ECLI:NL:RBZUT:2009:BK5257

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-486004-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Troost
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting bij boekingen van vakantiewoningen in Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 3 december 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte A, die samen met medeverdachte B is veroordeeld voor oplichting. De verdachten hebben in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 4 juli 2005, door middel van valse hoedanigheden en listige kunstgrepen, meerdere slachtoffers bewogen tot de afgifte van geldbedragen voor vakantiewoningen in Hongarije die nooit zijn gereserveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich voordeden als betrouwbare verhuurders en via internet en persoonlijke bezoeken vertrouwen wekten bij de slachtoffers. In totaal hebben de slachtoffers ongeveer € 62.494,50 aan de verdachten overgemaakt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en heeft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen met 20% verminderd, resulterend in een straf van 192 dagen. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de gedupeerden, die in totaal € 2.299,00, € 4.732,00, € 2.114,00, € 3.831,80, € 2.563,85, € 1.954,50 en € 2.184,00 bedragen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van de vordering van slachtoffer A, die niet-ontvankelijk is verklaard omdat deze niet correct was ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/486004-06
Uitspraak d.d.: 3 december 2009
tegenspraak / dip / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1960],
wonende te [adres].
raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 juni 2006 en 19 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 4 juli 2005 te Harderwijk en/of te Doetinchem en/of te Dordrecht en/of te Spijkenisse en/of te Hoofddorp en/of te Best en/of te Nieuwkoop en/of te Dronten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende perso(o)n(en):
a. [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]
(zaakdossier 1, p. 520-594) en/of
b. [slachtoffer D] (zaakdossier 2, p. 596-682) en/of
c. [slachtoffer E] (zaakdossier 5, p. 755-778) en/of
d. [slachtoffer F] (zaakdossier 6, p. 780-821) en/of
e. [slachtoffer G] (zaakdossier 7, p. 823-838) en/of
f. [slachtoffer H] (zaakdossier 10, p. 860-888) en/of
g. [slachtoffer I] (zaakdossier 21, p. 932-978),
en/of diverse andere perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van (een)
geldbedrag(en) (in totaal (ongeveer) 62.494,50 euro), in elk geval van enig
goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met
voreno[bedrijf verdachten]hreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- (al dan niet) onder de naam [bedrijf verdachten] Kft zich voorgedaan als betrouwbare verhuurder van vakantiewoningen in Siofok (Hongarije) en/of
- gedaan alsof verdachte en/of haar mededader(s) en/of [bedrijf verdachten] Kft vakantiewoningen ter verhuur tot hun beschikking hadden, en/of
- op (een of meer site(s) op) het internet geadverteerd voor [bedrijf verdachten] Kft en/of (daarbij) vermeld: "wij zijn een Nederlands reisbureau gevestigd in Siofok, Hongarije" en/of "wij spreken Nederlands, dus geen taalproblemen" en/of "wij zijn van mei tot oktober zelf op onze vestiging (Siofok) aanwezig" en/of
- diverse (foto's van en informatie over) vakantiewoningen op de internetsite van [bedrijf verdachten] Kft gezet en/of te huur aangeboden en/of
- voornoemde perso(o)n(en) telefonisch en/of persoonlijk en/of per e-mail informatie gegeven over de te boeken vakantiewoningen en/of de plaats Siofok (Hongarije) en/of
- voornoemde perso(o)n(en) (telkens) een bevestiging gestuurd van (de) door hen verrichtte boeking(en) en/of
- die perso(o)n(en) (telkens) een factuur gestuurd voor de huur van de/het door hen geboekte vakantiewoning(en), waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot
boveno[bedrijf verdachten]hreven afgifte; (486003-06)
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2004 tot en met
