RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/925041-09
Uitspraak d.d.: 22 december 2009
Tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1976],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: P.P. Verdoorn te Apeldoorn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2008, te Vaassen, in de gemeente Epe, althans
in Nederland, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten
- 56 flowerbeds, althans een aantal flowerbeds, (19 s Mix cake) en/of
- 201 signaalraketten (lawinepijlen), althans een aantal signaalraketten
(lawinepijlen) (artikel nummer 245)
voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers
- waren die 56 flowerbeds, althans die flowerbeds, (19 s Mix cake) niet
voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik" en/of
- was de lont van die 56 flowerbeds, althans de lont van die flowerbeds, (19 s
Mix cake) in strijd met het gestelde in artikel 5, tweede lid van de Regeling
nadere eisen aan vuurwerk 2004 (telkens) niet zodanig samengesteld, dat het
verloop van de ontsteking tot het moment van de ontbranding van dat vuurwerk
bij voorduring zichtbaar was en/of
- waren die 201 signaalraketten (lawinepijlen), althans die signaalraketten
(lawinepijlen), (artikel nummer 245) niet voorzien van een in de Nederlandse
taal gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of
waarschuwingen dat bij het dienenovereenkomstig handelen geen letsel of schade
bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of
- voldeed de lading van die 201 signaalraketten (lawinepijlen), althans die
signaalraketten (lawinepijlen), (artikel nummer 245) in strijd met het
gestelde in artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan
de in bijlage III per categorie (te weten categorie D1) behorende bij die
regeling gestelde eisen;
de lading voor knaleffect van die signaalraketten bestond niet uit uitsluitend
zwart buskruit;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 3 Vuurwerkbesluit
2.
hij op of omstreeks 21 november 2008 te Vaassen, in de gemeente Epe, een of
meer wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merkopschrift COP,
type P.A. Knall), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding onderzoek
Naar aanleiding van een anonieme melding is een onderzoek gestart in verband met mogelijke aanwezigheid van een partij illegaal vuurwerk op het [adres te plaats]. Op 21 november 2008 is in de vrijstaande schuur achter de woning en in de aan de woning grenzende vastzittende stal een grote hoeveelheid vuurwerk aangetroffen en in beslag genomen. Naar aanleiding van het aantreffen van munitie op de vloer van de stal is aan verdachte de uitlevering van het bijbehorende vuurwapen gevorderd. Verdachte heeft vervolgens een wapen overhandigd.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden. Het proces-verbaal is duidelijk over de aantallen en de aard van het vuurwerk dat onder verdachte in beslag is genomen, maar ook met betrekking tot het wapen. Uit het onderzoek is gebleken dat het illegaal vuurwerk betreft en dat ook het voorhanden hebben van het wapen in Nederland verboden is.
Naar aanleiding van het betoog van de raadsman dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) deze partij vuurwerk niet heeft onderzocht en het algemene deskundigenrapport niet als bewijs kan worden gebruikt, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit wel als bewijs kan gelden. De politie heeft het vuurwerk onderzocht en ook vergeleken met in het verleden door het NFI onderzocht vuurwerk, welk vuurwerk op grote schaal en een gelijke wijze door de vuurwerkproducenten wordt vervaardigd als het bij verdachte aangetroffen vuurwerk. Uit de jurisprudentie blijkt dat er niets mis is met de in dit dossier gehanteerde werkwijze van onderzoek.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste geconcludeerd tot vrijspraak.
Uit het dossier valt niet af te leiden dat de flowerbeds uit hun aard bestemd zijn als consumentenvuurwerk, zodat geconcludeerd moet worden dat het professioneel vuurwerk betreft. Het voorschrift dat het vuurwerk voorzien moet zijn van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik" is niet van toepassing voor professioneel vuurwerk.
Ten aanzien van de lonten van de flowerbeds is er geen onderzoek gedaan of het verloop van de ontsteking tot het moment van ontbranding bij voortduring zichtbaar was. Dit is evenmin voor onderzoek aan het NFI voorgelegd. Ook valt niet op te maken dat de politieambtenaren specifiek deskundig zijn op het gebied van vuurwerk. De verdachte heeft zelf een flowerbed uit die partij afgestoken en kon de ontbranding wel goed en bij voortduring volgen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de etikettering van de lawinepijlen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de lading van de lawinepijlen heeft de raadsman aangevoerd dat deze door het NFI niet is onderzocht. Bewezenverklaring kan niet worden gebaseerd op de "deskundigenverklaring signaalraketten" uit 2008, omdat niet is gebleken uit welk jaar de bij verdachte aangetroffen pijlen dateren en of de inhoud overeenkomt met de door de NFI bestudeerde pijlen. Het merk is onbekend en de samenstelling is niet noodzakelijkerwijs altijd hetzelfde, als de fabrikant al dezelfde zou zijn. Ook is het bekend dat er zogenaamde dummy's van vuurwerk in omloop zijn.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal2 blijkt dat op 21 november 2008 op het [adres te plaats], het woonadres van verdachte, een vuurwapen en een hoeveelheid vuurwerk in beslag is genomen. Uit onderzoek3 is gebleken dat dat wapen een gaspistool betreft, voorzien van het merkopschrift COP, type P.A. Knall, kaliber 9 mm. Dit is een wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Uit onderzoek4 van het vuurwerk is gebleken dat een deel van het vuurwerk bestond uit 56 stuks flowerbeds van het type 19 s Mix cake5 en 201 signaalraketten met artikel nummer 2456.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij vuurwerk, waaronder de hiervoor bedoelde 56 flowerbeds en 201 signaalraketten, op 21 november 2008 voorhanden heeft gehad. Hij heeft dit gekocht met de bedoeling om het weer door te verkopen. Een deel van het door hem destijds ingekochte vuurwerk had hij al doorverkocht. Ook heeft de verdachte erkend dat hij het gaspistool voorzien van het merkopschrift COP, type P.A. Knall, kaliber 9 mm., op 21 november 2008 voorhanden heeft gehad. Dit heeft hij in Duitsland gekocht om vuurwerk mee af te schieten.
