ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4669

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
352704 WM 08-39
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.M. Smulders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevelen wegens onterecht opgelegde verkeerssancties en strijd met beginselen van behoorlijk bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 november 2009 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een twaalftal dwangbevelen die door de officier van justitie te Leeuwarden waren uitgevaardigd. De dwangbevelen waren gebaseerd op sancties die aan de opposant waren opgelegd vanwege verlopen keuringsbewijzen van motorvoertuigen die op zijn naam stonden. De opposant, die beweert nooit een auto te hebben bezeten, heeft aangevoerd dat zijn paspoort is misbruikt voor de registratie van kentekens op zijn naam, terwijl hij van 1999 tot 2002 in Iran in hechtenis zat. Hij heeft ook aangegeven dat hij, als buitenlander met beperkte kennis van de Nederlandse taal, niet in staat was om adequaat te reageren op de opgelegde sancties.

De officier van justitie heeft in zijn commentaar op het verzetschrift gesteld dat de opposant feitelijk verweer voert tegen de opgelegde sancties, wat volgens de wet niet meer mogelijk is in een verzetprocedure. De officier merkte op dat de beschikkingen en aanmaningen aan de opposant zijn verzonden en dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen deze beschikkingen, waardoor zijn recht om deze aan te vechten verloren is gegaan. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de stelling van de officier van justitie niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, aangezien vergelijkbare beschikkingen recentelijk zijn vernietigd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opposant terecht heeft betoogd dat de dwangbevelen in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het gelijkheidsbeginsel en fair-play. De rechter heeft vastgesteld dat het OM de eerder opgelegde sancties onterecht heeft geacht, wat betekent dat de huidige dwangbevelen ook niet rechtens houdbaar zijn. De kantonrechter heeft het verzet gegrond verklaard, de dwangbevelen vernietigd en de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de opposant. De beslissing is genomen met inachtneming van de rechtsbeginselen en de omstandigheden van de opposant.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Zutphen
Zaaknummer : 352704 WM 08-39
CJIB-nummers : [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer],
[nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer]
[nummer], [nummer].
Uitspraak inzake Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften
op het verzet van [opposant], wonende te [plaats, adres], opposant;
mr. C.W.J. de Bont, advocaat te 7000 AN Doetinchem, Postbus 586, gemachtigde.
De feiten en de standpunten van partijen
Het verzet richt zich tegen de tenuitvoerlegging van een twaalftal door de officier van justitie te Leeuwarden op grond van artikel 26 van de Wet Administratiefrechtelijke handhaving Verkeersvoorschriften uitgevaardigde dwangbevelen met bovenvermelde CJIB-nummers.
De dwangbevelen zijn uitgevaardigd naar aanleiding van de aan opposant bij inleidende beschikkingen opgelegde sancties vanwege het feit dat de keuringsbewijzen van motorvoertuigen die op naam van opposant stonden hun geldigheid hadden verloren.
In zijn verzetschrift heeft opposant onder verwijzing naar 45 door hem ingestelde beroepschriften (welke overigens andere sanctiebeschikkingen betreffen dan de sanctiebeschikkingen terzake waarvan thans dwangbevelen zijn uitgevaardigd) aangevoerd dat hij nimmer een auto heeft gehad of bezeten en dat zijn paspoort is misbruikt voor de registratie van kentekens op zijn naam. In de periode van 21 maart 2000 tot en met 22 juli 2000 zijn namelijk 278 kentekens op naam van opposant geregistreerd. Opposant heeft dit niet kunnen voorkomen, omdat hij van 1999 tot 2002 in hechtenis in Iran heeft gezeten, waar hem zijn paspoort en andere papieren zijn afgenomen. Voorts merkt opposant op – zo begrijpt de kantonrechter –
dat hij, als buitenlander die nauwelijks Nederlands spreekt en schrijft, de weg kwijt is geraakt in de papierwinkel en dat hij met zijn minimale inkomen bovendien niet in staat zal zijn de hem sanctiebedragen te voldoen. Uit van de RDW verkregen informatie blijkt ten slotte dat 182 van de 278 kentekens inmiddels van de naam van opposant zijn gehaald.