4 juli 2005 te Dronten en/of te Emmeloord en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 62.494,50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
a. [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]
(zaakdossier 1, p. 520-594) en/of
b. [slachtoffer D] (zaakdossier 2, p. 596-682) en/of
c. [slachtoffer E] (zaakdossier 5, p. 755-778) en/of
d. [slachtoffer F] (zaakdossier 6, p. 780-821) en/of
e. [slachtoffer G] (zaakdossier 7, p. 823-838) en/of
f. [slachtoffer H] (zaakdossier 10, p. 860-888) en/of
g. [slachtoffer I] (zaakdossier 21, p. 932-978)
en/of diverse andere personen, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als betaling voor door verdachte en/of haar mededader(s) te boeken vakantiewoning(en), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten
1. In de maand juli 2005 is er landelijk een groot aantal aangiften gedaan ter zake van oplichting tegen het bedrijf [bedrijf verdachten] (hierna ook: [bedrijf verdachten]) in Siofok en/of medeverdachte [verdachte B] en verdachte, de partner van medeverdachte [verdachte B]. In totaal zijn er 59 aangiften gedaan, waarvan een groot aantal geclusterd (38 zaken). Deze zaak is in het bijzonder gebaseerd op de aangiften van [slachtoffer A]2 (tot wiens groep [slachtoffer B] en [slachtoffer C] behoren), [slachtoffer D]3, [slachtoffer E]4, [slachtoffer F]5, [slachtoffer G]6, [slachtoffer H]7 en [slachtoffer I]8. Gebleken is dat in de periode oktober 2004 tot en met juni 2005 diverse personen, voornamelijk namens groepen jongeren, via de internetsite www.[bedrijf verdachten]-siofok.com een vakantiewoning in Hongarije hebben geboekt bij het bedrijf [bedrijf verdachten]-Siofok. In bepaalde gevallen kwamen medeverdachte [verdachte B] en verdachte op verzoek bij de geïnteresseerden thuis om persoonlijk voorlichting te geven over de te verhuren vakantiewoningen. De voor de vakantiewoning verschuldigde huur werd overgemaakt naar het rekeningnummer [nummer] van de ABN AMRO bank, ten name van [verdachte B] te Dronten. Vervolgens ontvingen de personen die hadden geboekt een brief van [bedrijf verdachten] met daarin een telefoonnummer van [bedrijf verdachten] te Siofok, een routebeschrijving en aantal aanbevelingen met betrekking tot de reis naar Hongarije en de aankomst in Siofok.
Begin juli 2005 ontvingen de aangevers een brief van [bedrijf verdachten] waarin werd vermeld dat er geen vakantiewoningen waren geboekt, dat een (Hongaarse) tussenpersoon er met het geld vandoor was gegaan en dat de vakantie niet kon doorgaan.
Uit onderzoek naar de bankgegevens van medeverdachte [verdachte B] blijkt dat zij in totaal een bedrag van € 62.494,50 van de gedupeerden heeft ontvangen.9
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten oplichting, bewezen. Verdachte en de medeverdachte [verdachte B] zijn op bezoek gegaan bij de potentiële klanten voor het bedrijf [bedrijf verdachten], daardoor hebben zij een zeker vertrouwen opgewekt bij deze mensen. Door de verstrekte informatie tijdens deze bezoeken en de informatie geleverd via internet, e-mail en telefoongesprekken, ontstond bij velen de indruk met een betrouwbaar bedrijf van doen te hebben. Zodoende zijn de gedupeerden met verdachte en medeverdachte [verdachte B] in zee gegaan. De gedupeerden hebben geld overgemaakt naar de rekening van medeverdachte [verdachte B] zonder dat de vakantiewoningen werden geboekt.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van oplichting en evenmin van verduistering. Hij wijst onder meer op de omstandigheid dat het reisbureau [bedrijf verdachten] Siofok tot 2005 altijd naar volle tevredenheid reizen heeft verzorgd naar Hongarije. Verdachte en zijn partner hebben een goede naam en hebben vragen eerlijk beantwoord. Er kunnen bij de getuigenverklaring van [getuige A] vraagtekens worden geplaatst. Ten slotte is er onvoldoende bewijs voor medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde oplichting.
3. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, is sprake wanneer iemand met het oogmerk om zich (of een ander) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot afgifte van enig goed.
