ECLI:NL:RBZUT:2009:BK4786

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460308-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • Kleinrensink
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling door zoon tegen moeder met psychische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft aangevallen. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd in de P.I. Vught, werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging en mishandeling. De feiten vonden plaats op 8 augustus 2009 in Winterswijk, waar de verdachte zijn moeder, [slachtoffer A], met geweld heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder meermalen heeft geschopt en haar keel heeft dichtgeknepen, terwijl zij op de grond lag. Dit geweld ging gepaard met bedreigingen van de verdachte aan het adres van zijn moeder, waarbij hij dreigde haar te doden. De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte met opzet handelde, ondanks zijn psychische aandoening.

De rechtbank heeft de verdachte ontoerekeningsvatbaar verklaard, omdat hij leed aan schizofrenie van het paranoïde type. Dit werd bevestigd door deskundigen die de verdachte hadden onderzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Wel is de verdachte voor de duur van één jaar geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis, gezien het gevaar voor herhaling van dergelijk gedrag. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], die letsel had opgelopen tijdens een ander geweldsincident op 7 augustus 2009. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, maar geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd, omdat de verdachte was ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460308-09
Uitspraak d.d.: 27 november 2009
Tegenspraak / ip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983, plaats],
wonende aan de [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 IBA/FSU.
Raadsman: mr. Van Kan, advocaat te Zutphen
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 augustus 2009 te Winterswijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A], zijnde zijn, verdachtes, moeder, van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag,
-meermalen, althans éénmaal,(met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of tegen
en/of op het gezicht van voornoemde [slachtoffer A], heeft geschopt en/of getrapt,
en/of
-(vervolgens) (met kracht) met beide handen de keel van voornoemde [slachtoffer A]
heeft dichtgeknepen,
en/of
-(vervolgens) (met kracht) zijn voet op de keel van voornoemde [slachtoffer A] heeft
gezet en/of daarmee heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 08 augustus 2009 te Winterswijk aan [slachtoffer A],
zijnde zijn, verdachtes moeder, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen en/of op het hoofd van voornoemde [slachtoffer A], te schoppen en/of te trappen en/of te slaan
en/of te stompen, terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag;
art 304 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 08 augustus 2009 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in en/of tegen en/of op het gezicht en/of op en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
en/of terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag,
-meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of tegen
en/of op het gezicht van voornoemde [slachtoffer A], heeft geschopt en/of getrapt, en/of
-(vervolgens) (met kracht) met beide handen de keel van voornoemde [slachtoffer A]
heeft dichtgeknepen, en/of
-(vervolgens) (met kracht) zijn voet op de keel van voornoemde [slachtoffer A] heeft
gezet en/of daarmee heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 augustus 2009 te Winterswijk
[slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik dood jou, ik sla je dood. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 07 augustus 2009 te Winterswijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]
-(naar achteren) heeft geduwd en/of meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in en/of tegen en/of op het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, en/of
-(vervolgens) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen en/of op het/de be(e)n(en) heeft geschopt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Aanleiding van het onderzoek / vaststaande feiten
Op 8 augustus 2009 ontving de politie een melding van een geweldsincident in Winterswijk. Volgens de melder zou een zoon geweld hebben gepleegd tegen zijn moeder. De zoon zou zijn moeder eveneens hebben bedreigd. Politiefunctionarissen hielden ter plaatse de zoon, verdachte, aan. De moeder deed vervolgens bij de politie aangifte van poging tot doodslag. Voorts werd zij onderzocht door een forensisch arts en werden diverse getuigen gehoord.1 Een dag eerder, op 7 augustus 2009, was verdachte betrokken bij een incident in de [naam supermarkt] Supermarkt te Winterswijk. Tijdens een ruzie bij de kassa gebruikte verdachte geweld tegen de slager van de supermarkt.2
Standpunt van het openbaar ministerie ten aanzien van het bewijs
Volgens de officier van justitie kunnen de drie feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Het eerste feit levert volgens de officier van justitie poging tot doodslag op. Bij verdachte was er ten tijde van deze feiten sprake van een ernstig psychiatrische ziektebeeld. Dit tast volgens de officier van justitie echter het opzet niet aan.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair, de poging tot doodslag. De subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling kan volgens hem wel bewezen worden verklaard. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van feit 2. De geweldshandelingen van verdachte tegen zijn moeder gingen gepaard met verbale bedreigingen. Deze bedreigingen leveren dan ook geen afzonderlijk delict op, maar waren een onderstreping van feit 1. Voor feit 3 kan volgens de raadsman wel een bewezenverklaring volgen. Ten aanzien van het opzet van verdachte heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feit 1 en feit 2
