ECLI:NL:RBZUT:2009:BK9730

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106970 - KG ZA 09-331
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie van publicaties in de Tubantia met beschuldigingen van oplichting

In deze zaak vorderde eiser rectificatie van twee artikelen die in de krant Tubantia waren gepubliceerd, waarin hij in verband werd gebracht met oplichtingspraktijken. De voorzieningenrechter overwoog dat van een journalist verwacht mag worden dat hij voldoende onderzoek doet om onjuiste informatie te voorkomen en dat hij de betrokkene de kans geeft om zijn standpunt kenbaar te maken. Eiser werd in de artikelen beschuldigd van betrokkenheid bij oplichtingspraktijken, wat door de journalist niet lichtvaardig mocht worden gedaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de journalist voldoende deugdelijke gronden had om de beschuldigingen te onderbouwen, waaronder informatie van gedupeerden en het faillissementsverslag van de curator. Gezien het nog lopende onderzoek van de curator en de reeds gerezen vermoedens van betrokkenheid van eiser, was er onvoldoende aanleiding om tot rectificatie over te gaan. De vordering tot rectificatie werd afgewezen, mede vanwege de waarschuwingsfunctie van de pers en het feit dat eiser al in de artikelen aan het woord kwam. Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 106970 / KG ZA 09-331
Vonnis in kort geding van 2 december 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats, gemeente],
eiser,
advocaat mr. D.I.J. Snijders te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WEGENER NIEUWSMEDIA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wegener genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, waaruit onder meer blijkt dat [eiser] het gevorderde voorschot vermindert tot een bedrag van EUR 25.000,00, en waaruit tevens blijkt dat [eiser] mondeling heeft medegedeeld zijn eis te willen vermeerderen in die zin dat hij tevens verwijdering van de gepubliceerde tekst van het internet vordert, waarna Wegener bezwaar heeft gemaakt tegen die vermeerdering van eis,
- de pleitnota namens [eiser],
- de pleitnota namens Wegener.
2. De feiten
2.1. [eiser] was als werknemer in dienst van [bedrijf te plaats A en plaats B] (hierna: [bedrijf]). [bedrijf] is een dochtermaatschappij van Scan Holding B.V. Thans drijft [eiser] een eenmanszaak onder de naam [eenmansbedrijf].
2.2. Wegener is uitgever van onder meer de krant De Twentsche Courant Tubantia (hierna: de Tubantia).
2.3. In de Tubantia van 28 augustus 2009 is op de voorpagina een artikel gepubliceerd onder de kop “ZWENDEL Oplichter steekt miljoen in zak”. Het artikel houdt onder meer het volgende in:
“(…) Gedupeerden van Scan Financieringen en kozijnenbedrijf [bedrijf uit plaats A en plaats B] zijn opgelicht voor een kleine miljoen euro. De gemiddelde inleg van 35-40.000 euro verdween in de zakken van de directeur en een werknemer. (…)
Klanten bestelden bij [bedrijf] kozijnen, maar kregen in een aantal gevallen nog geen uitzetraam. Ze betaalden vooruit, soms wel 35.000 euro. Scan Assurantiën, een ander bedrijfsonderdeel, verkocht de verzekeringsportefeuille en ook dat geld is weg.
Er werden tussen de ondernemingen bedragen rondgepompt en doorgesluisd naar rekeningen in het buitenland. Ook zijn door directeur [directeur] en werknemer [eiser] uit [plaats] twee appartementen gekocht in Spanje. (…)
Alle ondernemingen die onder de Scan Holding vallen zijn failliet. Justitie, bank, fiscus en mogelijk Fiod proberen geld en bezittingen te achterhalen. Bij de politie zijn vijf aangiften van oplichting gedaan tegen [directeur] en [eiser].
[directeur] pinde tot wel vier maal in de week per keer circa 2500 euro. Werknemer [eiser] die, volgens informatie van deze krant, van de gelden zou hebben meegeprofiteerd, zegt in een brief aan gedupeerde klanten dat hij niks met de malversaties van doen heeft en slachtoffers wil helpen. Hij is zelf een kozijnenhandel begonnen in [plaats] en kan ook zorgen voor financiering. Of de schuldeisers iets van hun geld terugzien, is de vraag.”
