RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460182-09
Uitspraak d.d.: 29 december 2009
tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te Harderwijk
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle.
raadsman: mr. W.H. Teusink advocaat te Wezep
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 augustus 2009, 6 november 2009 en 15 december 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 december 2009 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2009 in (de gemeente) Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp voorwerp, in de borst, althans het bovenlichaam en/of in de schaamstreek, althans (elders) in het lichaam heeft gestoken, en/of geprikt en/of geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [eindnoot 1]
A. Aanleiding
Op 28 april 2009 om 20.00 uur kreeg de Regionale Meldkamer een telefonische melding van [naam ] dat haar vriend, [slachtoffer], zojuist door haar ex-echtgenoot, verdachte, was neergestoken en dat verdachte daarna was weggereden op een scooter. [slachtoffer] had een vleeswond in de buik. Hierop is de politie naar de woning van [naam] aan de [adres] te Harderwijk gegaan. Ter plaatse zag men in de woonkamer een man op de op de grond liggen. De man had een T-shirt aan en ter hoogte van het borstbeen was een ovale bloedvlek van ongeveer vijf centimeter ontstaan. De man zweette hevig en zei veel pijn te hebben. Het slachtoffer werd in kritieke toestand vervoerd naar het ziekenhuis in Harderwijk. Op 6 mei 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling c.q. poging doodslag c.q. poging moord. [eindnoot 2]
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Daarbij heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], de (oog)getuigeverklaring van [naam getuige 1], de beschrijving betreffende het letsel van [slachtoffer] en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3]. Een poging tot moord kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden, omdat niet duidelijk is geworden met welk plan en idee verdachte naar de woning van aangever is gegaan en waarom hij aangever heeft neergestoken. Wat wel duidelijk is, is dat aangever met een groot mes in de rechter bovenbuik is gestoken, en dat hij ook letsel nabij zijn penis heeft opgelopen.
Het is onduidelijk gebleven met welk mes er is gestoken. Op het gevonden mes was geen DNA-materiaal aanwezig, of niet meer aangetroffen.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het aan verdachte ten laste gelegde feit, vanwege gebrek aan bewijs.
Anders dan de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld, dat de verklaring van getuige [naam getuige 1] niet voor het bewijs mag worden gebezigd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, dat de politie [naam getuige 1] tijdens het studioverhoor op een ontoelaatbare wijze heeft gestuurd en dat de politie bovendien haar verklaring heeft gemanipuleerd. Voorts is de verklaring van [naam getuige 1] niet betrouwbaar, nu zij vanuit de positie die zij ten tijde van het incident innam, niet kán hebben gezien wat zich tussen [slachtoffer] en verdachte afspeelde.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte heeft de raadsman aangevoerd, dat aangever [slachtoffer] wisselend is in zijn verklaringen over de feitelijke gebeurtenissen. Bovendien had niet verdachte maar aangever een mes bij zich, aldus de raadsman.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat om onverklaarbare redenen in deze zaak alle tastbare sporen ontbreken, die men bij een hevig mesincident zou verwachten. Het steekwapen, bloedsporen of andere sporen ontbreken volledig. Dat duidt derhalve meer op een worsteling tussen [slachtoffer] en verdachte, zoals verdachte ook steeds heeft betoogd, aldus de raadsman.
Concluderend is er in deze zaak een worsteling tussen [slachtoffer] en verdachte om een mes geweest, welk mes door [slachtoffer] was meegebracht, en in welke worsteling/schermutseling [slachtoffer] kennelijk is getroffen. Het stond verdachte zich vrij zich in die schermutseling te verweren. Hem komt aldus een beroep op noodweer toe.
D. Beoordeling door de rechtbank
De lezing van verdachte over de feiten is als volgt:
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat hij had gehoord dat aangever hem te grazen wilde nemen of hem wilde neerschieten, omdat verdachte zijn ex-echtgenote, de huidige vriendin van aangever, zou hebben mishandeld. Op 28 april 2009 is verdachte onaangekondigd naar de woning van zijn ex-echtgenote gegaan, omdat hij – naar eigen zeggen – het verhaal over die vermeende mishandelingen uit de wereld wilde hebben. Niet zijn ex-echtgenote deed de deur open, maar aangever. Volgens verdachte was aangever na het openen van de deur direct agressief jegens verdachte, waarop aangever en verdachte in gevecht zijn geraakt. Aangever duwde verdachte daarbij richting de trap bij de woning. Op een gegeven moment zag verdachte, dat aangever een mes in zijn handen had en hij probeerde het mes van hem weg te houden. Verdachte probeerde tevens het mes van aangever af te pakken en er ontstond een worsteling tussen beiden. Vervolgens had verdachte het mes in zijn handen en toen hield de worsteling op. Daarop is aangever de woning weer binnengegaan. Verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat hij alcohol had gedronken voordat hij naar aangever toeging.