De moeder van verdachte, [slachtoffer A], heeft bij de politie aangifte gedaan. Aanleiding van het voorval van 8 augustus 2009 was volgens haar een ruzie over de portemonnee van verdachte. Moeder en verdachte bevonden zich toen in hun woning te Winterswijk. Nadat verdachte haar een klap gaf, viel zij op de grond. Vervolgens schopte verdachte haar wel vijf keer tegen haar hoofd en gezicht. Hierna werd aangeefster door verdachte meegesleurd naar een andere kamer. Zij hoorde verdachte zeggen: "ik dood jou, ik sla je dood, ik maak je dood." Ook kneep verdachte met twee handen haar keel dicht. Aangeefster kon daardoor niet ademen en dacht dat zij dood ging.3 Tijdens een nader verhoor heeft [slachtoffer A] verklaard dat zij op een gegeven moment kon loskomen uit de greep van verdachte. Zij vluchtte vervolgens weg naar de buren. Volgens aangeefster kneep verdachte haar keel lang dicht.4
Diverse buurtbewoners zijn gehoord over het voorval van 8 augustus 2009. Buurvrouw [getuige A] heeft onder meer verklaard dat zij gegil en gestommel hoorde vanuit de woning van verdachte en zijn moeder. Kort hierna zag zij dat de moeder de achtertuin uitrende. [getuige A] zag dat de moeder gewond was en moeilijk ademde.5
[slachtoffer A] is na het voorval onderzocht door een arts. De arts geeft in zijn geneeskundige verklaring een omschrijving van het letsel van [slachtoffer A]. Dit letsel bestond onder meer uit blauwe plekken in het gezicht en de hals, een bloedneus en een gebroken oogkas.6 De verbalisant die de aangifte van [slachtoffer A] opnam, zag ook dat [slachtoffer A] diverse blauwe plekken en striemen had, onder meer rondom de keel.7
Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren en ter terechtzitting toegegeven dat hij geweld heeft gebruikt tegen zijn moeder. Hij kreeg ruzie met zijn moeder vanwege zijn portemonnee. Hierna heeft hij zijn moeder vastgepakt en op de grond gegooid.8 Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij zijn moeder heeft bedreigd, met de bewoordingen "ik dood je, ik sla je dood, ik maak je dood."9 Verdachte ontkent echter dat hij zijn moeder tegen het hoofd heeft geschopt en dat hij haar keel heeft dichtgeknepen.10
De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer A] als uitgangspunt hanteren bij het vaststellen van de feitelijke gang van zaken. In de eerste plaats is er volgens de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat [slachtoffer A] haar zoon valselijk zou willen beschuldigen. In de tweede plaats passen de verklaringen van [slachtoffer A] bij het geconstateerde letsel. De gebroken oogkas wijst op een forse geweldsuitoefening, zoals krachtig schoppen tegen het hoofd. De striemen en plekken in de hals/keel zijn daarnaast een aanwijzing dat de keel van [slachtoffer A] werd dichtgeknepen. De bewering van verdachte dat het letsel door een buurtbewoner is veroorzaakt11, acht de rechtbank niet alleen volstrekt onaannemelijk maar deze bewering vindt ook geen enkele steun in de verklaringen van buurtbewoners. Tot slot acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige A] van belang. Zij zag dat [slachtoffer A] direct na het voorval moeilijk ademde. Dit wijst er eveneens op dat de keel van [slachtoffer A] was dichtgeknepen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn moeder meermalen tegen het hoofd heeft geschopt en haar keel heeft dichtgeknepen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit feitencomplex een poging tot doodslag op. Het dichtknijpen van de keel was een handeling die qua doelgerichtheid en gewelddadigheid was gericht op de dood van [slachtoffer A], te meer omdat dit gepaard ging met bedreigingen met de dood. Want ook uit deze bedreigingen valt af te leiden dat verdachte tijdens het voorval de intentie had om zijn moeder te doden. Dat [slachtoffer A] uiteindelijk wist te ontsnappen aan de verwurging, waardoor zij gelukkig niet is komen te overlijden, is een omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Samenhang feit 1 en feit 2
De raadsman heeft terecht aangevoerd dat het bewezen verklaarde geweld gepaard ging met bedreigingen. Kennelijk doelt de raadsman op de bepaling omtrent eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank trekt echter niet de conclusie dat deze bedreigingen hierdoor geen afzonderlijk delict opleveren. Het geweld en de geuite bedreigingen waren immers afzonderlijke gedragingen, waaraan verschillende wilsbesluiten ten grondslag lagen. Het besluit om geweld toe te passen stond los van het besluit om dit gepaard te laten gaan met bedreigingen. Ook de strekking en het karakter van de twee overtreden strafbepalingen lopen uiteen. Terwijl artikel 287 bescherming biedt tegen de daadwerkelijke fysieke aantasting van het menselijk leven, biedt artikel 285 (onder meer) bescherming tegen uitlatingen waardoor redelijke vrees kan ontstaan om het leven te verliezen. Naar het oordeel van de rechtbank levert feit 2 dan ook een afzonderlijk delict op. Omdat beide feiten op zichzelf staande handelingen zijn, is er in juridische zin sprake van meerdaadse samenloop.
