RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460518-08
Uitspraak d.d.: 11 december 2009
tegenspraak / dip / oip
[verdachte C],
geboren te [plaats op 1984],
wonende te [adres, plaats].
Raadsman: J.A. Beekers, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 november 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2008 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde hoofdagent van politie Team Nunspeet van de politie Noord-Oost Gelderland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of de nek/hals heeft gestompt/geslagen, waardoor en/of waarbij voornoemde [slachtoffer] (achterover) op de grond viel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(incident 10)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 oktober 2008 te Harderwijk opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde hoofdagent van politie Team Nunspeet van de politie Noord-Oost Gelderland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
(met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of de nek/hals heeft gestompt/geslagen, waardoor en/of waarbij voornoemde [slachtoffer] (achterover) op de grond viel, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(incident 10)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid.1
2. Aanleiding voor het onderzoek2 was een melding op 18 oktober 2008, omstreeks 02.38 uur, dat er een vechtpartij gaande was bij het [café], [adres te plaats]. Diverse eenheden van politie zijn naar voormeld café gegaan. Ter plaatse bleek dat daar een conflict gaande was en dat dit conflict zich al snel verspreidde over diverse plekken op de Markt in Harderwijk. Politieagent [slachtoffer] was als politieagent aanwezig om assistentie te verlenen. Hij heeft aangifte gedaan van zware mishandeling.3
3. In zijn aangifte heeft aangever [slachtoffer] verklaard dat hij die nacht op de hoek van de Markt-Donkerstraat met een persoon - niet zijnde verdachte - in gesprek was. Vervolgens gebeurde er iets wat hij zich niet meer kan herinneren. Bij hem ging "het licht" uit. Toen hij weer bij bewustzijn kwam, lag hij op de grond. Hij voelde op dat moment geen pijn, maar hij was wel ontzettend misselijk. In het ziekenhuis werd aangever onderzocht.4 Uit de medische verklaring van 19 oktober 2008 blijkt dat aangever zwaar gekneusde nek- en halsspieren, alsmede borstspieren had. Bovendien was er sprake van heftige hoofdpijn en misselijkheid.5
4. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 18 oktober 2008 in de buurt van het [café] is geweest. Hij raakte op een gegeven moment in paniek en hij liep naar een politieagent toe en gaf hem een klap met zijn rechtervuist op de rechterzijde van zijn gezicht. Verdachte weet niet of die politieagent de klap zag aankomen. Volgens verdachte hadden zij geen oogcontact. Verdachte heeft hem wel hard geslagen. Hij naderde hem vanaf de rechterzijkant van aangever [slachtoffer]. Hij weet niet waarom hij die politieagent sloeg. Hij denkt dat hij het gedaan heeft omdat hij opgefokt was.6 Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring bij de politie bevestigd. Hij zou onder invloed van drank en drugs de politieagent hebben geslagen.
Standpunt van de officier van justitie
5. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde, te weten poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een politieagent, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft aangever met een zodanige kracht in zijn gezicht gestompt, dat deze achterover op de grond is gevallen en het bewustzijn heeft verloren. Verdachte wordt niet verweten dat hij aangever 'zwaar lichamelijk letsel' heeft toegebracht, zoals door de raadsman verondersteld, doch dat verdachte heeft getracht dat te doen. Voor dat verwijt aan verdachte bestaat voldoende bewijs, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
6. De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van de primair ten laste gelegde 'poging zware mishandeling' primair vrijspraak dient te volgen, nu verdachte aan de aangever geen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Hij heeft daartoe verwezen naar artikel 82, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Nu er immers geen recente medische gegevens zijn over de gevolgen die het één en ander voor aangever heeft gehad, kan niet worden vastgesteld of zijn herstel langer dan vier weken heeft geduurd.
7. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van dit feit betoogd, dat vrijspraak dient te volgen, nu verdachte niet de intentie heeft gehad om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte, die onder invloed van drank en drugs was, heeft geen bewuste keuze gemaakt om aangever te slaan, doch hij wilde slechts weglopen.
