ECLI:NL:RBZUT:2009:BK5386

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-800409-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • A. Feraaune
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zwaar lichamelijk letsel door gebrek aan bewijs en tegenstrijdige getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 december 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een portier van een discotheek in Apeldoorn, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer tijdens een vechtpartij op 22 december 2007. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring stond lijnrecht tegenover die van getuige G., terwijl andere getuigen ook verschillende versies van de gebeurtenissen gaven. De rechtbank oordeelde dat het van groot belang was geweest om de camerabeelden van het incident te bekijken, maar deze waren niet meer beschikbaar. Dit gebrek aan bewijs leidde tot twijfels over de waarheidsvinding.

De rechtbank constateerde dat de verklaringen van de getuigen elkaar op cruciale punten tegenspraken, zoals de vraag of het slachtoffer bewusteloos was en het aantal portiers dat betrokken was bij de schoppende bewegingen. De rechtbank concludeerde dat het niet ondenkbaar was dat de verwondingen van het slachtoffer waren ontstaan tijdens eerdere schermutselingen of door zijn val op de grond. Gezien het ontbreken van overtuigend bewijs en de tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen, was de rechtbank niet in staat om tot een veroordeling te komen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de beoordeling van de feiten. De rechtbank wees erop dat de afwezigheid van de camerabeelden een significante impact had op de mogelijkheid om de waarheid vast te stellen, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800409-08
Uitspraak d.d.: 4 december 2009
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1977],
wonende te [adres].
Raadsman mr. H.J. Veen te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal (met kracht) met geschoeide voet(en) op/tegen het hoofd heeft/hebben
geschopt en/of getrapt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 december 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met geschoeide
voet(en) op tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Aanleiding
1. Op 22 december 2007 omstreeks 2.45 uur vond er een vechtpartij plaats op de Hoofdstraat te Apeldoorn ter hoogte van discotheek [discotheek], tussen portiers van enkele uitgaansgelegenheden in het centrum van Apeldoorn en bezoekers van discotheek [discotheek], welke, naar later bleek, uit discotheek [discotheek] waren verwijderd. De Hoofdstraat te Apeldoorn ter hoogte van discotheek [discotheek] wordt in de volksmond het Caterplein genoemd.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3. Ten aanzien van de camerabeelden is de officier van justitie van mening dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu de camerabeelden er niet meer zijn. Verdachte kan niet meer controleren of het proces-verbaal van uitkijken van camerabeelden juist is opgesteld en dat is nadelig voor hem. De officier van justitie is van mening dat het proces-verbaal van het uitlezen van de camerabeelden van het bewijs dient te worden uitgesloten.
4. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte één keer tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt, gebaseerd op de verklaring van getuige [getuige A], de verklaring van getuige [getuige B] en verdachtes eigen verklaring. Er is binnen en buiten bij de discotheek van alles gebeurd. Verdachte is naar [slachtoffer] toe gelopen en heeft een trapbeweging gemaakt. Hij heeft met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer] getrapt. De officier van justitie is van mening dat hij [slachtoffer] daarmee dodelijk had kunnen verwonden. In dit geval was er sprake van één trap, maar wel een trap met kracht. Er zitten kwetsbare delen op het hoofd. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van voorwaardelijk opzet.