Feit 3
[slachtoffer B] heeft aangifte gedaan van het voorval op 7 augustus 2009 bij de [naam supermarkt] supermarkt in Winterswijk. Hij verklaarde dat hij een man bij de kassa zag staan die niet wilde betalen. [slachtoffer B] sprak de man aan. Vervolgens werd hij drie keer met kracht door de man in het gezicht geslagen. Ook werd hij met kracht door de man geschopt.12 Getuige [getuige B] werkte tijdens het voorval als caissière in de supermarkt. Zij verklaarde dat een klant boos werd over het bedrag dat hij moest betalen. Later sprak [slachtoffer B] de klant aan. Zij zag dat de klant [slachtoffer B] schopte en een paar keer in het gezicht sloeg.13 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 7 augustus 2009 bij de kassa van de [naam supermarkt]supermarkt stond. Volgens verdachte maakte de scancomputer een rekenfout en wilde hij zijn geld terug. Toen dit niet gebeurde heeft hij een supermarktmedewerker geslagen.14 Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer B] zowel heeft geslagen als geschopt.
Opzet
Verdachte is door een psychiater en een psycholoog onderzocht; zij concluderen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ernstige stoornis van de geestvermogens.15 In aanvulling op wat hierover door de officier van justitie en de raadsman is opgemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Van opzet is slechts geen sprake indien bij de verdachte "ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken."16 Alleen bij hoge uitzondering wordt een dergelijke stoornis aangenomen. Uit de omstandigheid dat verdachte niet de vrijheid had om zijn wil te kunnen bepalen en keuzes te maken, volgt niet dat voornoemd inzicht heeft ontbroken.17 De rechtbank acht ten aanzien van de drie feiten het opzet dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 (primair).
hij op 8 augustus 2009 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A], zijnde zijn, verdachtes, moeder, van het leven te beroven, met dat opzet:
- terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag meermalen met kracht tegen het hoofd en gezicht van voornoemde [slachtoffer A] heeft geschopt;
- vervolgens met kracht met beide handen de keel van voornoemde [slachtoffer A] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 augustus 2009 te Winterswijk [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik dood jou, ik sla je dood. Ik maak je dood";
3.
hij op 7 augustus 2009 te Winterswijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]
- meermalen met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, en
- met kracht tegen het been heeft geschopt
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Kennelijke schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende misdrijven op:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is door een psychiater (drs. Heinsman-Carlier) en een psycholoog (mr. drs. Sterk) onderzocht.
Op 23 oktober 2009 heeft de psychiater een rapport uitgebracht. Zij schrijft in dit rapport dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie van het paranoïde type. Bij alle drie de feiten heeft verdachte volgens de psychiater gehandeld vanuit een acuut psychotisch toestandsbeeld, waarbij zijn achterdocht, paranoïde waanvorming, problemen in oordeelsvorming en ontremming kenmerkend waren. Vanwege deze ziekelijke stoornis adviseert de psychiater om verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.
