RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 108481a / JE RK 09-1244
beschikking van de kinderrechter d.d. 10 december 2009
op het verzoek van: Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te: 7001 BS [plaats],
adres: Burgemeester van Nispenstraat 14,
verder te noemen: de stichting,
de minderjarige: [minderjarige],
geboren op: [2005] te [plaats],
en de met het ouderlijk gezag belaste ouders:
de moeder: [moeder],
wonende te: [adres],
adres: [plaats] (Duitsland),
de vader: [vader],
wonende te: [plaats],
adres: [adres].
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 27 november 2009;
- de telefoonnotitie van de griffier van deze rechtbank van 3 december 2009;
- het faxbericht van de gezinsvoogdes van 1 december 2009;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 3 december 2009;
- het faxbericht van de gezinsvoogdes van 4 december 2009 met als bijlage onder meer de brief van de vader.
Bij beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 27 oktober 2009 staat voornoemde minderjarige onder toezicht van de stichting tot 31 oktober 2010.
Bij beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 27 oktober 2009 is de minderjarige uit huis geplaatst in een voorziening voor verblijf pleegouder 24-uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Het verzoek
De stichting verzoekt de kinderrechter ten behoeve van de minderjarige vervangende toestemming te verlenen op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek voor een noodzakelijke medische behandeling te weten de minderjarige te vaccineren tegen de Mexicaanse griep (Nieuwe Influenza A (H1N1)).
De stichting brengt ter toelichting onder meer het volgende naar voren. [minderjarige] is vier jaar en valt daarmee onder het landelijk vaccinatieprogramma met betrekking tot de Mexicaanse griep. De stichting neemt het advies van de Gezondheidsraad over waarin het vaccineren van kinderen onder de vijf jaar geadviseerd wordt. Doordat de longen van kinderen onder de vijf jaar kwetsbaar zijn bij beademing ingeval de Mexicaanse griep zorgwekkend verloopt, kan er blijvende (ernstige) schade worden toegebracht aan het kind. Daarnaast hebben kinderen onder de vijf jaar onvoldoende weerstand opgebouwd in hun leven waardoor zij sneller vatbaar zijn voor de Mexicaanse griep. Over twee weken vindt de tweede vaccinatie ronde plaats. [minderjarige] heeft de eerste vaccinatie niet gehad omdat de gezaghebbende moeder geen toestemming geeft voor het vaccineren van [minderjarige]. De stichting verzoekt de kinderrechter derhalve vervangende toestemming te verlenen voor de vaccinatie van [minderjarige] tegen de Mexicaanse griep.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de stichting.
De moeder heeft onder andere aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de gevolgen die de verzochte vaccinatie mogelijk op de gezondheid van haar dochter kan hebben. Volgens de moeder is het desbetreffende vaccin thans nog onvoldoende getest. Zij heeft vernomen dat er 2400 meldingen zijn gedaan van bijwerkingen die optraden na inenting. Negen personen, waaronder twee jonge kinderen, zijn overleden nadat zij werden gevaccineerd tegen de Mexicaanse griep. De door de stichting verzochte vaccinatie zou een verlaging van de weerstand tot gevolg kunnen hebben en mogelijk kankerverwekkend zijn. Omdat er vooralsnog weinig bekend is over de bijwerkingen van het vaccin op de langere termijn wil de moeder eerst de resultaten van verder onderzoek, die in december 2009 of januari 2010 beschikbaar komen, afwachten om zodoende een weloverwogen keuze te kunnen maken aangaande de vaccinatie van haar dochter.
Het standpunt van de vader
De vader, die niet ter terechtzitting is verschenen, heeft in zijn voormelde brief aangegeven dat hij geen verweer voert tegen het verzoek van de stichting. Hij is er voorstander van dat zijn dochter wordt ingeënt tegen de Mexicaanse griep.
Het standpunt van de pleegouders
De pleegouders voeren, blijkens voormelde telefoonnotitie, geen verweer tegen het verzoek en zijn niet ter terechtzitting verschenen.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ter zitting
De zittingsvertegenwoordigster van de Raad, die door de rechtbank is uitgenodigd omdat het onderhavige verzoek een kinderbeschermingsmaatregel betreft, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter daar het al dan niet inenten van personen een lastig dilemma blijft waarop ook de wetenschap geen eenduidig antwoord beschikbaar heeft.