2.4. Vóórafgaand aan de publicatie heeft de journalist voormeld artikel in concept per e-mail verzonden aan de curator in de faillissementen van Scan Holding B.V., Scan Financieringen B.V. en Scan Vermogensbeheer B.V., mr. A.C. Huisman (hierna: de curator), met het verzoek daarop te reageren. Bij e-mailbericht van 18 augustus 2009 heeft mr. Huisman als volgt gereageerd:
“(…) Ik heb een kleine aanpassing gemaakt. (…) Verder heb ik de zin over de afpersing geel gemaakt. Persoonlijk denk ik dat dat te ver gaat. (…)”
De kop boven het artikel is later aangebracht.
2.5. Voorts is in de Tubantia van 29 augustus 2009 in de zaterdagbijlage “Spectrum” een twee pagina’s vullend artikel gepubliceerd onder de kop “De firma List & Bedrog”; deze kop komt ook op een bedrijfsbusje in de illustratie voor.
Het artikel houdt onder meer het volgende in:
“(…) De clientèle kan het bloed van directeur [directeur] en diens werknemer [eiser] van Scan Holding en alle ondernemingen die daaronder vallen wel drinken. Het tweetal dat handelde namens firma’s uit [plaats A en plaats B] laat door het hele land een spoor van ellende na. Beleggers kunnen naar hun geld fluiten en consumenten kunnen procederen wat ze willen, maar hun bestelde en vooruitbetaalde kunststof kozijnen zullen nooit komen.
Tegen beter weten in hopen ze dat curator Huisman te Enschede, die de onlangs uitgesproken faillissementen van de ondernemingen afwerkt, nog iets van het verdwenen miljoen terugvindt. Met een beetje mazzel gaat dat nog lukken ook. Want Huisman heeft een buitenlandse bankrekening en twee dure appartementen in Spanje met een verkoopwaarde van een kleine zeven ton ontdekt. Maar het wordt volgens de curator juridisch nog een lastige klus om de onroerende goederen en het buitenlandse banksaldo in de greep te krijgen. Hij heeft hiertoe al wel contact gelegd met de Spaanse autoriteiten. (…)
Beleggers vertrouwden bedragen tot 40.000 euro toe aan Scan Vermogensbeheer, maar kijken nu in een lege portemonnee. Ze lopen niet te koop met hun financiële leed uit angst voor gezichtsverlies. De klanten die bij het onder de Scan Holding vallende [bedrijf] kozijnen hebben besteld, zijn bereidwilliger om over hun ervaringen te vertellen. (…) Het merendeel kiest uit angst voor represailles voor anonimiteit. (…)
Colporteurs van [bedrijf] kwamen aan de deur met het verhaal dat ze in de buurt grootschalig kozijnen gingen vervangen. En daar konden de gedupeerden mooi van meeprofiteren. De voordelen van massale inkoop waren natuurlijk voor de klant.
Geld was ook al geen probleem, want ‘toevallig’ konden ze ook heel geschikt een krediet regelen. (…)
[eiser] uit [plaats], die officieel in loondienst was bij [bedrijf], bevestigt dat hij met een nieuwe onderneming is begonnen. Hij is volkomen te goeder trouw geweest, zegt hij. [eiser] zou zelf door directeur [directeur] van [bedrijf] zijn benadeeld en nu door hem worden bedreigd. “Ik heb nog provisie van 30.000 tot 40.000 euro tegoed. Toen ik vorig jaar september in de garen kreeg dat er geld verdween, heb ik ontslag genomen. Ik ga de gedupeerden nu een brief sturen, waarin ik uitleg hoe alles is gegaan en waarin ik mijn hulp aanbied. Ze moeten aangifte doen en zich melden bij de curator. Want ergens moet nog geld zijn. Een miljoen euro maak je niet in een maand of negen op.”
[eiser] is echter ook zelf in beeld bij de naspeuringen die justitie, de fiscus, de politie en de bank doen naar de handel en wandel van Scan Holding en alle ondernemingen die daaronder vallen. De politie heeft vijf aangiften van oplichting binnengekregen. Tegen [directeur], maar ook tegen [eiser]. [eiser] blijkt ook betrokken bij de geplande verkoop van Scan Financieringen, waarbij hij in de winst zou meedelen. Terwijl hij op papier ‘maar’ een werknemer was. Volgens de informatie waarover deze krant beschikt, zou hij een mooie bankrekening en een duur appartement in Spanje hebben, terwijl hij nog niet zo lang een persoonlijk faillissement achter de rug heeft. (…)
Zijn nieuwe onderneming, [eenmansbedrijf] (…), begint al verkeerd. Op de site meldt hij dat [eenmanszaak] ‘tevens is gespecialiseerd in hypotheken en financieringen’. Hij heeft voor financiële bemiddelingen echter niet de vereiste vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Ook wordt ten onrechte het Politie Keurmerk Veilig Wonen gevoerd. (…)”
2.6. In het faillissementsverslag van de curator betreffende Scan Financieringen B.V. d.d. 11 november 2009 staat onder meer het volgende:
“(…)
7. Rechtmatigheid
7.1 Boekhoudplicht : In onderzoek. (…) Er zijn vele bankbetalingen ten behoeve van de heer [eiser] aangetroffen waarvan niet kan worden vastgesteld welke grondslag die betalingen hebben. Tevens zijn aanzienlijke kasopnames geconstateerd terwijl de kasgelden – naar zeggen van d(e) bestu(u)rder – aan [eiser] ter hand zijn gesteld.