De lezing van aangever over de feiten is een geheel andere, als volgt:
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard. dat hij een relatie heeft met [naam] en dat hij op 28 april 2009 in de avond in haar woning was aan de [adres] te Harderwijk. Op een gegeven moment werd er aan de deur gebeld, waarop hij, aangever, de deur open deed. Aangever zag daarop een man voor de deur staan, die hem vroeg of hij had verteld dat verdachte [naam] vroeger had mishandeld. Aangever besefte dat deze man [verdachte] was, de ex-man van [naam]. en hij probeerde hem bij de deur weg te duwen in de richting van de trap. Aangever zag dat [naam getuige 1], een vriendinnetje van [naam dochter], de dochter van [naam ] in het hoekje van de deur stond. Hij liet haar achter zich langs gaan in de woning. Ineens voelde aangever dat hij klap of een schop in zijn kruis kreeg. Aangever wilde verdachte weg hebben en begeleidde hem naar de trap. Terwijl verdachte richting de trap ging, draaide hij zich om; aangever zag toen dat verdachte een groot mes in zijn hand had. Vervolgens werd hij door verdachte gestoken. Het was een mes van 30 of 35 centimeter. Na het steken, is aangever weer de woning binnen gegaan en in de gang zag hij dat hij een wond had. Daarop is hij op de grond gaan liggen.
In een aanvullend verhoor bij de politie omschrijft aangever het mes als een groot keukenmes. Het snijgedeelte van het mes was bij het handvat breed en liep naar voren toe in een punt. Het snijgedeelte was 30 tot 35 centimeter lang en had een soort zwarte vlek of roestplek. [eindnoot 4] Hij heeft kort voor het incident via via gehoord dat verdachte een jaar geleden op zoek was naar een pistool om met aangever af te rekenen. Van dezelfde persoon heeft aangever gehoord dat verdachte een paar weken voor het steekincident weer op zoek was naar een pistool. [eindnoot 5]
Uit het voorgaande volgt, dat de lezingen van verdachte en aangever haaks op elkaar staan. In de lezing van verdachte trad aangever hem met een mes tegemoet, en is aangever in een daarop volgende worsteling om het mes kennelijk gewond geraakt.
In de lezing van aangever heeft verdachte hem met een mes aangevallen en is hij daardoor gewond geraakt.
De rechtbank heeft de beide lezingen getoetst aan de zich in het dossier bevindende stukken, en is aldus tot het oordeel gekomen dat het de lezing van verdachte niet aannemelijk acht. In tegenstelling tot de lezing van aangever, wordt de lezing van verdachte namelijk niet ondersteund door enig andere verklaring en/of feitelijk gegeven.
Ten aanzien van de lezing van aangever wordt het volgende overwogen:
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de (oog)getuigeverklaring van de negenjarige [naam getuige 1], een vriendinnetje van de dochter van verdachte en zijn ex-vrouw [naam].
Zij heeft tegenover de politie [eindnoot 6] verklaard dat zij aangever [slachtoffer] en de verdachte bij de voordeur heeft zien staan. Volgens [naam getuige 1] vroeg verdachte aan aangever waarom aangever zegt dat verdachte [naam] heeft mishandeld. Aangever zei dat hij niet wist wie verdachte was. Aangever gaf verdachte twee duwen met zijn schouder, aldus [naam getuige 1]. Getuige [naam getuige 1] zag dat verdachte iets pakte. Zij kon niet goed zien waar verdachte dit vandaan haalde. Getuige zag dat het voorwerp zilverkleurig was en een grijs handvat had. Zij had het idee dat dit voorwerp een mes was. Volgens [naam getuige 1] stak verdachte aangever met dit voorwerp hard in de buik.
Steun voor het feit dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft gestoken (en dat er dus niet een worsteling om een mes heeft plaatsgevonden) kan tevens worden gevonden in de verklaringen van de getuigen [naam getuige 2] en - zij het in iets mindere mate ook in die van - [naam getuige 3].
