijf in Apeldoorn. Met toestemming van de directeur/eigenaar van het bedrijf zijn vervolgens ter plaatse alle personal computers van het bedrijf onderzocht. Die bevoegdheid had de politie ook op basis van het bepaalde bij artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering. Het is niet zo dat daarvoor, naast die van de directeur/eigenaar, ook toestemming was vereist van alle werknemers van het bedrijf. Het vervolgens aangetroffen e-mailadres op een computer, die van verdachte bleek te zijn, heeft vervolgens geleid tot een verdenking tegen verdachte. Er is van geen enkele onrechtmatigheid gebleken, aldus de officier van justitie.
De vraag die voorligt, is of de toestemming van de directeur/eigenaar van [bedrijf] aan de politie om onderzoek te verrichten aan alle computers in zijn bedrijf, en dus ook die van verdachte, in strijd is geweest met diens recht op privacy.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Het wettelijke kader:
Artikel 8 van het ERVM luidt als volgt:
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering luidt als volgt:
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.
2. De opsporingsambtenaar kan, in afwachting van de komst van de rechter of ambtenaar die bevoegd is ter inbeslagneming de plaats te doorzoeken, de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om wegmaking, onbruikbaarmaking, onklaarmaking of beschadiging van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen te voorkomen. Deze maatregelen kunnen de vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken.
Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM valt het telefoneren vanaf een werkplek onder de begrippen 'privéleven' en 'correspondentie' die worden beschermd door artikel 8 EVRM. In de zaak Copland heeft het EHRM geoordeeld dat hetzelfde geldt voor e-mailberichten en informatie die voortvloeit uit het monitoren van persoonlijk internetgebruik. Het verzamelen en opslaan van persoonlijke informatie over klaagster betreffende haar gebruik van telefoon, e-mail en internet zonder dat zij hiervan wist, vormden een inbreuk op haar recht op respect voor privéleven en correspondentie.
Dáárvan nu is in onderhavige zaak geen sprake. Verdachtes werkgever heeft zich niet, zoals in de zaak Copland, bezondigd aan het stiekem monitoren of bekijken van verdachtes werk e-mail en/of zijn werk internetverkeersgegevens. De werkgever heeft enkel en alleen naar aanleiding van een gerezen verdenking tegen een NN persoon ter zake van een zeer ernstig strafbaar feit, welke persoon - gelet op het betreffende IP-adres - vanaf het bedrijfsadres te Apeldoorn actief moest zijn geweest, toestemming gegeven tot onderzoek aan alle computers op zijn bedrijf, zo óók die van verdachte. Dat daardoor verdachtes recht op privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM in enige mate werd geschonden, moge zo zijn, maar artikel 8 EVRM biedt aan een ieder nu eenmaal ook niet een absoluut en onaantastbaar recht; zie daarvoor het tweede lid van het artikel.
Het is derhalve niet zo dat werknemers, en dus ook verdachte niet, zich op grond van dit artikel en de betreffende twee uitspraken volledig 'onbespied mogen wanen op hun werk'. Zoals uit de Niemitz-zaak volgt, is de vraag: 'Wat mag een werknemer in de gegeven omstandigheden, en gelet op de heersende maatschappelijke opvattingen, verwachten, en welke verwachtingen behoort een werkgever daarbinnen te honoreren?' Naar het oordeel van de rechtbank mag en kan geen enkele werknemer verwachten dat hij vrijelijk en onbespied kinderpornografische bestanden kan downloaden en uitwisselen op zijn werkplek. Ingeval hij zulks wel doet, kan en moet hij ook verwachten dat hij vroeg of laat tegen de lamp loopt, zoals in onderhavige zaak ook (bij toeval) het geval is geweest.
De politie had ook de bevoegdheid, gelet op de gerezen verdenking, om de betreffende computers ter plaatse te onderzoeken. Gelet op de verkregen toestemming van de directeur/eigenaar van het bedrijf, impliceert de bevoegdheid van de politie om de computers - op grond van artikel 96, eerste lid Sv - in beslag te nemen, ook de bevoegdheid ze ter plaatse aan een eerste kortstondig onderzoek te onderwerpen (dit ter voorkoming van een grootschalige, onnodige inbeslagneming van alle computers).
Dit brengt met zich dat het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - zoals ten laste is gelegd - kinderporno in zijn bezit heeft gehad. De vraag die voorligt is voor hoeveel afbeeldingen een veroordeling kan plaatsvinden.
