ECLI:NL:RBZUT:2009:BK8016

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850251-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. de Bie
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 34-jarige verdachte voor ontuchtige handelingen met een minderjarige te Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 december 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij in de periode van 25 september 2008 tot en met 7 oktober 2008 in Apeldoorn meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met een slachtoffer dat op dat moment 13 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en andere ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de beschuldigingen tijdens de rechtszitting erkend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de feiten door de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist, maar de rechtbank vond deze straf onvoldoende in het licht van de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en stelde als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onder reclasseringstoezicht moest stellen en zich moest laten behandelen bij een instelling voor forensische psychiatrie.

Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze vordering niet van dusdanig eenvoudige aard was dat deze in het strafgeding kon worden afgedaan. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde handelingen en de impact daarvan op de minderjarige, en vond het van belang dat de verdachte zich zou houden aan de opgelegde voorwaarden om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850251-08
Uitspraak d.d.: 30 december 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1975],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Breetveld, advocaat te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 september
2008 tot en met 07 oktober 2008 te Apeldoorn, (telkens) met [slachtoffer]
(geboren [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte
- meermalen, althans eenmaal zijn penis in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer]
gebracht en/of
- zich meermalen, althans eenmaal laten aftrekken door die [slachtoffer];
art 245 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat er aangifte is gedaan door het slachtoffer en dat verdachte het ten laste gelegde heeft bekend.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdediging heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewijs van het ten laste gelegde voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte.2
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 25 september 2008 tot en met 07 oktober 2008 te Apeldoorn, telkens met [slachtoffer] (geboren [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- zich meermalen laten aftrekken door die [slachtoffer];
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke hem door of namens de reclassering worden gegeven, ook indien die inhouden behandeling bij een instelling voor ambulante forensische psychiatrie.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis redelijk is en dat verdachte zich kan vinden in de bijzondere voorwaarde.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige die aan zijn zorg was toevertrouwd. Hoewel verdachte, zoals hij ook ter terechtzitting heeft verklaard, zich terdege bewust was van het feit dat de seksuele handelingen strafbaar waren, heeft dit hem er niet van weerhouden deze handelingen te plegen. De wetsbepaling die deze gedragingen strafbaar stelt, artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, is gericht op de bescherming van de lichamelijke integriteit van minderjarigen. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van [slachtoffer], ten tijde van het ten laste gelegde slechts 13 jaar oud, door zijn handelingen ernstig geschonden. Bij wie het initiatief tot deze handelingen heeft gelegen, is in dat verband niet van belang. Verdachte had zich, mede vanwege het aanmerkelijke leeftijdsverschil, simpelweg van deze handelingen moeten onthouden.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de bevrediging van zijn lusten heeft laten prevaleren boven het besef dat minderjarigen, die op jonge leeftijd worden onderworpen aan dit soort seksuele handelingen, hierdoor psychische schade kunnen oplopen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van de meermalen gepleegde seksuele handelingen en het hiervoor overwogene, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank komt dan ook tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd.
Ten voordele van verdachte spreekt dat hij zich, in verband met het bewezen verklaarde, onder behandeling heeft gesteld bij een instelling voor ambulante forensische psychiatrie, te weten De Waag. Daarnaast is verdachte verhuisd naar een andere woonplaats teneinde confrontatie met het slachtoffer en haar familie te voorkomen.
Op grond van het voorgaande en om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Teneinde de kans op recidive te verminderen zal de rechtbank, zoals ook door de reclassering geadviseerd3, als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact opleggen, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij een instelling voor ambulante forensische psychiatrie.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging eveneens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding, betreffende materiële schade ten bedrage van € 100,--, en immateriële schade ten bedrage van € 2.000,--.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze, gelet op de onderbouwing, is opgesteld op grond van verkrachting, hetgeen niet ten laste is gelegd. Derhalve is de vordering niet van dusdanig eenvoudige aard dat deze kan worden toegewezen.
De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie. Daarbij heeft de verdediging tevens aangevoerd dat onduidelijk is in welke mate er sprake is geweest van eigen schuld aan de kant van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet van dusdanig eenvoudig aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt,
ook als die inhouden dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij een instelling voor forensische psychiatrie. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van voornoemde instelling zullen worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. Van der Hooft, voorzitter, mrs. De Bie en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/08-209008, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 17 november 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte [naam aangever], namens [slachtoffer], dossierpagina's 27-
3 Voorlichtingsrapport d.d. 28 april 2009