Getuige [naam getuige 2], een zwager van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 28 april 2009 tussen 19.00 en 20.00 uur bij hem kwam. Verdachte was aangeschoten en hij liep een beetje slingerend. Hij zei tegen [naam getuige 2] dat hij, verdachte, iemand had neergestoken. Hij was naar de woning van [naam] gegaan en aangever [slachtoffer] had opengedaan. [slachtoffer] was meteen tegen verdachte gaan schreeuwen dat hij moest opdonderen. Verdachte zei dat hij [slachtoffer] daarna gestoken had. Getuige zag dat verdachte terwijl hij zit zei met zijn rechterarm een bovenhandse steekbeweging maakte. [slachtoffer] viel op de grond nadat verdachte hem had gestoken. Verdachte zei dat hij [slachtoffer] nog een keer gestoken had. Hij zei tegen getuige [naam getuige 2] dat hij [slachtoffer] twee keer gestoken had. [eindnoot 7]
Getuige [naam getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij verdachte 28 april 2009 in de avond heeft gezien. Verdachte was behoorlijk dronken en hij vertelde dat hij iemand had gestoken. [eindnoot 8]
Uit een letselbeschrijving betreffende [slachtoffer][eindnoot 9] is gebleken dat aangever een grote diepe snijwond in de rechter bovenbuik had. Bij de spoedoperatie werd inwendig letsel vastgesteld, te weten een scheur in de lever, een geperforeerde maag, een gescheurde twaalfvingerige darm en een scheur in de alvleesklier. Daarnaast is gebleken dat aangever een oppervlakkige snijwond (steekwond) aan de bovenzijde van de penis had. Door de steekwond in de rechter bovenbuik en de wond op de penis was er uitwendig bloedverlies. Ook was er inwendig bloedverlies vanuit de gescheurde lever en de diverse andere beschadigde buikorganen. Aangever was door het massale bloedverlies in shock en buiten bewustzijn geraakt. Er kan nog niets gezegd worden over het herstel en of er sprake is van blijvend letsel.
Ten aanzien van de verweren van raadsman aangaande de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de minderjarige getuige [naam getuige 1] overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 1] Deze twee verklaringen komen in grote lijnen overeen en verschillen slechts in detail van elkaar. Dat [slachtoffer] en [getuige 1] niet beiden telkens een identieke gang van zaken betreffende de steekpartij beschrijven, acht de rechtbank verklaarbaar, gelet op de commotie ter plaatse en de verschillen in herinneringsvermogen die tussen mensen bestaan. Op de belangrijke (beslis)punten verschillen hun verklaringen niet. Bovendien komen hun verklaringen overeen met de uitlatingen van verdachte, die hij kort na het incident heeft gedaan, tegenover de getuige [naam getuige 2].
De stelling van de raadsman dat de politie de getuige [naam getuige 1] ten tijde van het studioverhoor op een ontoelaatbare wijze heeft gestuurd, of sterker nog, haar verklaring heeft gemanipuleerd, acht de rechtbank in het geheel niet aannemelijk geworden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de voorbedachte rade als volgt.
Hoewel naar zijn uiterlijke verschijningsvorm het handelen van verdachte heel dicht tegen ‘een poging tot moord’ aanzit, hij is immers met een mes naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft vervolgens vrijwel gelijk de aanval gezocht, is niet onomstotelijk vast komen te staan dat verdachte na een kalm beraad en rustig overleg heeft besloten om [slachtoffer] dodelijk te verwonden.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan en zal de verdachte daarom van dat feit vrijspreken.
Ten aanzien van de tenlastelegging voor het overige overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs voorhanden voor de aan verdachte tenlastegelegde poging tot doodslag. Het met een mes onverhoeds in de borst/buik van een ander steken, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het trachten te beëindigen van het leven van een ander, dat het niet anders kan zijn dat verdachte daartoe het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad.