Wil er dus in juridische zin van oplichting sprake zijn, dan moet door één of meer van de
hiervoor genoemde middelen iemand daadwerkelijk worden bewogen tot afgifte van een goed. Tussen de afgifte van het goed en de hiervoor genoemde middelen (zoals valse naam, valse hoedanigheid enz.) moet een rechtstreeks verband bestaan.
4. Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Tot eind september 2004 was medeverdachte [verdachte B] eigenares van het bedrijf [bedrijf verdachten] KFT in Siofok in Hongarije dat vakantiewoningen in Hongarije verhuurde. Nu uit het dossier van het tegendeel niet blijkt, moet worden aangenomen dat tot en met het seizoen 2004 de toen door haar aangeboden vakantiewoningen zonder problemen zijn verhuurd. Medeverdachte [verdachte B] heeft vervolgens het bedrijf overgedaan aan [getuige A]. Aan het eind van het seizoen 2004 heeft medeverdachte [verdachte B] de huur van de vestiging in Siofok opgezegd.10 Met ingang van 24 september 2004 staat het bedrijf geregistreerd op naam van [getuige A] woonachtig in Duitsland11. Verdachte staat zowel voor als na 24 september 2004 geregistreerd als medebestuurslid.12 Medeverdachte [verdachte B] heeft verklaard dat zij met [getuige A] heeft afgesproken dat zij hem tot en met de zomer van 2005 zou helpen. Zij zou zorgdragen voor de website en de klanten blijven benaderen.13 Hoewel medeverdachte [verdachte B] niet meer de eigenares was van het bedrijf is zij zich blijven presenteren als eigenaar. Op internet heeft zij onder de naam van [bedrijf verdachten] geadverteerd en aangegeven dat het ging om een Nederlands reisbureau gevestigd in Siofok in Hongarije. Daarbij heeft zij aangegeven dat er Nederlands werd gesproken, zodat er geen taalproblemen zouden zijn. Zij zouden zelf op de vestiging in Siofok in Hongarije aanwezig zijn.14 Op verzoek van de belangstellenden voor een vakantiewoning hebben zij en verdachte hen van informatie voorzien. Zij hebben telefonisch of per e-mail of door het afleggen van een (huis)bezoek bij de belangstellenden informatie verschaft. Ook heeft [verdachte B] hen een factuur gestuurd met daarop haar bankrekeningnummer en met het verzoek deze factuur te voldoen.15 De aangevers hebben het geldbedrag naar de rekening van medeverdachte [verdachte B] overgemaakt. Ook de tot de groep [slachtoffer A] behorende [slachtoffer B] heeft een bedrag op de rekening van medeverdachte overgemaakt.16 Tevens ontvingen de aangevers een bevestiging van de reservering.17 Getuige [getuige B] heeft een zeker huisje nr. 37 gereserveerd door geld te storten op het rekeningnummer van medeverdachte [verdachte B].18 Medeverdachte [verdachte B] heeft de boekingen die bij haar zijn gedaan niet omgezet in een reservering19.
5. Medeverdachte [verdachte B] heeft verklaard dat zij vóór 2005 als eigenares van het bedrijf de volgende handelwijze had. Als iemand bij haar een vakantiewoning had geboekt en zij het geld had ontvangen dan boekte zij het huis bij de verhuurder. Als zij vervolgens naar Hongarije ging dan nam zij dat geld cash mee voor de verhuurder.20 Na september 2004 heeft medeverdachte [verdachte B] het geld dat zij heeft ontvangen van de gedupeerden aan de Hongaarse tussenpersoon Chilly Willy gegeven, die op zijn beurt zou regelen dat de geboekte huizen zouden worden gereserveerd. Medeverdachte [verdachte B] heeft verklaard dat zij een keer of drie naar Hongarije is gereden en dat zij Chilly Willy het geld cash heeft gegeven.21