De psycholoog heeft op 5 november 2009 eveneens een rapport uitgebracht. Ook volgens de psycholoog is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Nadat verdachte is gestopt met de inname van zijn antipsychotica, is hij in toenemende mate psychotisch geraakt. Psychische decompensatie ging hierbij gepaard met verhoogde agitatie, disproportioneel agressief gedrag, waanideeën, achterdocht en problemen in de oordeelsvorming. Verdachte verkeerde tijdens de eerste twee tenlastegelegde feiten in een paranoïde psychotisch toestandsbeeld en verkeerde hierbij in zijn eigen (oncorrigeerbare) realiteit. Net als de psychiater adviseert de psycholoog om verdachte ten aanzien van deze feiten ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over.
De psycholoog heeft niet geadviseerd over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het derde feit, omdat dit feit niet ter sprake is gekomen tijdens de gesprekken met verdachte. De rechtbank acht de conclusie van de psychiater ten aanzien van dit feit echter duidelijk. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de drie bewezen verklaarde feiten daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oplegging van een maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de duur van een jaar geplaatst wordt in een psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman van verdachte heeft zich hierbij aangesloten.
Zoals hiervoor al door rechtbank is overwogen, is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De psycholoog schat het gevaar op herhaling hoog in. Volgens de psychiater is recidive waarschijnlijk. Dit gevaar wordt volgens beide gedragsdeskundigen voornamelijk veroorzaakt door het ziektebeeld van verdachte. Zonder behandeling is de kans groot dat er psychotische decompensatie optreedt, die dan gepaard gaat met overmatig en disproportioneel agressief gedrag. De psychiater noemt verder als bijkomende factoren de moeite van verdachte om zijn stoornis te accepteren en de afwezigheid van zelfinzicht. Uit deze adviezen en de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten leidt de rechtbank af dat verdachte een gevaar is voor anderen en een gevaar voor de algemene veiligheid van personen.
Beide deskundigen adviseren daarom om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank kan zich met deze adviezen verenigen en zal verdachte voor de duur van een jaar plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B]
Ten aanzien van feit 3 heeft [slachtoffer B] zich gesteld als benadeelde partij. Hij vordert schadevergoeding ter hoogte van € 225, vanwege geleden immateriële schade.
De officier van justitie heeft tot toewijzing van de vordering geconcludeerd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit. Het geweld was volgens hem beperkt en [slachtoffer B] heeft geen letsel opgelopen.
De benadeelde partij werd tijdens zijn werk in een supermarkt geconfronteerd met het geweld van verdachte. Hij kreeg diverse klappen in het gezicht en een schop tegen het been. De benadeelde partij ondervond hiervan pijn. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij hierdoor immateriële schade heeft geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet betwist, terwijl de vordering de rechtbank niet onredelijk voorkomt. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal echter niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Bij een ontslag van alle rechtsvervolging is er geen sprake van een veroordeling in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, zodat de schadevergoedingsmaatregel in deze gevallen niet kan worden opgelegd.18
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: mishandeling;
* verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
* gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, voor de duur van één (1) jaar;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], geboren op [datum], wonende aan de [adres], van een bedrag van € 225,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Dit bedrag wordt tevens vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2009 tot en met de dag van de gehele afdoening.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Kleinrensink en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2009.
Eindnoten
1 Dossier van de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, afgesloten op 16 september 2009, met kenmerk 2009058718-17. Specifiek wordt hier verwezen naar het ambtelijk verslag, p. 4-6 van dit dossier.
2 Voornoemd dossier, ambtelijk verslag, p. 6-7.
3 Voornoemd dossier, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], p. 25 e.v.
4 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], p. 32 e.v.
5 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], p. 52 en 53.
6 Voornoemd dossier, geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer A], p. 67
7 Voornoemd dossier, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], p. 28.
8 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 57 e.v. Voorts verklaring verdachte terechtzitting.
9 Verklaring verdachte terechtzitting.
10 Verklaring verdachte terechtzitting.
11 Verklaring verdachte terechtzitting.
12 Voornoemd dossier, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], p. 71 e.v.
13 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [getuige B], p. 75 e.v.
14 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
15 Zie verder het kopje 'strafbaarheid van de verdachte'.
16 Hoge Raad 14 december 2004, LJN: AR3226.
17 Hoge Raad 09 december 2008, LJN: BD2775, overweging 4.3.2.
18 Hoge Raad, 12 oktober 2004, 01393/03, LJN: AO3233. Op grond van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk indien er een straf of maatregel is opgelegd. Met de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis is daar bij de onderhavige zaak sprake van.