RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460141-09
Uitspraak d.d.: 15 december 2009
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1977],
wonende te [adres]
Raadsvrouw: mr. M.H. van der Lecq te Apeldoorn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2008 tot en met 09 januari 2009 in de gemeente Apeldoorn, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met (de verstandelijk gehandicapte) [slachtoffer], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij (telkens) opzettelijk die [slachtoffer] afgetrokken en/of zich opzettelijk door die [slachtoffer] laten aftrekken;
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2008 tot en met 09 januari 2009 in de gemeente Apeldoorn, met (de verstandelijk gehandicapte) [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] aftrekken en/of zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
art 247 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 9 januari 2009 verscheen aan het politiebureau te Apeldoorn [naam A], medewerkster van de J.P. van den Bent Stichting, met in haar gezelschap [slachtoffer]. Genoemde [naam A] deelde vervolgens mede dat [slachtoffer] cliënt/bewoner is van eerder genoemde stichting en dat hij een verstandelijke beperking heeft. Voorts deelde zij mede dat
[slachtoffer] aan de leiding heeft aangegeven dat een begeleider, genaamd [verdachte], seksuele handelingen met hem had gepleegd.
Op 9 februari 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen.
Verdachte is op 6 en op 7 april 2009 meerdere malen hierover gehoord.
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere malen ontucht heeft gepleegd met (de verstandelijk beperkte) [slachtoffer] door hem telkens af te trekken en door zich zelf telkens te laten aftrekken door verdachte. Dat verdachte dit feit heeft gepleegd, volgt onder meer uit de aangifte van [slachtoffer], de door hem afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris, de verklaring van gedragsdeskundige Y. Slagman en de bekennende verklaring (ook ter terechtzitting) van verdachte zelf.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, gelet op de aangifte van [slachtoffer]2 en de door verdachte afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris3, alsmede gelet op de verklaring van gedragsdeskundige Y. Slagman4 en op de verklaring van verdachte zelf5 die (ook ter terechtzitting) heeft verklaard dat hij de verstandelijk beperkte [slachtoffer] , die een kamer bewoonde op een woongroep van de J.P. van den Bent Stichting in Apeldoorn waar verdachte als woonbegeleider werkzaam was, meerdere malen heeft afgetrokken en zich zelf ook meerdere keren heeft laten aftrekken door [slachtoffer].
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 01 juni 2008 tot en met 09 januari 2009 in de gemeente Apeldoorn, terwijl hij toen werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met de verstandelijk gehandicapte [slachtoffer], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft hij telkens opzettelijk die [slachtoffer] afgetrokken en zich opzettelijk door die [slachtoffer] laten aftrekken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
- ontucht plegen, als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg of maatschappelijke
zorg, met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een psychiatrisch rapport Pro Justitia gedateerd 8 juli 2009, opgemaakt door J.H. Verhoef, psychiater en vast gerechtelijk deskundige. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was bij betrokkene sprake van een samenspel van factoren: rouwreactie cq. reactivatie van (deels ook traumatische) verlieservaringen in het ouderlijke gezin en vervolgens daarbovenop "triggering" en reactivatie van (posttraumatische) stressklachten en verschijnselen inclusief dissociatieve herbelevingen naar aanleiding van een ervaring van seksueel misbruik op 14-jarige leeftijd, een en ander in ongunstige werkomstandigheden met onrust onder de cliënten en bij een persoonlijkheid met sterke neiging om nare/negatieve ervaringen weg te drukken, flink en sterk te zijn, alsmaar door te gaan en altijd alles goed te moeten doen (voor anderen). Dit samenspel van factoren heeft ook nog geleid tot een toenemend depressief decompenseren, en tenslotte tot een ernstige depressieve stoornis.
Indien bewezen kan het tenlastegelegde verminderd tot sterk verminderd aan betrokkene worden toegerekend.
Over de persoon van verdachte is een psychologisch rapport Pro Justitia gedateerd 12 juli 2009, opgemaakt door mevr.drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Er is sprake van een depressieve stoornis, gedeeltelijk in remissie. Mogelijk is er sprake van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, echter kunnen de somatisch onbegrepen lichamelijke klachten en de hyperventilatieklachten waarvan betrokkene in het verleden last had, ook toegeschreven worden aan een latente posttraumatische stressstoornis. Er zijn enkele trekken van een persoonlijkheidsstoornis (vermijdende, afhankelijke, ontkenning van kwetsbaarheid, een hoog streefniveau en faalangst).