6. Met betrekking tot de persoon Chilly Willy neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Medeverdachte [verdachte B] heeft verklaringen afgelegd omtrent Chilly Willy. Zij heeft verklaard dat na de overdracht van haar bedrijf aan [getuige A] hij haar heeft laten weten dat zij verder zaken moest doen met ene Chilly Willy. Zij moest aan hem het geld van de vakantiegangers afgeven en hij zou ook het contact met de verhuurders onderhouden. Zij kent zijn echte naam niet. Hij had een adres in Siofok en ook een in Budapest. Medeverdachte [verdachte B] o[bedrijf verdachten]hrijft Chilly Willy als een donkerharige man, kleiner dan 1.82 m, met een grote neus, rond gezicht en zonder bril. Zij heeft verklaard dat zij hem een doorsnee Hongaar zou willen noemen. Medeverdachte [verdachte B] heeft Chilly Willy eenmaal bij Van der Valk in Emmeloord gezien en geld aan hem overgedragen. Daarnaast heeft zij hem drie of vier keer in Hongarije getroffen voor de overdacht van geld. Medeverdachte [verdachte B] schat dat zij Chilly Willy tussen de 40.000 en 60.000 euro heeft gegeven. Zij heeft daarvan geen kwitanties gekregen.22 Getuige [getuige A] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] samenwerkten in een soort reisbureau in Hongarije. De naam Chilly Willy zegt [getuige A] niets. Ook zou het volgens [getuige A] niet juist zijn dat hij samen met medeverdachte [verdachte B] op zoek is geweest naar Chilly Willy. Hij heeft geen Chilly Willy bij verdachte en medeverdachte [verdachte B] geïntroduceerd. [getuige A] heeft wel een [naam] leren kennen via verdachte en medeverdachte [verdachte B]. [naam] onderhield de contacten met verhuurders. [naam] werd door medeverdachte [verdachte B] bij deze naam genoemd. [getuige A] heeft verklaard dat hij is bedrogen door verdachte en medeverdachte [verdachte B] en door [naam]23.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de door medeverdachte [verdachte B] verstrekte gegevens zo algemeen en weinig specifiek zijn dat het onderzoek in Hongarije naar Chilly Willy niets heeft opgeleverd. Gelet op het feit dat medeverdachte [verdachte B] de betreffende persoon kennelijk meerdere malen heeft ontmoet, hij kennelijk een wezenlijke schakel vormde in de zaken die zij stelt te hebben gedaan, zij hem kennelijk tussen de
€ 40.000,00 en € 60.000,00 heeft gegeven zonder enige kwitantie of bewijs van kwijting, maar als referentie daartegenover niet meer kan stellen dan een vage beschrijving en een, naar de rechtbank veronderstelt, bijnaam, acht de rechtbank de verklaringen van de medeverdachte op dit onderdeel volstrekt onaannemelijk.
7. Ten aanzien van de valse hoedanigheid overweegt de rechtbank het volgende. Medeverdachte [verdachte B] heeft haar bedrijf [bedrijf verdachten] in Hongarije overgedaan aan [getuige A], terwijl zij het beeld liet bestaan dat zij nog altijd eigenares was van dit bedrijf. Zij heeft de boekingen aangenomen, maar niet omgezet in een reservering. In de communicatie met klanten is op geen enkele manier duidelijk gemaakt dat het bedrijf in andere handen is overgegaan, noch dat boeken kennelijk niet inhield dat een vakantiewoning dan ook was gereserveerd en het verblijf in de overeengekomen periode gegarandeerd. Tevens is ten opzichte van klanten steeds gesuggereerd dat ook in 2005 de aanwezigheid van door haar en haar bedrijfje te verlenen Nederlandstalige assistentie in Siofok, Hongarije, verzekerd was. Naar de buitenwereld heeft medeverdachte met verdachte het beeld in stand gehouden van een betrouwbaar bureau, dat tegenover een gemaakte boeking en gedane betaling de levering van de geboekte vakantiewoning zou garanderen en rondom het verblijf in de vakantiewoning diensten zou leveren aan klanten. De achterliggende situatie kwam daarmee volstrekt niet overeen, nu het bedrijf in andere handen was overgegaan, geen enkele reservering door verdachte en haar medeverdachte feitelijk is gedaan, maar er ook geen enkele verantwoording of verificatie mogelijk is gemaakt met betrekking tot de handelingen die wel zouden zijn verricht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] door het aannemen van een valse hoedanigheid de aangevers hebben bewogen tot afgifte van geld.
8. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat eveneens is voldaan aan het middel "een samenweefsel van verdichtsels". Wil sprake zijn van een samenweefsel van verdichtsels dan zal er een opeenstapeling moeten zijn van leugens, waardoor men is bewogen tot afgifte van het geld. Gelet op het voorgaande kan vastgesteld worden dat de handelingen en uitlatingen van verdachte en medeverdachte [verdachte B] slechts onwaarheden bevat hebben waardoor men is bewogen tot afgifte van geld.
9. Voorts dient te worden beoordeeld of verdachte met medeverdachte [verdachte B] het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling heeft gehad. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden dat oogmerk hebben gehad. Immers, de handelingen van verdachte en medeverdachte [verdachte B] hebben weinig meer ingehouden dan het ontvangen van geld voor vermeende boekingen van een vakantiewoning, terwijl niet is kunnen blijken dat zij vervolgens eind 2004 en in 2005 ook maar enige handeling hebben verricht om die verschillende boekingen concreet te maken.
10. Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat vrijspraak moet volgen voor oplichting omdat medeplegen niet bewezen kan worden verklaard. Cliënt heeft geen wetenschap gehad van de gestelde beoogde oplichting. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de volgende feiten en omstandigheden van belang zijn:
- verdachte verrichtte handelingen voor het bedrijf. Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 juni 2006 verklaard dat hij wel eens insprong als het druk was en dat hij medeverdachte [verdachte B] hielp als ze hem nodig had met de verkoop, kassa, klantbezoeken en het beantwoorden van de telefoon24;
- medeverdachte [verdachte B] heeft verklaard dat verdachte ook wel eens een mail verstuurde of een mail opende25 en dat hij wel eens dingen voor haar deed als zij weg was. Omdat zij niet zo goed was met cijfertjes moest verdachte haar daar wel eens bij helpen26;
- verdachte wist dat het bedrijf door [getuige A] is overgenomen27;
- getuige [getuige A] heeft verklaard dat hij altijd met [verdachte B] en [verdachte A] heeft afgesproken28;
- verdachte heeft Chilly Willy één of twee keer gezien. Chilly Willy zou volgens hem contact onderhouden met de verhuurders. Medeverdachte [verdachte B] heeft geld naar Chilly Willy in Hongarije gebracht29;
- gelet op de verklaringen van aangevers [slachtoffer A], [slachtoffer D], [slachtoffer E] en [slachtoffer F] heeft verdachte in de tenlastegelegde periode meerdere malen tezamen met medeverdachte [verdachte B] geïnteresseerden thuis dan wel elders op afspraak bezocht om voorlichting en informatie te geven30;
- verdachte heeft nog op 27 juni 2005 contact onderhouden met aangever Van der Linde die op een bestaande reservering 2 personen wilde bijboeken en heeft hem bewogen tot het storten van geld31 op de bankrekening van [verdachte B].
Gelet op het vorenoverwogene heeft verdachte, zo hij al niet actief heeft deelgenomen aan de oplichting, zich dan toch onvoldoende daarvan gedistantieerd. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
11. De rechtbank komt op grond van voormelde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde oplichting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 4 juli 2005 te Harderwijk en/of te Doetinchem en/of te Dordrecht en/of te Spijkenisse en/of te Hoofddorp en/of te Best en/of te Nieuwkoop en/of te Dronten en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen:
a. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C]
(zaakdossier 1, p. 520-594) en
b. [slachtoffer D] (zaakdossier 2, p. 596-682) en
c. [slachtoffer E] (zaakdossier 5, p. 755-778) en
d. [slachtoffer F] (zaakdossier 6, p. 780-821) en
e. [slachtoffer G] (zaakdossier 7, p. 823-838) en
f. [slachtoffer H] (zaakdossier 10, p. 860-888) en
g. [slachtoffer I] (zaakdossier 21, p. 932-978),
en diverse andere personen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag in totaal 62.494,50 euro, hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar met voreno[bedrijf verdachten]hreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- onder de naam [bedrijf verdachten] Kft zich voorgedaan als betrouwbare verhuurder van vakantiewoningen in Siofok (Hongarije) en/of