C. Standpunt van de verdediging
5. De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Naar de mening van de raadsman ontbreekt de objectiviteit in het dossier. Relatief gezien heeft de officier van justitie een sterke zaak, want [getuige A] heeft een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt en dat is naast de aangifte van [slachtoffer] voldoende voor een bewezenverklaring. Verdachte heeft erkend dat hij een schoppende beweging richting [slachtoffer] heeft gemaakt, maar hij heeft [slachtoffer] niet geraakt. De camerabeelden hadden de lezing van [getuige A] of de lezing van verdachte kunnen bevestigen, maar helaas zijn de beelden er niet meer. Datgene wat [getuige A] in zijn proces-verbaal heeft beschreven, wordt door de raadsman en verdachte bestreden. Kennelijk ligt er iemand op de grond en kennelijk maakt een ander persoon drie schoppende bewegingen richting de persoon op de grond. Als de camerabeelden er waren geweest, was te controleren of het proces-verbaal van [getuige A] juist is. Het gaat in deze zaak om twee verschillende belevingswerelden, te weten die van [getuige A] en van die verdachte. Er zijn een aantal getuigen die hebben gezien dat meerdere portiers meerdere keren op [slachtoffer] hebben ingetrapt. [getuige B] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een trappende beweging heeft gemaakt, maar hij heeft niet gezien of verdachte [slachtoffer] heeft geraakt. [getuige B] is naar de mening van de raadsman een objectieve getuige die iets anders heeft gezien dan [getuige A]. [getuige A] is op zijn fiets aangekomen, heeft vanuit zijn ooghoek iets gezien en vanuit die belevingswereld een verklaring afgelegd.
6. Naar de mening van de raadsman is niet onomstotelijk vast komen te staan dat het op basis van de getuigenverklaring van [getuige A] niet anders kan dan dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft getrapt. De raadsman is van mening dat er wel sprake is van wettig bewijs, maar dat de overtuiging ontbreekt, te meer nu de camerabeelden er niet meer zijn en de verschillende verklaringen niet geverifieerd kunnen worden. [getuige A] heeft ter zitting verklaard dat hij niet weet of [slachtoffer] al letsel had en hoe [slachtoffer] op de grond heeft gelegen. Omdat er veel omstanders waren, valt niet met zekerheid te zeggen dat verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk heeft geraakt. Het is niet voldoende om uit een getuigenverklaring het belastende deel te gebruiken voor een eventuele bewezenverklaring, want in deze zaak moet met meer omstandigheden uit de verklaringen rekening worden gehouden.
D. Beoordeling door de rechtbank
7. Vast staat dat verdachte in de nacht van 21 op 22 december 2007 werkzaam was als portier/beveiliger in de Apeldoornse uitgaansgelegenheid [discotheek]2. Schermutselingen op de dansvloer waren voor verdachte aanleiding geweest, om volgens vaste afspraken, collega portiers/beveiligers van omliggende uitgaansgelegenheden om assistentie te vragen om de schermutselingen te beëindigen en een aantal bezoekers naar buiten te geleiden3. Buiten, voor [discotheek], is een gevecht ontstaan, waarbij enerzijds portiers/beveiligers en anderzijds een aantal bezoekers (waaronder aangever [slachtoffer]) betrokken waren. Daarbij heeft verdachte ook klappen moeten incasseren.4 Op enig moment is aangever [slachtoffer] op de grond terecht gekomen. De vraag die in deze zaak voorligt is de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, tegen het hoofd (en/of lichaam) heeft geschopt.
8. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard gevoeld te hebben dat hij in het gezicht getrapt is. Hoeveel keren durft hij niet te zeggen. Aan hem is nadien verteld door vrienden dat hij door vijf uitsmijters is getrapt toen hij op de grond lag. Hij heeft voorts verklaard dat hij buiten bewustzijn is geweest5.
9. Verdachte heeft ontkend dat hij iemand geschopt heeft. Hij heeft verklaard wel een trappende beweging te hebben gemaakt om te voorkomen dat een persoon die op de grond zat en volgens verdachte aanstalten maakte om weer overeind te komen, hem of zijn collega portiers/beveiligers weer zou aanvliegen. Verdachte weet zeker dat hij hem daarbij niet heeft geraakt6.