Het standpunt van de stichting
De stichting heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd.
De stichting heeft hiertoe onder meer nog aangevoerd dat Bureau Jeugdzorg Gelderland als beleid heeft geformuleerd het advies van de Gezondheidsraad te volgen en bijgevolg de kinderrechter om vervangende toestemming te verzoeken ingeval gezaghebbende ouders niet instemmen met vaccinatie van hun kind tegen de Mexicaanse griep.
De kinderrechter stelt vast dat de stichting haar onderhavige verzoek heeft gebaseerd op artikel 1: 264 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit artikel bepaalt dat indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid te voorkomen en de ouder die het gezag heeft zijn toestemming daarvoor weigert, deze toestemming op verzoek van de stichting kan worden vervangen door die van de kinderrechter. Het verzoek op grond van artikel 1: 264 BW moet worden gezien in het licht van de regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (artikel 7: 446 BW en verder) zoals neergelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Ingevolge artikel 7: 446 lid 2 BW worden onder handelingen op het gebied van de geneeskunst verstaan: ‘alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen (…).’ Gelet op de inhoud van voormelde wetsbepaling waarin een medische behandeling ruim geïnterpreteerd wordt, dient vaccinatie tegen de Mexicaanse griep (Nieuwe Influenza A (H1N1)) derhalve te worden beschouwd als een medische behandeling.
Nu de gezaghebbende moeder weigert haar toestemming te verlenen voor de vaccinatie van de minderjarige tegen de Mexicaanse griep ligt ter beoordeling de vraag voor of de door de stichting verzochte vaccinatie noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] te voorkomen. De kinderrechter is op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en het gehouden verhoor ter zitting van oordeel dat dit niet het geval is. Toepassing van artikel 1: 264 BW vereist een concreter gevaar voor de gezondheid van de minderjarige dan de stichting heeft gesteld. De kinderrechter overweegt hierbij dat de doelstelling van het kabinet bij de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep is de bescherming van personen die een verhoogd gezondheidsrisico hebben. Weliswaar wordt [minderjarige] door het kabinet, op advies van de Gezondheidsraad, tot één van die risicogroepen gerekend aangezien zij ruim vier jaar is – en daarmee behoort tot de doelgroep van kinderen in de leeftijd van zes maanden tot en met vier jaar – zodat zij in aanmerking komt voor vaccinatie.
Het kabinet heeft de vaccinatie voor personen behorende tot de doelgroepen echter niet verplicht gesteld. De vaccinatie tegen de Mexicaanse griep wordt hen slechts door het kabinet geadviseerd. Personen die niet tot de doelgroepen behoren, komen niet in aanmerking voor vaccinatie onder meer omdat de Mexicaanse griep tot nu toe een relatief mild verloop kent en de ziekteverschijnselen lijken op die van de gewone griep. De doelgroepen zijn vastgesteld omdat zij een verhoogd risico hebben op een ernstig beloop van de Mexicaanse griep indien zij besmet raken. Enkel het lopen van een extra risico op een mogelijk ernstig verloop van de Mexicaanse griep is naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende om te kunnen spreken van een ernstig gevaar voor de gezondheid. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de moeder legitieme redenen aangevoerd waarom zij geen toestemming kan geven voor de vaccinatie van de minderjarige. Zij heeft daarbij gewezen op de mogelijk schadelijke invloed van het vaccin tegen Mexicaanse griep op de gezondheid van [minderjarige] nu er nog veel onduidelijkheid bestaat over de (eventuele) bijwerkingen van dit vaccin op de korte en lange termijn. De stichting heeft daartegenover noch middels overlegging van medische bescheiden noch ter zitting bijzondere redenen aangevoerd op grond waarvan [minderjarige] medisch gezien extra gevaar loopt ingeval zij niet gevaccineerd wordt en mogelijk besmet raakt met het virus. Gelet op het hiervoor overwogene zal het verzoek om vervangende toestemming worden afgewezen.
wijst het verzoek tot vervangende toestemming af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.