8. Ten aanzien van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde 'mishandeling' heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
9. Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen kan worden afgeleid, dat verdachte aangever - een hoofdagent van politie - van uit het niets een vuistslag op zijn gezicht heeft gegeven, tengevolge waarvan die aangever ten val is gekomen en buiten bewustzijn is geraakt. Aangever was kort daarvoor in gesprek met een andere persoon en had zijn aandacht niet op verdachte gericht. Aangever had daarvoor ook geen contact met verdachte gehad. Desondanks heeft verdachte er voor gekozen, naar eigen zeggen om van de betreffende plek weg te komen nu er een politiehond aankwam, aangever een vuistslag in zijn gezicht te geven, terwijl die - zoals kan volgen uit zijn aangifte - de vuistslag niet zag aankomen.
10. Het primaire verweer van de raadsman miskent, dat verdachte niet het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt verweten, maar de poging daartoe. Het verweer faalt mitsdien.
11. Het subsidiaire verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel, zo begrijpt de rechtbank, de poging daartoe, faalt eveneens. Naar het oordeel van de rechtbank is naar uiterlijke verschijningsvorm het handelen van verdachte zozeer gericht op het pogen om iemand zwaar te verwonden, dat het niet anders kan, dat verdachte daartoe het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad. Het op een dusdanige onverhoedse wijze en met zodanige kracht een ander op diens gezicht een vuistslag geven, die tengevolge daarvan ten val is gekomen en buiten bewustzijn is geraakt, kan naar het oordeel van de rechtbank, worden aangemerkt als een poging om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
12. Voor zover het subsidiaire verweer moet worden opgevat als een verweer dat ziet op de vraag of het feit wel aan verdachte kan worden toegerekend, nu verdachte door de drugs niet meer wist wat hij deed, faalt het eveneens. Noch uit de stukken noch uit hetgeen ter terechtzitting met verdachte is besproken, is het beeld naar voren gekomen, dat verdachte de reikwijdte van zijn handelen niet heeft kunnen inzien. Uit hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard maakt de rechtbank op dat verdachte exact weet wat hij heeft gedaan, maar dat hij alleen niet weet waarom hij het heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 oktober 2008 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde hoofdagent van politie Team Nunspeet van de politie Noord-Oost Gelderland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met kracht op het hoofd en/of de nek/hals heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] achterover op de grond viel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
13. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
14. De verdediging heeft bepleit een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. Een werkstraf is niet passend. De argumenten voor een lagere straf zijn gelegen in het karakter van verdachte, het positieve reclasseringsrapport over verdachte en het tijdsverloop. Daarnaast acht de raadsman van belang dat verdachte berouw heeft getoond en dat hij op dit moment werk heeft. De raadsman stelt voor een forse voorwaardelijke straf op te leggen om hem ervan te weerhouden om delicten te plegen.
15. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
16. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zonder enige aanleiding op de openbare weg een politieagent zeer hard geslagen. Daardoor is de politieagent steil achterover gevallen met zijn hoofd op de grond. De gevolgen zijn voor hem aanzienlijk geweest. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Mede het onverhoedse karakter van de vuistslag wordt hem zwaar aangerekend. Ter zake houdt de rechtbank ook rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS betreffende dit delict.
17. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat er sprake is van een zodanig tijdverloop in deze zaak, dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de hoogte van de strafoplegging. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is nog niet verstreken. Immers het bewezenverklaarde feit heeft op 18 oktober 2008 plaatsgevonden, derhalve ongeveer 13 maanden geleden.
18. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met zijn justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
19. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen, een en ander met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank merkt daarbij op dat zij een hogere werkstraf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de ernst van het feit dit naar haar oordeel rechtvaardigt. Bij zodanig excessief geweld tegen gezagsdragers past naar het oordeel van de rechtbank een hogere straf dan is gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding
20. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.375,00, vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. Ter terechtzitting is de vordering teruggebracht tot een bedrag van € 1.000,00.
21. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
22. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
- Verklaart verdachte strafbaar.
- Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
- Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
- Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres, plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2008 en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
- Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.000,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 (twintig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
- Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
- Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Vos, voorzitter, Van de Wetering en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0610/08-209432, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Recherche NW-Veluwe, gesloten en ondertekend op 25 november 2008.
2 Stamproces-verbaal, dossierpagina 26.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], dossierpagina's 429 tot en met 432.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], dossierpagina 431.
5 Medische verklaring van 19 oktober 2009 dossierpagina 433.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 464 en 465.