ECLI:NL:RBZUT:2009:BK7059

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100656 - HA ZA 09-240
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid bij verkoop van onroerende zaak door BV aan bestuurder privé

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders bij de verkoop van een onroerende zaak van de besloten vennootschap G.M. Vastgoed B.V. aan de bestuurder in privé. De curator, Jeroen Pepijn Brinkman, heeft een vordering ingesteld op basis van een taxatierapport dat is opgesteld door de belastingdienst. De verkoop vond plaats in 1999 voor een bedrag dat overeenkwam met de taxatiewaarde op dat moment. De curator stelt dat de lening van ƒ 465.000,- die door de bestuurder is aangegaan, is afbetaald via een rekening-courantverhouding, maar dat de uitkering van dividend door de vennootschap nietig is, omdat deze in strijd is met artikel 2:216 BW. Hierdoor zou er een vordering van de vennootschap op de bestuurder zijn ontstaan van ƒ 363.249,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurder in staat is geweest om de lening af te lossen, maar dat de betaling niet ten goede is gekomen aan de vennootschap, omdat deze is verrekend met onterecht uitgekeerd dividend. De curator heeft zijn vordering op basis van onverschuldigde betaling ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze grondslag niet eerder in de procedure is ingebracht en daarom niet kan worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van de curator afgewezen en de curator veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 8.925,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 100656 / HA ZA 09-240
Vonnis van 9 december 2009
in de zaak van
JEROEN PEPIJN BRINKMAN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van G.M. VASTGOED B.V.,
wonende te Gaanderen,
eiser,
advocaat mr. M. van Leeuwen te Doetinchem,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND RECREATIE B.V.,
gevestigd te Zeddam,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Kobossen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna de curator, [gedaagde 1] en Holland Recreatie genoemd worden. Gedaagden zullen ook samen aangeduid worden met [gedaagden]
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 september 2009
- de akte uitlating en akte nadere productie schriftelijk bewijs van [gedaagden]
- de akte uitlating productie alsmede verzoek tot nadere akte of conclusie van de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is [gedaagde 1] opgedragen te bewijzen dat de lening van
ƒ 465.000,- middels de rekening-courantverhouding van G.M. Vastgoed is afbetaald. [gedaagden] heeft daartoe bij akte een brief overgelegd van 28 september 2009 van Lodder & Co Accountants BV, opgesteld door mw. drs. A.M. Colenbrander RA en L. Stege FB (hierna te noemen: Lodder), met een negental bijlagen. In deze brief is onder meer te lezen: “Bijlage 1 toont in 1999 de verwerking van de overdracht van het pand ad ƒ 465.000 aan de directie. Een deel van deze aankoopprijs is verrekend door middel van een dividenduitkering van ƒ 337.500 netto
(ƒ 450.000 bruto). In 2001 is het restant van de vordering op de directie ad ƒ 135.809 overgegaan op Makelaars- en Assurantiekantoor [gedaagde 1] BV. (…) Bijlage 2 toont het verloop van de vordering van GM Vastgoed B.V. op Makelaars- en assurantiekantoor [gedaagde 1] B.V., waarin de overgang van de vordering op de directie is verwerkt. Eind 2007 is deze vordering geheel afgelost door Makelaars- en Assurantiekantoor [gedaagde 1] B.V. zodat hiermee alle schulden van zowel de directie als van Makelaars- en Assurantiekantoor [gedaagde 1] B.V. aan GM Vastgoed B.V. zijn voldaan.(…)”.
2.2. Als bijlage 3 bij het rapport van Lodder is opgenomen een brief van de curator aan de advocaat van [gedaagden] van 29 januari 2008, waarin ondermeer is opgenomen: “(…) Inmiddels deed ik nader onderzoek naar de kwestie inzake de rekening-courantverhouding. (…) Derhalve kan worden geconcludeerd dat hiermee de kwestie ter zake de rekening-courantverhouding definitief is afgewikkeld. (…)”.
2.3. Uit deze stukken volgt, dat de lening van ƒ 465.000,- middels de rekening-courantverhouding van G.M. Vastgoed is afbetaald. Ook de curator onderkent dat dit uit de overgelegde stukken volgt.
Echter, aldus de curator, het besluit tot uitkering van dividend is (grotendeels) nietig, omdat is gehandeld in strijd met artikel 2:216 BW. Hierdoor is, aldus de curator, met de uitkering tevens een vordering van de vennootschap op [gedaagden] ontstaan van - in het voor [gedaagde 1] gunstigste geval - ƒ 363,249,-. De curator stelt dan ook dat de lening door [gedaagde 1] kan zijn terugbetaald door verrekening in de rekening-courantverhouding, maar de betaling is nimmer feitelijk aan G.M. Vastgoed ten goede gekomen, omdat is verrekend met geld dat ten onrechte door G.M. Vastgoed aan [gedaagde 1] is uitgekeerd. Er resteert dan ook in de visie van de curator een vordering op [gedaagde 1] uit onverschuldigde betaling, van welke vordering de terugbetaling niet door [gedaagde 1] is aangetoond.
2.4. [gedaagden] heeft op de laatste akte van de curator en de daarin ingenomen standpunten niet kunnen reageren. Dit is geen reden tot nadere uitlating, gelet op het volgende. Met de nadere standpuntbepaling heet de curator een nieuwe grondslag aan zijn vordering toegevoegd. Immers, niet eerder dan met deze akte doet de curator een beroep op onverschuldigde betaling en nietigheid van het besluit van (de aandeelhouders van) G.M. Vastgoed tot vaststelling en uitkering van dividend. Een wijziging van (de grondslag van) de eis is in dit stadium van de procedure in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het toestaan van deze wijziging zou dwingen tot een nieuwe inhoudelijke standpuntwisseling, terwijl de procedure zonder die wijziging in de fase van de eindbeoordeling is gekomen. De grondslagwijziging zal dan ook buiten beschouwing gelaten worden. Het staat de curator vrij desgewenst een op de nieuwe grondslag gebaseerde vordering in een andere procedure te laten beoordelen.
2.5. Nu [gedaagde 1] geslaagd is in het leveren van het hem opgedragen bewijs, zal de vordering van de curator worden afgewezen.
2.6. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht € 1185,00
- salaris advocaat 7.740,00 (3 punten × tarief VII)
Totaal € 8.925,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 8.925,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.