De officier van justitie heeft in zijn commentaar naar aanleiding van het verzetschrift opgemerkt dat opposant in zijn verzet feitelijk verweer voert tegen de opgelegde sanctie. Dit is volgens de officier gelet op artikel 26 lid 3 WAHV echter niet langer mogelijk. De officier van justitie merkt in dit verband op dat de beschikkingen en aanmaningen destijds aan opposant zijn verzonden en dat gesteld noch gebleken is dat opposant deze stukken, waarop de beroepstermijn stond vermeld, niet heeft ontvangen. Opposant heeft geen beroep ingesteld tegen de beschikkingen, zodat het recht om de beschikkingen alsnog aan te tasten verloren is gegaan. De officier wijst er voorts op dat opposant in vergelijkbare zaken ook niet in het gelijk is gesteld. De officier van justitie concludeert zodoende tot ongegrondverklaring van het verzet van opposant.
De beoordeling
De kantonrechter stelt voorop dat de stelling van de officier van justitie als zou opposant in vergelijkbare zaken niet in het gelijk zijn gesteld, op gespannen voet met de werkelijkheid staat. Het is de kantonrechter namelijk ambtshalve bekend dat tal van vergelijkbare beschikkingen – betrekking hebbend op kentekens als bovenbedoeld – recentelijk niet alleen door hem zijn vernietigd, maar dat het OM ter zake zelfs expliciet bakzeil heeft gehaald ter zitting, na het verhaal van opposant te hebben aangehoord.
De kantonrechter ziet er niet aan voorbij dat het in de zojuist bedoelde gevallen om beroepszaken ging en niet om verzetzaken. Aan de officier van justitie kan worden toegegeven dat in een verzetprocedure in beginsel geen plaats meer is voor feitelijk verweer. Maar nog daargelaten of opposant niet met vrucht een beroep kan doen op overeenkomstige toepassing van artikel 6:11 van de Awb, neemt dat niet weg dat de raadsman van opposant terecht heeft betoogd dat de kantonrechter de voorliggende beslissing wel dient te toetsen aan algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarbij kunnen onderliggende feiten van belang zijn.
De kantonrechter stelt in dit verband vooreerst vast dat het OM het (eerdere en nu herhaalde) relaas van opposant kennelijk geloofwaardig heeft geacht en daarom destijds ter zitting heeft geconcludeerd tot vernietiging van de toen voorliggende beschikkingen. In feite betekent dit dat het OM de destijds opgelegde sancties bij nader inzien rechtens onjuist heeft geacht, wat trouwens niet kan verbazen gelet het beginsel "geen straf zonder schuld", dat ook van toepassing is op punitieve beschikkingen. In dit verband overweegt de kantonrechter nog dat een besluit waarvan de overheid zelf heeft erkend dat het onrechtmatig is, formele rechtskracht ontbeert.
Dat alles zo zijnde valt zonder toelichting – welke ontbreekt – niet in te zien waarom de onderhavige "onderliggende" sanctiebeschikkingen niet eveneens rechtens onjuist zouden zijn. Door niettemin vast te houden aan de opgelegde dwangbevelen handelt het OM dan ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel en/of het beginsel van fair-play.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat de overheid reeds vele jaren bekend is met het bestaan van criminele en dubieuze figuren die op grote schaal misbruik maken van kwetsbare personen (zoals: geestelijk gehandicapten, drugsgebruikers, buitenlanders die nog niet geïntegreerd zijn en andere sociaal zwakkeren) door kentekens op hun naam te zetten, met alle (peperdure) gevolgen van dien, zonder dat daartegen adequate maatregelen worden genomen. Voorts is van algemene bekendheid dat het uitermate moeilijk is om de registratie van een kenteken te laten wijzigen, ook als daar evident reden toe is.
De kantonrechter ziet in het vorenoverwogene dan ook aanleiding om het verzet gegrond te verklaren. Ook acht de kantonrechter termen aanwezig om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van opposant, een en ander als hierna aangegeven.
De beslissing:
Het verzet wordt gegrond verklaard en de dwangbevelen worden vernietigd.
De kantonrechter bepaalt dat het griffierecht ad € 107,= - voor zover dit reeds door opposant is voldaan - door de griffier zal worden terugbetaald.
De officier van justitie wordt veroordeeld in de proceskosten van opposant, begroot op € 6,10 aan reiskosten en € 161,= aan professioneel verleende rechtsbijstand.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A.M. Smulders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.