Door en namens is een beroep gedaan op noodweer. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De feiten en omstandigheden zoals die hierboven door de rechtbank uiteen zijn gezet, brengen met zich dat het verweer van de raadsman ertoe strekkende dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer niet kan slagen en aldus wordt verworpen. De rechtbank acht namelijk de door de raadsman daaraan ten grondslag gelegde feiten, te weten dat [slachtoffer] toen hij de deur opendeed een mes bij zich had en dit mes vervolgens aan verdachte heeft getoond (hetgeen voor verdachte (mogelijkerwijs) bedreigend was), waarop vervolgens in een korte schermutseling om het mes [slachtoffer] verwond is geraakt, niet aannemelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 april 2009 in (de gemeente) Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp voorwerp, in de borst en in de schaamstreek heeft gestoken en/of geprikt en/of geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid van de verdachte
Door M.J.T. Harmelink, psychiater, en A.T. Sprangenberg, klinisch psycholoog, beide verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht, is op 8 december 2009 een rapport over verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt – onder meer –, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van een jarenlang bestaande alcoholafhankelijkheid en in mindere mate van cannabisafhankelijkheid, beide momenteel in remissie als gevolg van de huidige detentie. Hoewel betrokkene geen volledige medewerking aan het huidig onderzoek heeft willen verlenen, is er hiernaast ook, vanuit de observaties en gesprekscontacten, enig inzicht ontstaan op zijn persoonlijkheid. Er zijn tijdens het huidige onderzoek geen evidente aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis bij betrokkene. Verder zijn er bij betrokkene geen aanwijzingen voor het bestaan van een psychiatrische stoornis in engere zin. (p. 51)
De alcoholafhankelijkheid was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Aangenomen kan worden dat betrokkene ook op de dag van het ten laste gelegde forse hoeveelheden alcohol had gebruikt. Het is aannemelijk dat overmatig alcoholgebruik door betrokkene een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde. Gezien de forse verslavingsproblematiek van betrokkene destijds, waarbij dit patroon zonder tussenkomst van adequate hulpverlening niet goed doorbroken kan worden, is betrokkene niet volledig verantwoordelijk te houden voor deze negatieve gevolgen van het alcoholgebruik. Wel kan betrokkene in staat worden geacht om te kunnen anticiperen op de mogelijke gevolgen van een aantal van zijn gedragingen die zouden kunnen leiden tot geweld, zoals het zich bewapenen met een mes (zoals blijkt uit proces-verbaal).
Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft ter zake poging tot doodslag gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft bij de strafeis aangegeven rekening te hebben gehouden met de fysieke en psychische blijvende gevolgen voor aangever, het strafblad van verdachte en de enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
2. De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is. Indien het komt tot oplegging van een gevangenisstraf verzoekt de raadsman de rechtbank het onvoorwaardelijke deel daarvan te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en het meerdere slechts voorwaardelijk op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren is vanwege de problematiek van verdachte en de gewenste behandeling te hoog.
3. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig misdrijf. Hij heeft zijn slachtoffer [slachtoffer] met een mes in het lichaam gestoken. Daarbij zijn vitale organen geraakt. [slachtoffer] is door deze messteken ernstig gewond geraakt; hij heeft meerdere operaties moeten ondergaan. [slachtoffer] had door de handelwijze van verdachte het leven kunnen verliezen. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Naast het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] hierbij heeft opgelopen, waarvan hij nog steeds last ondervindt, en de littekens waarmee hij achterblijft, leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarvan is ook hier sprake, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer]. Verdachte heeft bovendien met zijn handelwijze omstanders schrik aangejaagd.
Het gaat om een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
5. De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 mei 2009, waaruit blijkt dat hij reeds meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook geweldsmisdrijven.
6. Daarnaast houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met zijn hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
7. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie veroordelen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
In beslag genomen voorwerpen
8. Het in het kader van het onderzoek naar het onderhavige feit in een vuilniscontainer bij verdachtes woning aangetroffen, in beslag genomen, aan verdachte toebehorend, volgens diens verklaring “nieuw” en nog niet teruggegeven vleesmes, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en het een voorwerp betreft, dat kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
9. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de overige na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
Vordering tot schadevergoeding
10. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.570,00 gevoegd in het strafproces.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet bewezen, dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vleesmes, zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 12.
- gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen en kledingstuk aan veroordeelde, te weten:
- ondergoed, zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 13;
- een sleutelbos, zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 14; en
- een sleutelbos, zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 15.
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, postcode plaats] van een bedrag van € 5.570,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2009 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 5.570,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2009 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 62 (tweeënzestig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Vos, voorzitter, Van der Mei en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2009.
Eindnoten:
1. Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0610/09-267594, gesloten en ondertekend op 8 juni 2009 door [naam 1 en naam 2], beiden hoofdagent van politie.
2. Stamproces-verbaal, p’s 6 en 11.
3. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p’s 92 en 93.
4. Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p. 96.
5. Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p. 97.
6. Proces-verbaal ambtelijk verslag, p. 122, 123, 128, 132 en 133.
7. Proces-verbaal van verhoor van getuige G. [naam getuige 2], p. 171 en 172.
8. Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 3], p. 176.
9. Letselbeschrijving van 4 mei 2009, p. 102 tot en met 104.