- gedaan alsof verdachte en haar mededader en [bedrijf verdachten] Kft vakantiewoningen ter verhuur tot hun beschikking hadden, en/of
- op (een of meer site(s) op) het internet geadverteerd voor [bedrijf verdachten] Kft en/of daarbij vermeld: "wij zijn een Nederlands reisbureau gevestigd in Siofok, Hongarije" en "wij spreken Nederlands, dus geen taalproblemen" en "wij zijn van mei tot oktober zelf op onze vestiging (Siofok) aanwezig" en/of
- diverse (foto's van en informatie over) vakantiewoningen op de internetsite van [bedrijf verdachten] Kft gezet en te huur aangeboden en/of
- voornoemde personen telefonisch en/of persoonlijk en/of per e-mail informatie gegeven over de te boeken vakantiewoningen en/of de plaats Siofok (Hongarije) en/of
- voornoemde personen telkens een bevestiging gestuurd van de door hen verrichtte boeking en/of
- die personen telkens een factuur gestuurd voor de huur van de door hen geboekte vakantiewoning, waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot boveno[bedrijf verdachten]hreven afgifte.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Primair: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
12. De officier van justitie heeft ter terechtzittingen van 14 juni 2006 en 19 november 2009 gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er in de onderhavige zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, nu er ruim 3 jaren zijn verstreken sinds de laatste inhoudelijke behandeling op 14 juni 2006. Deze overschrijding moet echter geen consequenties hebben omdat de rechtbank bewust op het verkeerde been is gezet door verdachte door een verhaal te vertellen dat niet controleerbaar is, omdat hij geen controleerbare feiten noemt. Ook onderzoek in Hongarije heeft niets opgeleverd. De officier van justitie stelt voorts dat hij bij de eis thans geen rekening houdt met de nieuwe Wet voorwaardelijke invrijheidstelling.
13. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen straf dient te worden opgelegd, omdat hij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de nieuwe Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat in deze zaak de redelijke termijn is geschonden. De overschrijding van de redelijke termijn is niet aan verdachte te wijten. Hij heeft verzocht hiermee in strafmatigende zin rekening te houden.
14. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
15. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en medeverdachte [verdachte B] hebben in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 4 juli 2005 vele personen opgelicht. Zij hebben hen bewogen tot afgifte van geld voor de huur van vakantiewoningen in Hongarije, welke niet werden gereserveerd. Verdachte heeft hierdoor de personen die een vakantiewoning bij haar hebben geboekt financieel benadeeld en voorts schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economische verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop vakantiewoningen en -reizen worden aangeboden, en in het bijzonder in de media, zoals brochures en het internet, waarvan hedentendage ruim gebruik wordt gemaakt door aanbieders en afnemers.
16. De rechtbank neemt voorts het volgende in aanmerking. Ter terechtzitting van 14 juni 2006 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Als deze straf door de rechtbank zou zijn opgelegd dan zou verdachte op grond van het bepaalde in artikel 15, eerste lid (oud) van het Wetboek van Strafrecht na 8 maanden detentie voor vervroegde invrijheidstelling in aanmerking zijn gekomen. Vanaf 1 juli 2008 zal een verdachte aan wie dezelfde straf wordt opgelegd ingevolge het huidige artikel 15 eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht de hem opgelegde vrijheidsstraf volledig dienen te ondergaan. De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 19 november 2009 wederom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden geëist. De rechtbank acht het verschil echter onwenselijk en zou verdachte - gelet op de sinds 1 juli 2008 inwerking getreden Wet voorwaardelijke invrijheidstelling - in plaats van 12 maanden, een gevangenisstraf van 8 maanden, zijnde 240 dagen opgelegd hebben, wanneer zij geen rekening zou hebben behoeven houden met een overschrijding van de redelijke termijn.