(…)
7.5 Onbehoorlijk bestuur : (…)De indruk bestaat dat, naast de formele bestuurder, [eiser] een belangrijke rol speelde als feitelijk bestuurder en dat de formele bestuurder eigenlijk niet tegen [eiser] op kon. Ook uit berichten van crediteuren is af te leiden dat de heer [eiser] een belangrijke rol binnen de organisatie speelde. Desgevraagd heeft [eiser] ontkend dat hij enige zeggenschap binnen de onderneming had. Wordt verder onderzocht.
(…)”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – na vermindering van eis - dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Wegener zal gelasten dat zij op de voorpagina van de eerstvolgende zaterdageditie van de Tubantia na de datum van uitspraak van het te wijzen vonnis, althans na betekening daarvan, op kosten van de Tubantia een rectificatie zal publiceren waarvan de inhoud gelijk is aan de tekst zoals opgenomen onder punt 31 van de dagvaarding, althans een tekst van gelijke strekking;
2. Wegener zal gelasten dat zij [eiser] dient toe te staan de juistheid van de inhoud van de rectificatie te controleren voor publicatie;
3. zal bepalen dat Wegener een terstond opeisbare dwangsom aan [eiser] verbeurt van EUR 5.000,00 als zij in gebreke komt en van EUR 500,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft in de nakoming van de op Wegener rustende verplichtingen uit het te wijzen vonnis , althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
4. Wegener zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade die aan de zijde van [eiser] is ontstaan en nog zal ontstaan, ten bedrage van EUR 25.000,00;
met veroordeling van Wegener in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Wegener door het plaatsen van de twee artikelen onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [eiser] heeft aangevoerd dat Wegener, zonder de belangen van [eiser] in ogenschouw te nemen, valse informatie heeft verspreid richting haar abonnees. Volgens [eiser] is er geen enkele deugdelijke feitelijke grondslag waaruit blijkt dat [eiser] betrokken is bij oplichting.
Volgens [eiser] zijn de provisiebetalingen die aan hem zijn gedaan niet anders te kwalificeren dan als loon voor verrichte werkzaamheden. [eiser] stelt dat er weliswaar door zijn werkgever niet-gebruteerde loonbetalingen zijn gedaan in de vorm van huurbetalingen aan de verhuurder van zijn appartement, maar dat dit geen enkel bewijs oplevert van de stelling in het artikel dat [eiser] wist van de oplichting door [directeur]. [eiser] betwist ook dat er gelden van gedupeerden naar zijn bankrekening zijn overgeboekt.
Verder heeft [eiser] verklaard dat het feit dat de curator onderzoek doet naar feitelijk bestuurderschap en sceptisch is, [eiser] nog geen oplichter maakt van de gedupeerden die kozijnen bestelden en betaalden maar niet geleverd kregen. Evenmin kan de omstandigheid dat er strafrechtelijke aangiftes zijn gedaan tot die conclusie leiden, aldus [eiser]. Volgens [eiser] staat in het artikel de eigen stelling van Wegener en is daarin het onrechtmatig handelen gelegen. Ook maakt volgens [eiser] de waakhondfunctie van Wegener niet dat het haar geoorloofd is om een artikel met een zo ver gaande inhoud te publiceren, nu de curator de zaak in onderzoek heeft en er aangiften bij de politie zijn gedaan en [eiser] derhalve reeds onderwerp is van controle.
[eiser] heeft verder gesteld dat in het artikel ten onrechte gesuggereerd wordt dat [eiser] voor zijn eigen bedrijf een AFM-vergunning zou moeten hebben, nu een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is omdat hij als bemiddelaar optreedt. [eiser] stelt dat die suggestie zijn persoonlijke integriteit en vertrouwen aantast en schadelijk is voor de verkoop vanuit zijn bedrijf.