10. Verbalisant [getuige A] heeft verklaard op ongeveer vijf meter afstand gezien te hebben dat verdachte een harde rake schop uitdeelde tegen het gezicht van de jongen die op de grond lag. Hij heeft vervolgens geconstateerd dat de jongen die op de grond lag bloedde. Verbalisant [getuige A] kan niet met zekerheid verklaren dat het door hem geconstateerde letsel een gevolg is van de door hem waargenomen schop. [getuige A] heeft voorts verklaard dat de jongen (naar hem later bleek aangever [slachtoffer]), toen hij bij hem kwam heel recalcitrant was en zeker niet bewusteloos7. Dit overigens in tegenstelling tot verschillende getuigen die hebben verklaard dat aangever [slachtoffer] buiten bewustzijn zou zijn geweest8.
11. Getuige [getuige C] heeft verklaard dat aangever [slachtoffer] door twee of drie uitsmijters werd geschopt, terwijl hij op de grond lag9. Getuige [getuige D] heeft ook verklaard dat aangever [slachtoffer] door drie uitsmijters is getrapt, toen hij op de grond lag10. Getuige [getuige E] heeft verklaard dat in ieder geval één uitsmijter met kracht op aangever [slachtoffer] intrapte11. Getuige [getuige B] heeft verklaard dat hij verdachte wel een schoppende beweging heeft zien maken, maar weet niet of hij de jongen, die volgens [getuige B] weer probeerde overeind te komen, heeft geraakt12.
12. Aan het dossier is oorspronkelijk ook een cd-rom gevoegd met veiliggestelde camerabeelden (afkomstig van camera's op het zogenaamde Caterplein) van hetgeen op 22 december 2007 tussen 02:45:30 en 02:50:00 voor [discotheek] is voorgevallen. Uit een aanvullend proces-verbaal van inspecteur van politie [verbalisant] d.d. 11 april 2009 blijkt dat de originele cd-rom kwijt is geraakt en geen kopie meer aanwezig is13. Het dossier bevat wel een proces-verbaal van uitkijken van deze beelden, waaruit blijkt daarop te zien is dat "één portier drie trappende bewegingen tegen een persoon welke kennelijk op de grond ligt maakt"14.
13. Nu verdachte ontkent en zijn verklaring lijnrecht tegenover die van de getuige [getuige A] staat en verschillende andere getuigen niet hetzelfde hebben waargenomen met betrekking tot het incident, was het in het kader van de waarheidsvinding van groot belang geweest om de camerabeelden te bekijken. Nu dit niet mogelijk is, moet de rechtbank terugvallen op de beschrijving van die camerabeelden. Wanneer die beschrijving naast de verklaring van [getuige A] wordt gelegd, dan valt op dat [getuige A] verklaart over één rake schop tegen het hoofd en in de beschrijving van de camerabeelden wordt gerept van drie trappende bewegingen tegen een persoon, zonder dat daarbij expliciet wordt vermeld dat deze trappen raak zijn en tegen welk deel van het lichaam van de op de grond liggende persoon deze waren gericht. Bovendien wordt ook niet duidelijk wie de op de grond liggende persoon is. Ook de verklaringen van de getuigen [getuige C], [getuige D], [getuige B] en [getuige E] verdragen zich niet met de beschrijving van de camerabeelden.
14. Nu het enerzijds niet meer mogelijk is om de camerabeelden van het incident te bekijken en anderzijds getuigen elkaar op cruciale punten tegenspraken (aangever [slachtoffer] wel/niet bewusteloos, hoeveelheid trappende uitsmijters, rake schop of trappende beweging) en het ook niet ondenkbaar is dat de verwondingen van [slachtoffer] zijn ontstaan tijdens de eerdere schermutselingen of door zijn val op de grond, mist de rechtbank de overtuiging om te komen tot een veroordeling. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Feraaune en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee-Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/08-200283, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Apeldoorn, Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 22 januari 2008.
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p.77-78.
4 Verklaring van verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p.69 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G], p.71.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p.36.
6 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
7 Verklaring van getuige [getuige A] ter terechtzitting.
8 Onder meer het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 55 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p.69.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 58.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], p.64.
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p.66.
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 69.
13 Aanvullend proces-verbaal van 11 maart 2009 van [verbalisant] en 11 april 2009 van [verbalisant], ongenummerd.
14 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p.52.