17. Voorts houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn, binnen welke berechting dient te hebben plaatsgevonden, is overschreden. In het kader van het onderzoek is verdachte op grond van een Europees arrestatiebevel op 1 maart 2006 in Duitsland aangehouden. Op 9 maart 2006 is verdachte overgeleverd aan de Nederlandse autoriteiten en in verzekering gesteld. Op 14 juni 2006 heeft een inhoudelijke behandeling plaatsgevonden, waarbij de rechtbank bij tussenvonnis van 28 juni 2006 ambtshalve heeft beslist dat nadere onderzoekshandelingen dienden te worden verricht. De zaak is daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. In 2007 zijn diverse onderzoekshandelingen verricht. Op 15 januari 2008 is het verslag van het onderzoek in Hongarije beschikbaar gesteld voor partijen en de rechtbank. Vervolgens is verdachte eerst tegen de terechtzitting van 2 december 2008 opgeroepen. Toen is de zaak (wederom) aangehouden in verband met de samenhang met de strafzaak tegen medeverdachte [verdachte B], waarvan de behandeling werd aangehouden en is er geen inhoudelijke behandeling geweest. Vervolgens is de zaak pas op 19 november 2009 opnieuw geappointeerd. Al deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te worden toegerekend.
De rechtbank oordeelt op grond van het vorenoverwogene dat de redelijke termijn als bedoel in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met één jaar en negen maanden is overschreden.
De rechtbank zal op de voet van de door de Hoge Raad ontwikkelde maatstaf
(HR 17 juni 2008, LJN: BD2578) de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die de rechtbank zou hebben opgelegd zonder rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn met 20% te matigen. Dit komt er op neer dat 48 dagen in mindering zullen worden gebracht op de 240 dagen die de rechtbank zou hebben opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding
18. De hierna te melden benadeelde partijen hebben zich met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag als hierna vermeld, gevoegd in het strafproces.
- [slachtoffer A] € 2.299,00
- [slachtoffer D] € 4.732,00
- [slachtoffer E] € 2.114,00
- [slachtoffer F] € 3.831,80
- [slachtoffer G] € 2.563,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
- [slachtoffer H] € 1.954,50
- [slachtoffer I] € 2.184,00.
19. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen tot het gevraagde bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
20. De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 19 november 2009 op het standpunt dat alle vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij vrijspraak van het ten laste legde heeft bepleit. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat benadeelde partijen [slachtoffer D], [slachtoffer F], [slachtoffer E], [slachtoffer G] en [slachtoffer H] niet zijn gemachtigd door de hele groep. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer F] voert hij aan dat zij de betaalde reissom vordert, vermeerderd met de meerprijs van de vervangende vakantie. Laatstbedoeld bedrag is naar zijn mening niet voor toewijzing vatbaar. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] stuit zijns insziens onder meer af op het feit dat de vader niet gemachtigd is om namens zijn zoon onderhavige vordering in te dienen.
21. Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer A] is de rechtbank van oordeel dat zij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu geen voegingsformulier is ingestuurd. De vader van de benadeelde partij heeft wel een brief gestuurd met een verzoek tot schadevergoeding, maar was daartoe niet gemachtigd door zijn zoon. De vordering leent zich om die reden niet voor afdoening in het strafgeding.
22. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer D], [slachtoffer E], [slachtoffer F], [slachtoffer G], [slachtoffer H] en [slachtoffer I] als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen schade hebben. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de hiervoor met name genoemde benadeelde partijen niet in alle gevallen door hun (vakantie)groepsgenoten zijn gemachtigd een vordering in te dienen, op zichzelf niet aan toewijzing van de ingediende vorderingen in de weg staat. De verschuldigde totale huursommen zijn immers door genoemde benadeelden van hun persoonlijke bank- of girorekening overgemaakt naar de rekening van medeverdachte [verdachte B], zodat zij voor het gehele bedrag schade hebben geleden. Dat deze benadeelden een deel van de overgemaakte huursom van hun groepsgenoten hebben ontvangen, doet daarbij in dit verband niet terzake. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer D] overweegt de rechtbank dat een bedrag van € 4.704,00 is onderbouwd, zodat de vordering tot dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. Benadeelde partij [slachtoffer F] heeft een bedrag van € 2.660,00 zodanig onderbouwd, dat de vordering tot dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. Voor wat betreft het meer of anders gevorderde worden de vorderingen van [slachtoffer D] en [slachtoffer F] niet-ontvankelijk verklaard. De vorderingen van [slachtoffer E], [slachtoffer G], [slachtoffer H] en [slachtoffer I] worden in hun geheel toegewezen. Verdachte en medeverdachte [verdachte B] zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk.
