ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4428

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800291-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Krijger
  • Troost
  • Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake openlijk geweld tegen slachtoffers A en B

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 november 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte E, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen twee slachtoffers, A en B, op 2 december 2006 in Zutphen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het openlijk geweld tegen slachtoffer A, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij actief betrokken was bij het geweld. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk openlijk geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer B, wat hij ook heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uur, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 15 dagen kan worden opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan slachtoffer B, die als gevolg van het geweld schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 700,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de betrokkenheid van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2008 en 11 november 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800291-07
Uitspraak d.d.: 25 november 2009
tegenspraak / dnip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte E],
geboren te [plaats op 1988],
wonende te [adres, plaats].
Raadsman: mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
13 juni 2008 en 11 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 december 2006, te Zutphen, met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, de Oude Wand, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld
bestond uit het achtervolgen, althans achterna lopen, van die [slachtoffer A] en/of het
roepen om die [slachtoffer A] te gaan pakken en/of het lopen/rennen naar, althans in de
richting van die [slachtoffer A] en/of uit het omsingelen van die [slachtoffer A] en/of slaan
en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen van/tegen die [slachtoffer A]
en/of het steken en/of stoten en/of snijden met een (vlinder)mes, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, in de nabijheid van het oog van die [slachtoffer A]
en/of in het gezicht en/of in/op het hoofd en/of in de (onder)arm;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 december 2006, in de gemeente Zutphen, met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Wand, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het gewelddadig aanvallen en/of achterna lopen en/of omsingelen en/of
aanvallen van die [slachtoffer B] en/of
- het (met kracht) slaan/stompen op/tegen de neus, althans in/op/tegen het
gezicht, van die [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen tegen de schouder
en/of de arm, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer B];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte van [slachtoffer B], de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte B], [medeverdachte C] en verdachte.
B. Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit en zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
C. Beoordeling door de rechtbank
Algemene overwegingen
Op 2 december 2006 heeft aangever [slachtoffer A] in [café] in Zutphen een gesprek met medeverdachte [medeverdachte B].2 Na sluitingstijd van Boulevard loopt een groep jongens met [medeverdachte B] naar de shoarmazaak [shoarmazaak] aan de [adres]. De groep bestaat uit: verdachte en medeverdachten [medeverdachte B], [naam], [medeverdachte C], [medeverdachte A] en [medeverdachte D].3 Aangever [slachtoffer A] loopt -achter de groep van [medeverdachte B]- samen met o.a. [getuige A], [getuige B] en [slachtoffer B] ook richting [shoarmazaak]. Bij [shoarmazaak] krijgt [slachtoffer A] woorden met iemand uit de groep [medeverdachte B] en iemand uit deze groep geeft [slachtoffer A] een vuistslag. Iemand uit de groep van [medeverdachte B] steekt [slachtoffer A] met een mes althans een scherp voorwerp. De arts heeft vastgesteld dat er bij [slachtoffer A] sprake is van steekwonden op het hoofd, in het gezicht en in de rechteronderarm.4 [slachtoffer B] is in zijn gezicht geslagen als gevolg waarvan zijn neus mogelijk is gebroken en terwijl hij op de grond lag, is hij geschopt.5
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte op actieve wijze betrokken is geweest bij het op aangever [slachtoffer A] gerichte geweld. Verdachte is bij de groep aanwezig geweest en is volgens [medeverdachte D] achter [slachtoffer A] en zijn vrienden aangerend/gelopen.6 Verdachte en medeverdachten hebben niet verklaard dat verdachte overige handelingen heeft verricht jegens [slachtoffer A]. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken -zoals is gesteld door de officier van justitie en raadsman- van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
- de aangifte van [slachtoffer B];7
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B];8
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte D];9
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C];10
- de verklaring van getuige [getuige B];11
- de bekennende verklaring van verdachte.12
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met [medeverdachte B] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B] zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij op 2 december 2006, in de gemeente Zutphen met een ander, op of aan de openbare weg, de Oude Wand, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het achterna lopen en omsingelen en aanvallen van die [slachtoffer B] en
- het met kracht slaan/stompen op/tegen de neus van die [slachtoffer B] en
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht schoppen tegen de schouder en de arm van die [slachtoffer B].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis gevorderd met aftrek van voorarrest.
2. Door en namens verdachte is bepleit een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte betrokken is geweest bij een incident aan de openbare weg. De omstandigheid dat de groep van verdachte zich tegen de groep van aangever heeft gekeerd, is een omstandigheid die voor de betrokkenen zeer beangstigend is geweest. Een dergelijk incident kan daarnaast ook maatschappelijk voor grote gevoelens van onveiligheid en onrust zorgen. Mensen dienen zich op straat veilig te voelen.
De rechtbank neemt in het bijzonder in aanmerking dat -nadat medeverdachte [medeverdachte B] [slachtoffer B] heeft geslagen/gestompt als gevolg waarvan [slachtoffer B] op de grond viel- verdachte hem heeft getrapt. [slachtoffer B] lag onweerbaar op de grond. Op het moment dat hij probeerde op te staan, werd hij nogmaals getrapt door verdachte. Deze omstandigheid neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
4. De rechtbank houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte. Niet is gebleken dat verdachte zich na 2 december 2006 heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
5. Gezien het tijdsverloop en het huidige blanco justitiële documentatie van verdachte acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Mede gelet op de straf die aan medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] is opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis passend is.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.075,--, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer B] kan naar het oordeel van de officier van justitie tot het gevorderde bedrag worden toegewezen.
De raadsman heeft opgemerkt dat het materiële deel van de vordering kan worden toegewezen en dat hij de gevorderde immateriële schade aan de hoge kant vindt. Hij heeft ten aanzien van het toe te wijzen bedrag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering wordt ten aanzien van de gevorderde materiële schade geheel toegewezen
(€ 325,--) en de gevorderde immateriële schade kan op dit moment geschat worden op een bedrag van € 375,--. De vordering wordt tot een bedrag van € 700,-- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2006. Wat betreft het meer of anders gevorderde wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard
De verdachte is voor de schade van [slachtoffer B] -naar burgerlijk recht- hoofdelijk aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikelen 22c, 22d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 30 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer B], [adres, plaats] (gironummer [nummer]) van een bedrag van € 700,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2006 en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 700,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Troost en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0631/06-209366, gesloten en getekend op 22 januari 2007 door [naam] (brigadier van politie Team Zutphen).
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 179).
3 Zie o.a. proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 137).
4 Een schriftelijk bescheid inhoudende medische gegevens van [slachtoffer A] (pagina 186), foto's van het letsel (pagina 203-205) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 181).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 261).
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 106).
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 261-266).
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 77).
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 101 en 117).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 175-176).
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 236).
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 37).