ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4426

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800293-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Krijger
  • A. Troost
  • J. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld wegens gebrek aan bewijs

In de zaak tegen verdachte D, geboren in 1988 en wonende te [adres, plaats], heeft de Rechtbank Zutphen op 25 november 2009 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 2 december 2006 in Zutphen, waarbij hij samen met anderen geweld zou hebben gebruikt tegen de slachtoffers A en B. De tenlastelegging omvatte onder andere het achtervolgen, omsingelen en aanvallen van de slachtoffers, met gebruik van een scherp voorwerp. Tijdens de rechtszittingen op 13 juni 2008 en 11 november 2009 heeft de rechtbank het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van het geweld en niet had gedistantieerd van de gewelddadige handelingen van zijn medeverdachten. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen handelingen had verricht die het openlijk geweld zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de medeverdachten en de verdachte zelf gaven geen steun aan de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij. Daarnaast werd de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze geen betrekking had op een bewezen feit. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800293-07
Uitspraak d.d.: 25 november 2009
tegenspraak / dnip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte D],
geboren te [plaats, 1988],
wonende te [adres, plaats].
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Elst.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
13 juni 2008 en 11 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 december 2006, te Zutphen, met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, de Oude Wand, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld
bestond uit het achtervolgen, althans achterna lopen, van die [slachtoffer A] en/of het
roepen om die [slachtoffer A] te gaan pakken en/of het lopen/rennen naar, althans in de
richting van die [slachtoffer A] en/of uit het omsingelen van die [slachtoffer A] en/of slaan
en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen van/tegen die [slachtoffer A]
en/of het steken en/of stoten en/of snijden met een (vlinder)mes, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, in de nabijheid van het oog van die [slachtoffer A]
en/of in het gezicht en/of in/op het hoofd en/of in de (onder)arm;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 december 2006, in de gemeente Zutphen, met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Wand, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het gewelddadig aanvallen en/of achterna lopen en/of omsingelen en/of
aanvallen van die [slachtoffer B] en/of
- het (met kracht) slaan/stompen op/tegen de neus, althans in/op/tegen het
gezicht, van die [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen tegen de schouder
en/of de arm, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer B];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden, omdat verdachte op de hoogte was dat [slachtoffer A] (en zijn groep) gepakt zou worden en verdachte naar de jongens heeft geroepen. Voorts heeft hij zich niet gedistantieerd van het toegepaste geweld. De rol van verdachte in het geheel is gering geweest en derhalve heeft de officier van justitie schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel gevorderd.
B. Standpunt verdachte
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, nu geen van de ten laste gelegde feitelijkheden door verdachte zijn gepleegd. Verdachte heeft iets gezegd, maar hij heeft niet geschreeuwd dus ook in die zin niet bijgedragen aan het gepleegde openlijk geweld. Medeverdachten hebben ook niet verklaard welke handelingen verdachte zou hebben verricht.
C. Beoordeling door de rechtbank van het onder 1 en 2 ten laste gelegde: vrijspraak
Op 2 december 2006 heeft aangever [slachtoffer A] in [café] in Zutphen een gesprek met medeverdachte [medeverdachte B].2 Na sluitingstijd van [café] loopt een groep jongens met [medeverdachte B] naar de shoarmazaak [shoarmazaak] aan de [adres]. De groep bestaat uit: verdachte en medeverdachten [medeverdachte B], [naam], [medeverdachte A], [medeverdachte E] en [medeverdachte C].3 Aangever [slachtoffer A] loopt -achter de groep van [medeverdachte B]- samen met o.a. [getuige A], [getuige B] en [slachtoffer B] ook richting [shoarmazaak]. Bij [shoarmazaak] krijgt [slachtoffer A] woorden met iemand uit de groep [medeverdachte B] en iemand uit die groep geeft [slachtoffer A] een vuistslag. Iemand uit de groep van [medeverdachte B] steekt [slachtoffer A] met een mes althans een scherp voorwerp. [slachtoffer B] krijgt een vuistslag tegen het hoofd en een schop tegen het lichaam van [medeverdachte B] en [medeverdachte E].
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte C] achter de groep stond, omdat [medeverdachte C] moest plassen. Dit heeft hij ter terechtzitting bevestigd.4 Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte C] op afstand bleef op het moment dat de anderen van de groep op [slachtoffer A] en anderen afliepen.5 Nadat ze terugkwamen bij shoarmazaak [shoarmazaak] zag [medeverdachte C] "dat er vuisten door de lucht gingen".6
Verdachte heeft nog wel getracht tussen beide groepen te komen, maar dat leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat verdachte deel heeft uitgemaakt van het gepleegde openlijk geweld.7 Het is de rechtbank evenmin gebleken dat de omstandigheid dat verdachte met luide stem heeft gesproken tegen anderen tot gevolg heeft gehad dat medeverdachten door zijn 'geschreeuw' werden aangezet tot het plegen c.q. voortzetten van het geweld tegen [slachtoffer A] dan wel [slachtoffer B]. Overige medeverdachten hebben ook niet verklaard of en welke handelingen verdachte verricht zou hebben ten tijde van de ten laste gelegde incidenten.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte derhalve vrijspreken.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.075,--, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer B] kan naar het oordeel van de officier van justitie tot het gevorderde bedrag worden toegewezen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu hij vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit. Subsidiair heeft hij matiging van het opgevoerde bedrag bepleit, omdat het letsel van aangever gevolg is van het door medeverdachten gepleegde geweld.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Troost en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2009.
Voetnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0631/06-209366, gesloten en getekend op 22 januari 2007 door [naam] (brigadier van politie Team Zutphen).
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 179).
3 Zie o.a. proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 107).
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 107), proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 175) en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte D] (pagina 107).
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 175).
7 Zie verklaring van verdachte ter terechtzitting.