Volgens [eiser] zijn door de onjuiste en onnodig grievende uitlatingen in de gepubliceerde artikelen zijn reputatie en goede naam in ernstige mate aangetast, als gevolg waarvan hij materiële en immateriële schade lijdt. [eiser] stelt dat ondanks zijn verzoek aan de journalist om anonimiteit te betrachten omtrent zijn onderneming, volstrekt onnodig de naam, plaats en adres van de huidige onderneming van [eiser] in het artikel zijn vermeld, als gevolg waarvan zijn afzetmarkt in de regio volledig is verdwenen en hij geen inkomsten meer heeft. Verder heeft [eiser] zijn huurpand moeten verlaten omdat hij daar niet meer veilig was, terwijl hij de huur nog wel moet betalen. Ook moet hij vervangende bedrijfsruimte huren. Door de leverancier is voorts het leverancierskrediet opgezegd, waardoor [eiser] zijn nafspraken niet kan nakomen. [eiser] stelt dat ook Banco Santander naar aanleiding van het artikel de samenwerking met hem heeft beëindigd, waardoor de zakelijke mogelijkheden van hem beperkt zijn en hij grote schade lijdt. Verder stelt [eiser] dat zijn bedrijfsnaam zal moeten worden gewijzigd en nieuw briefpapier, visitekaartjes en andere kantoorbenodigdheden zullen moeten worden ontworpen, wat hoge kosten met zich meebrengt. Ook zal hij vervangende investeringen moeten doen en is er sprake van winstderving, aldus [eiser]. Naast voormelde materiële schade stelt [eiser] ook immateriële schade te lijden, nu hij reputatieschade en zijn bedrijf goodwillschade heeft opgelopen.
3.3. Wegener voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft de vermeerdering van eis eerst mondeling ter zitting aangekondigd. Een vermeerdering van eis dient evenwel tevoren schriftelijk te zijn aangekondigd aan de voorzieningenrechter en de gedaagde partij. Nu [eiser] dit heeft nagelaten en pas op de zitting met een verzoek tot vermeerdering van eis is gekomen, zal die op grond van de goede procesorde niet worden toegelaten.
4.2. Wegener heeft primair aangevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij het jegens Wegener gevorderde rectificatieverbod, aangezien uit het redactiestatuut van de Tubantia volgt dat de verantwoordelijkheid voor de redactionele inhoud van de in de Tubantia te publiceren artikelen ligt bij de hoofdredactie en dat zij een eventueel aan haar op te leggen rectificatiegebod niet kan opleggen aan de hoofdredactie. Dit verweer wordt gepasseerd. Het redactiestatuut van de Tubantia betreft een intern reglement dat niet jegens derden kan worden ingeroepen. Wegener kan daaraan derhalve ten aanzien van [eiser] geen rechten ontlenen. Voorts is Wegener als uitgever van de Tubantia uiteindelijk verantwoordelijk voor hetgeen in haar dagblad wordt gepubliceerd en derhalve wordt het plaatsen van een rectificatie geacht binnen haar invloedssfeer te liggen. Dat Wegener in de onmogelijkheid verkeert om een rectificatiegebod te (doen) plaatsen in de Tubantia is derhalve onvoldoende aannemelijk geworden, ook gelet op de mogelijkheid een advertentie te plaatsen in het eigen blad.
4.3. Beoordeeld dient dus te worden of Wegener in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hierbij staan twee belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan.
4.4. In het algemeen kan en mag van een journalist worden verwacht dat hij enerzijds voldoende onderzoek doet om te voorkomen dat hij onjuiste (en voor betrokkene mogelijk schadelijke) informatie publiceert en anderzijds dat hij betrokkene de kans geeft om zijn eigen standpunt kenbaar te maken. In het onderhavige geval wordt [eiser] in de gepubliceerde artikelen (mede) in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Dergelijke aantijgingen dienen door een journalist niet lichtvaardig te worden gedaan en daarvoor moeten deugdelijke gronden kunnen worden aangevoerd. Ter onderbouwing van de in het artikel vermelde aantijgingen aan het adres van [eiser] verwijst Wegener naar verschillende bronnen die door de journalist zijn gebruikt, waaronder informatie van gedupeerden, aangiften bij de politie en het faillissementsverslag van de curator. Uit dat faillissementsverslag blijkt dat de curator nog bezig is met een onderzoek naar de rol van [eiser] binnen de organisatie waar hij werkzaam was en naar de vele bankbetalingen die ten behoeve van [eiser] zijn gedaan waarvan niet vastgesteld kan worden welke grondslag die hebben. Ook blijkt uit het faillissementsverslag dat de curator een externe deskundige heeft ingeschakeld om duidelijkheid te verkrijgen over de uitgekeerde betalingen. Gelet op de door de journalist gehanteerde bronnen, waaronder het faillissementsverslag dat vermoedens doet rijzen van betrokkenheid van [eiser] bij het wegsluizen van gelden en het profiteren daarvan, alsmede het nog lopende onderzoek van de curator, kan voorshands niet zonder meer geconcludeerd worden dat de journalist bij het schrijven van de artikelen lichtvaardig te werk is gegaan.
