ECLI:NL:RBZUT:2009:BK6134

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460322-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak wegens poging tot moord en mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is op 11 december 2009 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot moord en mishandeling. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij van mening is dat het onderzoek onvolledig was. Dit besluit volgde op de terechtzitting van 4 december 2009, waar de raadsvrouw van de verdachte, mr. T.H. Dijkstra, verschillende verzoeken indiende, waaronder het horen van de aangeefster en een getuige. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen toegewezen, maar de verzoeken tot het uitvoeren van een onderzoek naar de geestesgesteldheid van de aangeefster en het benoemen van een forensisch deskundige afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor deze onderzoeken, aangezien de reeds beschikbare letselverklaringen voldoende waren voor de beoordeling van de zaak.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangeefster, die de verdachte op 18 augustus 2009 in Harderwijk zou hebben mishandeld. De rechtbank heeft de zaak uitgesteld en de verdachte, de aangeefster en getuige B opgeroepen voor een nader te bepalen terechtzitting. De rechtbank benadrukte dat de zaak door dezelfde samenstelling als op 4 december 2009 behandeld zal worden, met een uiterlijke datum voor de volgende zitting op 26 februari 2010. Dit tussenvonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Soest, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf - Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460322-09
Uitspraak d.d.: 11 december 2009 (bij vervroeging)
tegenspraak / dip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1965],
wonende te [adres, plaats].
Raadsvrouw: mr. T.H. Dijkstra, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 4 december 2009.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) de keel van die
[slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk opzettelijk mishandelend
zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer]:
- (met kracht) in/op/tegen de rug heeft geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
dichtgeknepen heeft gehouden,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Heropening onderzoek
Het is de rechtbank tijdens de beraadslaging in raadkamer gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De raadsvrouw heeft (subsidiair) bepleit dat, ingeval de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, de zaak naar de rechter-commissaris dient te worden verwezen, teneinde:
- een onderzoek te doen naar de geestesgesteldheid van aangeefster;
- een forensisch getuige-deskundige te benoemen, die een objectieve vaststelling doet van het letsel en de mogelijke oorzaak op basis van foto's in RAW-formaat;
- de dochter van aangeefster (de rechtbank begrijpt: [getuige A]) als getuige te horen;
- de aangeefster als getuige te horen, en;
- de ziekenbroeder [getuige B] als getuige te horen.
De officier van justitie heeft zich daartegen verzet, nu het dossier naar zijn oordeel volledig is.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich bij de verzoeken telkens de vraag heeft te stellen of de noodzaak van het verzochte is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat er geen noodzaak is tot het bepalen van een onderzoek naar de geestesgesteldheid van aangeefster. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat een onderzoek naar haar geestesgesteldheid noodzakelijk is voor een beoordeling van mogelijk latere bewijsmiddelen.
Het horen van getuige [getuige A] (de dochter van aangeefster) acht de rechtbank evenmin noodzakelijk, nu de rechtbank van oordeel is dat getuige [getuige A] niet uit eigen wetenschap kan verklaren ten aanzien van het ten laste gelegde en ook niet kan verklaren omtrent mogelijke bewijsmiddelen.
Het benoemen van een forensisch getuige-deskundige die een objectieve vaststelling doet van het letsel en mogelijke oorzaak op basis van de foto's op RAW-formaat, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat uit de letselverklaringen van de GGD-artsen Moenandar en Duijts niet blijkt dat zij geen objectieve vaststelling van het letsel hebben weergegeven, zoals door de raadsvrouw betoogd. De rechtbank ziet aldus geen redenen om een getuige-deskundige te benoemen.
De rechtbank wijst deze drie verzoeken af.
De rechtbank zal de verzoeken tot het horen als getuigen van [getuige B] (de ambulance-/ziekenbroeder) en aangeefster [slachtoffer] toewijzen, met dien verstande dat zij tegen nader te bepalen terechtzitting zullen worden opgeroepen en gehoord. Een verwijzing naar de rechter-commissaris acht de rechtbank -mede gelet op de omstandigheden en het onderliggende feitencomplex- niet wenselijk.
De rechtbank acht het wenselijk dat de zaak door dezelfde samenstelling als op 4 december 2009 zal worden behandeld, uiterlijk op 26 februari 2010.
Beslissing
De rechtbank:
* heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
* wijst af de verzoeken tot
- het bepalen van een onderzoek naar de geestesgesteldheid van aangeefster;
- het benoemen van een forensisch getuige-deskundige;
- het horen van [getuige A] als getuige;
* wijst toe de verzoeken tot het horen als getuigen van:
- aangeefster [slachtoffer] (geboren op [1949 te plaats]), en;
- [getuige B];
* beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan de raadsman;
* beveelt de oproeping van [slachtoffer] en [getuige B] tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Hödl en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en (bij vervroeging) uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2009.