E. Bespreking van het - subsidiaire - verweer: hoeveelheid afbeeldingen
De raadsman van verdachte heeft voorts -zakelijk weergegeven- betoogd, indien de rechtbank wél tot een bewezenverklaring komt, dat nu in de tenlastelegging slechts vier van de tien ten laste gelegde kinderpornoafbeeldingen volledig zijn uitgeschreven, er slechts voor die vier afbeeldingen een bewezenverklaring kan volgen. Ten aanzien van de andere zes afbeeldingen kan en mag niet worden afgegaan op het kompas van de politie, dat ook die afbeeldingen kinderporno bevatten.
De officier van justitie heeft gesteld dat er een bewezenverklaring kan volgen voor het bezit van alle tien de kinderpornoafbeeldingen. Het uitschrijven van alle aangetroffen afbeeldingen in de tenlastelegging is een eis die de Hoge Raad niet stelt. Volstaan kan worden met het aanduiden van de feitelijke inhoud van een deel van de aangetroffen afbeeldingen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het uitschrijven van de feitelijke inhoud in een tenlastelegging van alle aangetroffen kinderpornoafbeeldingen is naar het oordeel van de rechtbank een eis die het recht niet stelt. Volstaan kan worden met het uitschrijven van enkele representatieve voorbeelden. Voor de overige afbeeldingen kan vervolgens worden afgegaan op de onderzoeksbevindingen van de politie. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat de vaststelling dat verdachte een tiental kinderpornoafbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, is gebaseerd op het oordeel van een tweetal deskundigen op het gebied van kinderporno, te weten [verbalisant A], brigadier van politie en coördinator bij het Bureau Kinderporno, en [verbalisant B], brigadier van politie en gecertificeerd zedenrechercheur. Hun werkwijze is als volgt geweest:
- de onder verdachte in beslag genomen multimediafiles zijn bekeken door gebruik te maken van daarvoor geschikte hard- en software;
- door een zedenrechercheur zijn al deze files bekeken op de mogelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Bij het aantreffen van mogelijk kinderpornografisch materiaal zijn de desbetreffende files aangeboden voor een tweede selectie;
- de aangeboden files zijn daarop door een andere zedenrechercheur opnieuw beoordeeld;
- bij een eensluidende conclusie is het multimediabestand beoordeeld als kinderpornografisch;
- als criterium voor het aantreffen en beoordelen van de multimediafiles is gehandeld overeenkomstig de richtlijn 'aanwijzing kinderpornografie (artikel 240b Wetboek van Strafrecht)';
- ten slotte is de leeftijd van de afgebeelde jeugdigen, mede geschat aan de hand van de zogenaamde Tannertabel, die zich eveneens in het dossier bevindt.9
Dit onderzoek heeft aldus geleid tot de vaststelling dat er bij de verdachte 80 multimediafiles zijn aangetroffen waarop kinderpornografisch materiaal staat: 13 op de computer in Apeldoorn en 67 op zijn computer thuis in Deventer.10 De 13 afbeeldingen op de computer in Apeldoorn kunnen blijkens het onderzoek niet worden aangemerkt als 'bezit' en spelen verder als zodanig geen rol in de zaak. Tien van de overige 67 bestanden vallen wel onder het begrip 'bezit'.11 In het proces-verbaal zijn vervolgens vier van de tien aangetroffen bestanden uitgeschreven.12
De aldus beschreven werkwijze acht de rechtbank zodanig concreet en van voldoende waarborgen voorzien, dat er bij de rechtbank geen twijfel bestaat over de juistheid van de bevindingen van verbalisanten dat de overige zes bestanden ook als kinderpornografisch materiaal zijn aan te merken.13 In dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, dat de bij hem thuis aangetroffen afbeeldingen kinderpornografisch van aard waren.14 Het verweer wordt aldus verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tienmaal een afbeelding van seksuele gedragingen in zijn bezit heeft gehad.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 24 mei 2008 in Nederland 10 maal een afbeelding en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, onder meer, te weten
* Meisje kennelijk jonger dan 13 jaar.
Meisje ligt naakt op haar rug op een bed. Zij kijkt lachend in de camera. Ze heeft met beide handen haar heupen vast en haar billen en benen steken omhoog. Er is duidelijk zicht op haar billen.
en
* Twee meisjes waarvan het jongste meisje kennelijk jonger dan 16 jaar.
Twee meisjes zijn naakt op een bed. Het jongste meisje ligt op haar rug en het andere meisje zit naast haar en zij likt aan de borst van het liggende meisje en met haar vingers spreidt zij de schaamlippen van het liggende meisje.
en
* Meisje kennelijk jonger dan 13 jaar.