De raadsman heeft ten aanzien van de flowerbeds (feit 1) gesteld dat er geen sprake is van consumentenvuurwerk, maar van professioneel vuurwerk.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit wordt als consumentenvuurwerk gedefinieerd: "vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik". In artikel 1.1.2, eerste lid onder a tot en met e, van het Vuurwerkbesluit, staan criteria vermeld wanneer vuurwerk kan worden aangemerkt als vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik, te weten wanneer:
a. het tot ontbranding wordt gebracht door een particulier,b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,c. het aangetroffen wordt bij een particulier,d. het binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht of voorhanden wordt gehouden met het oogmerk het aan particulieren ter beschikking te stellen, ofe. het is voorzien van de aanduiding: Geschikt voor particulier gebruik.Uit de Nota van Toelichting7 blijkt dat deze opsomming niet limitatief is. Het onder verdachte in beslaggenomen vuurwerk voldoet in ieder geval aan de onder b, c en d genoemde criteria. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het bij verdachte aangetroffen vuurwerk dient te worden aangemerkt als consumentenvuurwerk. Dan geldt de eis dat de flowerbeds voorzien moesten zijn van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik". Aangezien deze aanduiding ontbrak, is er sprake van overtreding van artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit. Het verweer van de raadsman op dit punt faalt.
Ook de andere door de raadsman aangevoerde verweren terzake van het onder 1 tenlastegelegde falen. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten behoeve van het onderzoek in vuurwerkzaken is binnen het Team Regionale Recherche een subteam vuurwerkzaken opgericht. Doelstelling van het team vuurwerkzaken is het doen van onderzoek naar illegaal vuurwerk. Gelet op het specifieke soort onderzoek waarop dit team zich richt, mag verwacht worden dat de leden van het team kennis van zaken hebben met betrekking tot (illegaal) vuurwerk.
Leden van het Regionaal Milieuteam, welk team ook deel uit maakt van het subteam vuurwerkzaken, hebben het onder verdachte in beslag genomen vuurwerk onderzocht. Uit dat onderzoek is het volgende gebleken.
Ten aanzien van de flowerbeds 19 s Mix Cake hebben de verbalisanten aan de hand van uiterlijke kenmerken geconstateerd dat de flowerbeds waren voorzien van zogenaamde snellonten of gebuisd lont, waarbij het verloop van de ontsteking niet bij voortduring zichtbaar is. Zij hebben geconcludeerd dat daarmee niet is voldaan aan de eis die is gesteld in artikel 5, tweede lid van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
Van de onderzochte 201 signaalraketten hebben de verbalisanten aan de hand van uiterlijke kenmerken vastgesteld dat het ging om signaalraketten artikel nr. 245. Ook hebben zij vastgesteld dat deze niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing. Ten aanzien van de lading hebben zij verwezen naar een bijgevoegd rapport van onderzoek van het NFI onder nummer 25 op pagina 5/5, waaruit is gebleken dat de effectlading van die signaalraketten niet bestaat uit uitsluitend zwart buskruit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door de verbalisanten genoemde verwijzing niet juist is. In het dossier is een Deskundigenverklaring Signaalraketten8 van het NFI opgenomen, versie 5 van 24 oktober 2008. De informatie in dat deskundigenrapport is gebaseerd op door de NFI verrichte onderzoeken. Uit het rapport komt naar voren dat van geen van de onderzochte signaalraketten de lading enkel bestond uit uitsluitend zwart buskruit en dat zij daarmee niet voldeden aan de criteria van artikel 9 van de Regeling nadere eisen van vuurwerk. Uit de bijlage, pagina 5/5 van die deskundigenverklaring, (foutief) genummerd pagina 339, blijkt dat dit ook geldt voor de signaalraketten artikel nummer 245, aangezien het NFI ook deze signaalraketten heeft onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten van het milieuteam over voldoende expertise beschikken om het vuurwerk te kunnen onderzoeken en beoordelen. Dat blijkt uit de wijze waarop het vuurwerk door de verbalisanten op uiterlijke kenmerken is beoordeeld, getoetst aan de inhoud van de deskundigenrapporten van het NFI en de wijze waarop daarover vervolgens proces-verbaal is opgemaakt. Uit het deskundigenrapport9 blijkt dat de uiterlijke kenmerken van vuurwerk door deskundige(n) van het NFI op een zelfde wijze worden beoordeeld als de verbalisanten van het milieuteam in deze zaak hebben gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 21 november 2008, te Vaassen, in de gemeente Epe, opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten
- 56 flowerbeds (19 s Mix cake) en
- 201 signaalraketten (lawinepijlen), (lawinepijlen) artikel nummer 245
voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers
- waren die 56 flowerbeds, 19 s Mix cake, niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik" en
- was de lont van die 56 flowerbeds, 19 s Mix cake, in strijd met het gestelde in artikel 5, tweede lid van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 telkens niet zodanig samengesteld, dat het verloop van de ontsteking tot het moment van de ontbranding van dat vuurwerk bij voorduring zichtbaar was en
- waren die 201 signaalraketten (lawinepijlen), artikel nummer 245, niet voorzien van een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of
waarschuwingen dat bij het dienenovereenkomstig handelen geen letsel of schade
bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en
- voldeed de lading van die 201 signaalraketten (lawinepijlen), artikel nummer 245, in strijd met het gestelde in artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan
de in bijlage III per categorie (te weten categorie D1) behorende bij die
regeling gestelde eisen;
de lading voor knaleffect van die signaalraketten bestond niet uit uitsluitend
zwart buskruit;
2.
hij op 21 november 2008 te Vaassen, in de gemeente Epe, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merkopschrift COP, type P.A. Knall), voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wetmilieubeheer, opzettelijk begaan;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Hij heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een gevaarlijke situatie door het vuurwerk op te slaan in een schuur bij de woning. Verder lopen de kopers van het vuurwerk risico's bij het afsteken van dergelijk zwaar en gevaarlijk vuurwerk.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring, de eis buiten proporties is.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat volstaan kan worden met oplegging van een werkstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast de maximaal mogelijke taakstraf op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uit geldelijk gewin een grote hoeveelheid illegaal en krachtig vuurwerk voorhanden heeft gehad. Het vuurwerk was deels opgeslagen in een stal die tegen de woning staat, terwijl een ander deel in een kort bij de woning staande schuur was opgeslagen, zonder dat hierbij enige voorziening was getroffen ter bescherming of beheersing van ontploffingsgevaar. Verdachte heeft verklaard dat zijn dochter regelmatig bij hem op bezoek kwam en dat in een naastgelegen verhuurde schuur vaak mensen aan het werk waren. Het is algemeen bekend dat deze wijze van opslag erg gevaarlijk is. Verdachte heeft aldus zijn dochter en de mensen die in de schuur werkzaam waren blootgesteld aan risico's. Gevaarzetting acht de rechtbank dan ook zonder meer aanwezig. Ook pleegt het gebruik van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico's op te leveren voor degene die het vuurwerk afsteekt, alsmede voor niets vermoedende omstanders. Een deel van het vuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad en aan anderen heeft verkocht en geleverd bevatte geen daarbij behorende gebruiksaanwijzing.
De rechtbank heeft tevens gelet op de straftoemeting in zaken van enigszins vergelijkbare aard.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte geen goed inzicht lijkt te hebben gehad in de hoeveelheid vuurwerk die hij heeft besteld bij zijn leverancier, dat hij niet eerder voor een soortgelijke zaak met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij een vaste baan heeft, welke hij bij detentie zou kunnen verliezen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen.
Uit de stukken is gebleken dat er gebruik is gemaakt van de bevoegdheid om verdachte afstand te laten doen van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen. In die beslissing ligt besloten dat de officier van justitie van oordeel was dat het belang van de strafvordering de voortduring van het beslag niet vorderde en het beslag eindigde, zodat de rechtbank daaromtrent bij eindvonnis geen beslissing meer kan geven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- 5 en 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wetmilieubeheer, opzettelijk begaan;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Draisma, voorzitter, Van der Hooft en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2009.
Mr. Draisma is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal van Regiopolitie Noord-West Veluwe, team Epe, nummer PL0615/09/200133, gesloten en ondertekend 22 januari 2009.
2 Stamproces-verbaal, nummer PL0644/09-200133, pag. 3-5
3 Proces-verbaal Wet wapens en munitie, pag.26-27
4 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk (en de daarbij behorende bijlagen), pag. 56-93
5 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pag. 69
6 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pag. 74
7 Nota van Toelichting bij het besluit van 22 januari 2002, Stb. 33
8 Deskundigenverklaring Signaalraketten van het NFI, versie 5, van 24 oktober 2008
9 Deskundigenverklaring Signaalraketten van het NFI, versie 5, van 24 oktober 2008