23. De rechtbank zal deze vorderingen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voorzover de mededader heeft betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Primair: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 192 (honderdtweeënnegentig) dagen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer D]
[adres]
Bankrekeningnummer [nummer] € 4.704,00.
2. [slachtoffer E]
[adres]
Bankrekeningnummer [nummer] € 2.114,00.
3. [slachtoffer F]
[adres]
Bankrekeningnummer [nummer] € 2.660,00.
4. [slachtoffer G]
[adres]
Bankrekeningnummer [nummer] € 2.563,85
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2005.
5. [slachtoffer H]
[adres] € 1.954,50.
6. [slachtoffer I]
[adres] € 2.184,00.
- Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer D], voornoemd € 4.704,00 57 dagen.
2. [slachtoffer E], voornoemd € 2.114,00 31 dagen.
3. [slachtoffer F], voornoemd € 2.660,00 36 dagen.
4. [slachtoffer G], voornoemd € 2.563,85 35 dagen.
5. [slachtoffer H], voornoemd € 1.954,50 29 dagen.
6. [slachtoffer I], voornoemd € 2.184,00 31 dagen.
- Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer D], en [slachtoffer F], voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de benadeelde partijen dat deel van hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
- Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
- Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
- Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Troost en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BRNON109F-070, Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Gelderland, afdeling Noord, gesloten en ondertekend op 3 mei 2006.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], dossierpagina's 524 tot en met 531.
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D], dossierpagina's 600 tot en met 604.
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E], dossierpagina's 759 tot en met 764.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer F], dossierpagina's 784 tot en met 790.
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer G], dossierpagina's 826 tot en met 828.
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer H], dossierpagina's 868 en 869.
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I], dossierpagina's 936 tot en met 942.
9 Proces-verbaal analyse transactie bankrekening, dossierpagina's 100 en 101.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 340.
11Uittreksel van de Kamer van Koophandel in Hongarije, dossierpagina's 33 tot en met 40
12 Uittreksel van de Kamer van Koophandel in Hongarije, dossierpagina's 33 tot en met 40.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 332 en 333.
14 Schriftelijk bescheid, internetpagina, dossierpagina's 533, 796 en 797.
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], dossierpagina's 524 en 525.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D], dossierpagina 600.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E], dossierpagina's 759 en 760.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer F], dossierpagina 784 en 791.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer G], dossierpagina's 826, 827 en 830.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer H], dossierpagina's 868, 872 en 876.
16 Rekeningafschrift privérekening verdachte rekeningnummer [nummer] , dd. 24-03-2005, als bijlage bij proces-verbaal analyse transacties bankrekening, dossierpagina. 119.
17 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], dossierpagina's 526, 537, 538 en 539.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C], dossierpagina's 554 en 557.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D], dossierpagina's 600, 603, 604 en 632.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E], dossierpagina's 759, 760 en 773.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer F], dossierpagina's 785 en 793.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer G], dossierpagina's 826 en 829.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer H], dossierpagina 868 en 883.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I], dossierpagina 938, 945, 946, 949, 974 en 975.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], dossierpagina's 140, 141, 142, 146, 149.
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 333.
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 331 en 347.
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 332 en 333.
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, p. 2
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] bij de rechter-commissaris, dossierpagina's 2 , 3 en 4.
24 Proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2006, pagina 2.
25 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], dossierpagina 331.
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], dossierpagina 347.
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 449.
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], dossierpagina's 168 tot en met 170.
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, pagina 2.
30 Processen verbaal van aangifte van [slachtoffer A], dossierpagina's 524-531, [slachtoffer D], dossierpagina's 600-602, [slachtoffer E] dossierpagina's 759-763, [slachtoffer F] dossierpagina's 784-786
31 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer I], dossierpagina's 974-975 en rekeningafschrift Rabobankrekening dossierpagina 978