4.5. De stelling van [eiser] dat de curator heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de inhoud van het artikel leidt niet tot een ander oordeel, nu Wegener die stelling heeft weersproken en de curator in het e-mailbericht waarin hij reageert op het hem op voorhand toegezonden conceptartikel geen opmerkingen maakt over de inhoud daarvan – behoudens een zinspeling op afpersing, die vervolgens door de journalist is verwijderd uit het artikel. Ook hetgeen in de artikelen is geschreven omtrent het ontbreken van een AFM-vergunning ten aanzien van de onderneming van [eiser] kan niet tot de conclusie leiden dat de journalist dienaangaande lichtvaardig heeft gehandeld, nu Wegener ook daarvoor een deugdelijke grond heeft aangevoerd, namelijk de melding op de website van [eiser] dat hij tevens gespecialiseerd is in financieringen en hypotheken, terwijl voor een dergelijk specialisme een AFM-vergunning vereist is en onweersproken is dat [eiser] eerst na publicatie van de artikelen de verwijzing naar het specialisme op zijn website heeft verwijderd.
Daar komt bij dat [eiser] door de journalist in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt kenbaar te maken, dat ook in de artikelen is opgenomen. Weliswaar blijkt uit de context van de artikelen dat het standpunt van [eiser] als ongeloofwaardig wordt bestempeld, maar dit doet niet af aan het feit dat de visie van [eiser] duidelijk in de artikelen vermeld staat.
4.6. Niet uitgesloten is dat – met name na afronding van het onderzoek door de curator – de berichtgeving in de gepubliceerde artikelen onrechtmatig blijkt. Vast staat wel dat de vlaggen “Oplichting” en “List en Bedrog” in kop en illustratie de lading van beide artikelen niet dekken. Alleen de verdenking van heling blijft erin overeind. Deze is gelet op het faillissementsverslag – dat ook met feitelijk bestuurderschap rekening houdt – ook nu nog niet weggenomen en dat klemt temeer nu [eiser] ervoor kiest, de werkzaamheden van zijn – tussen partijen onbetwist – strafbare werkgever voort te zetten. Dat rechtvaardigt weliswaar niet de kop en de illustratie, maar wel beide artikelen.
Hoewel het door Wegener in deze zaak weersproken spoedeisend belang bij een bepaalde voorziening volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet automatisch slinkt door tijdsverloop – het tegendeel kan zelfs het geval zijn – en beoordeeld moet worden naar het moment van de uitspraak, is het effect van een rectificatie toch ook geringer naarmate langere tijd is verstreken. Gelet hierop en gezien het nog lopende onderzoek van de curator en de daarin reeds gerezen vermoedens van betrokkenheid (heling of zelfs feitelijk bestuurderschap) van [eiser] bij de in het artikel vermelde strafbare gedragingen, bestaat thans onvoldoende aanleiding om tot rectificatie over te gaan. De gevorderde rectificatie zal derhalve worden afgewezen, ook vanwege de waarschuwingsfunctie van de pers en het feit dat [eiser] al in de artikelen aan het woord komt.
4.7. Ten aanzien van het door [eiser] gevorderde voorschot op de schadevergoeding geldt het volgende. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet volgens de Hoge Raad niet alleen worden onderzocht of het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van belangen van partijen dient mede te worden betrokken het risico van de onmogelijkheid van de terugbetaling van de geldvordering. Nu thans geen grond bestaat voor een gebod tot rectificatie is het gevorderde voorschot op de schadevergoeding evenmin toewijsbaar, te minder nu Wegener de door [eiser] gestelde schade gemotiveerd heeft weersproken en [eiser] die onvoldoende heeft onderbouwd. Daar komt bij dat [eiser] naar eigen zeggen in financiële moeilijkheden verkeert waardoor een restitutierisico bestaat.
4.8. Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wegener worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wegener tot op heden begroot op EUR 1.078,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.