Betrokkene werd in significante mate beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de opeenstapeling van problematiek. Betrokkene kan als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van bovengenoemde deskundigen, te weten dat verdachte verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft gewezen op de conclusie van de deskundigen, waarin voorop staat dat de (ambulante) behandeling bij GGNet waar verdachte al mee gestart is en waar hij zeer gemotiveerd aan meewerkt, prioriteit heeft. Het in dit kader door de deskundigen geformuleerde advies, namelijk een geheel voorwaardelijke straf met een "kale" proefijd voor de duur van 2 jaren, acht de raadsvrouw passend en geboden. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf voert de raadsvrouwe aan dat zij deze disproportioneel acht. Zij verwijst hierbij naar de persoonlijke situatie van verdachte, te weten het gegeven dat hij een eigen hoveniersbedrijf en een jong gezin heeft, maar vooral ook naar zijn persoonlijke omstandigheden ten tijde van het plegen van het delict en naar zijn verminderde tot sterk verminderde toerekenbaarheid. Daarnaast merkt zij nog op dat de rechtbank in vergelijkbare zedenzaken wel vaker een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een werkstraf heeft opgelegd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat de destijds 31- jarige verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van een aan zijn hulp en zorg toevertrouwde verstandelijk beperkte jongvolwassene, [slachtoffer], van 23 jaar. Verdachte was, in zijn functie als woonbegeleider, op de hoogte van [slachtoffer]s traumatische verleden met langdurig seksueel misbruik. Verdachte heeft door zijn handelingen geen rekening gehouden met deze kwetsbare positie en met zijn verstandelijke beperking en heeft zodoende inbreuk gemaakt op diens lichamelijke en geestelijke integriteit.
Door zo te handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen, maar ook van het overwicht dat hij als woonbegeleider op [slachtoffer] had.
Daarnaast hebben deze gedragingen voor [slachtoffer] nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich gebracht. Verdachte heeft door zijn gedrag niet alleen het vertrouwen en de veiligheid van [slachtoffer] aangetast, maar ook het vertrouwen dat zijn ouders en de samenleving in hem mochten stellen. De rechtbank rekent het verdachte tenslotte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van [slachtoffer] in zijn vertrouwde omgeving, te weten op zijn eigen slaapkamer van de woongroep.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele rekening gehouden met zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en met zijn open proceshouding waarmee hij de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer heeft erkend. Voorts is rekening gehouden met de verminderde tot sterk verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening gehouden met het afloopbericht van de reclassering, met het psychiatrische advies van J.H. Verhoef en met het psychologische advies van S. Labrijn. Allen adviseren een vooral ondersteunende en structurerende behandeling en begeleiding en vermelden dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een langdurige proeftijd. Gezien de inschatting van een lage kans op recidive en gelet op de voortgang en de motivatie van verdachte van de reeds gestarte behandeling bij GGNet, achten zij een verplicht reclasseringstoezicht niet geïndiceerd.
Gelet op de ernst van het feit en om een signaal naar de maatschappij af te geven, zou het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, voor de hand liggen. De rechtbank kiest hier evenwel niet voor. Verdachte is destijds onder voorwaarden vrijgekomen en heeft zich begeleidbaar opgesteld. Zodanig begeleidbaar en controleerbaar dat de reclassering middels een afloopbericht toezicht zelfs heeft aangegeven dat voorzetting van het contact niet langer nodig wordt geacht. Bovendien ondergaat verdachte momenteel al een (langdurige) behandeling bij GGNet, welke behandeling wellicht langer dan de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden zal gaan duren, en lijkt het erop dat er al een positieve ontwikkeling bij hem heeft plaatsgevonden. De rechtbank hecht veel waarde aan deze behandeling en acht deze absoluut noodzakelijk. Een lange gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling kunnen doorkruisen. In plaats hiervan zal de rechtbank een werkstraf opleggen, gelet op de ernst van het feit en uit oogpunt van vergelding. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10,14a, 14b, 14c, 27, 22m, 22n, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
ontucht plegen, als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren
wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50
dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de
taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in
mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht
2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Feraaune en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2009.
Eindnoten
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0620/09-202970, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op
8 april 2009
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 21-25
3 Verhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 21 september 2009
4 Rapport van Y. Slagman, gedragsdeskundige, pag. 29-30
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 34-51