Meisje is naakt op de afbeelding. Zij steunt op haar handen en knieën op een bed. Zij kijkt over haar schouder in de camera. Haar benen zijn enigszins gespreid en er is duidelijk zicht op haar schaamstreek.
en
* Meisje is jonger dan 2 jaar.
Meisje ligt met ontbloot lichaam op de stijve penis van een volwassen man. Er is ingezoomd op de schaamstreek en de stijve penis,
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, telkens in bezit heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
een afbeelding en een gegevensdrager van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar wordt opgelegd.
2. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend is. Hij opteert een werkstraf, dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
3. Bij de bepaling van de op te leggen straf is in aanmerking genomen de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een tiental kinderpornografische afbeeldingen. Door het verzamelen van kinderporno, is het verdachte, zij het indirect, mede toe te rekenen dat verwerpelijke praktijken, die plaatsvinden met kinderen van veelal zeer jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Algemeen bekend is dat kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken. Die andere uitspraken beziende, komt de eis van de officier van justitie bovenmatig voor. Zo heeft de officier van justitie in haar requisitoir verwezen naar een zaak van rechtbank Rotterdam en daaruit een stuk geciteerd om aan te geven hoe zij tegen deze zaak aankijkt. Die zaak is evenwel van een veel grotere omvang (het gaat in die zaak alleen al om 1572 bestanden) en leidde tot een strafoplegging (overeenkomstig de eis van die officier van justitie) van 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Niet valt in te zien, waarom verdachte met verwijzing naar die Rotterdamse zaak, een veel hogere straf(eis) verdient.15 Verdachte kan immers 'slechts' het bezit worden aangerekend van tien kinderpornoafbeeldingen. Voor verspreiding vanaf zijn woonadres van kinderporno is geen bewijs voorhanden.
4. De rechtbank houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte.
5. De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 26 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachtes gedrag is ontstaan uit onvrede over zijn toenmalige relaties en ook samenhangt met de moeite die verdachte ervaart zich voldoende te manifesteren in zijn relatie. Door op internet een andere identiteit aan te nemen kreeg verdachte de aandacht en de spanning waar hij behoefte aan had, hetgeen een verslavende werking op hem had. Toen het op zijn werk minder ging, bleek verdachte niet in staat weerstand te bieden aan deze drang. Na zijn aanhouding heeft verdachte zich vrijwillig bij De Tender gemeld. Daar krijgt verdachte inzicht in zijn gedrag en zal hem geleerd worden hoe hij in de toekomst terugval kan voorkomen. Volgens De Tender is de huidige kans op recidive laag gemiddeld. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een werkstraf.
6. Gelet op het advies van de reclassering, het feit dat verdachte zelf hulp heeft gezocht bij De Tender en uitspraken in vergelijkbare zaken, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van nader te melden duur passend zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
een afbeelding en een gegevensdrager van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Borgerhoff Mulder en De Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2009.
Eindnoten
1 Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, genummerd PL0620/08-209899, gesloten en getekend op 5 december 2008 door [verbalisant C], brigadier van politie.
2 Proces-verbaal (stamproces-verbaal) (pagina 3).
3 Proces-verbaal (stamproces-verbaal) (pagina 4) en proces-verbaal van digitale recherche (pagina 122 - 127).
4 Proces-verbaal van digitale recherche (pagina 126) en pagina 13 van de beslaglijst van de rechter-commissaris.
5 Proces-verbaal van digitale recherche (pagina 105 - 110) en proces-verbaal van bevindingen (multimedia) (pagina 133 - 136).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 165 e.v.).
7 Niemitz vs. Duitsland (EHRM 16 december 1992, NJ 1993, 400) en Copland vs. UK (EHRM 3 april 2007, NJ 2007, 617)
8 Welk e-mailadres was gebezigd in na te melden chatgesprekken.
9 Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen (multimedia) (pagina 137 e.v.).
10 Proces-verbaal van digitale recherche (pagina 106).
11 Proces-verbaal van digitale recherche (pagina 109).
12 Proces-verbaal van bevindingen (multimedia) (pagina 133 - 136).
13 Vgl. Hoge Raad 1 juli 2008, NJ 2008, 454.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 169 en 170).
15 Vgl. Rechtbank Zutphen 4 november 2009, LJN BK2052 en Rechtbank Rotterdam 22 oktober 2009, LJN BK1007.