De vordering jegens [gedaagde1] is niet ontvankelijk, nu hij bij het opstellen van zijn taxatie heeft gehandeld namens Makelaarskantoor Maalderink en Lutke Willink B.V.
In het taxatierapport is uitdrukkelijk vermeld dat ten aanzien van de inhoud van dit rapport geen verantwoordelijkheid wordt aanvaard jegens anderen dan de opdrachtgever. Rabobank mocht er, gelet op deze duidelijke beperking van aansprakelijkheid, niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat Makelaarskantoor Maalderink c.s. civielrechtelijk aansprakelijk is voor eventuele verliezen die Rabobank zou lijden in verband met de financiering aan de V.O.F. Het is redelijk dat een taxateur niet verantwoordelijk wenst te worden gesteld voor beslissingen die mogelijk op basis van het taxatierapport worden genomen door een derde, op welke beslissingen de taxateur geen invloed kan uitoefenen. Aan de NVM-voorwaarden komt in dit geval derdenwerking toe. Bovendien ontbreekt door deze aansprakelijkheidsbeperking de relativiteit, althans de onrechtmatigheid, althans de causaliteit.
De V.O.F. heeft de onroerende zaak op 19 november 1999 gekocht en geleverd gekregen voor de koopsom van NLG 500.000,00. Rabobank heeft een 1e recht van hypotheek verkregen tot een bedrag van NLG 700.000,00. [gedaagde1] heeft in augustus 1999 de onroerende zaak naar eer en geweten getaxeerd. Er is ook niet gebleken dat de waarde in 1999 essentieel lager was dan door [gedaagde1] in zijn taxatierapport is aangegeven. Bijna 8 jaar na de taxatie door [gedaagde1] is door Rabobank een executieveiling aangekondigd. De omstandigheden zijn in die periode drastisch gewijzigd. Gelet op de pas na 1999 in volle omvang bekend geworden bodemvervuiling ter plekke, de verwaarlozing van de onroerende zaak, de slechte naam van het bedrijf in de omgeving, onder meer vanwege een veroordeling voor verwaarlozing van dieren en het ombouwen tot K.I. station en hamsterfokkerij, is de waarde van de onroerende zaak na 1999 aanzienlijk gedaald. [gedaagde1] heeft wel degelijk in zijn taxatierapport de toen bekende bodemverontreiniging meegewogen. Op basis van het toen beschikbare bodemrapport van Tukkers Milieuonderzoek bestond er geen noodzaak tot saneren en was er ook geen saneringsbevel. Rabobank had dat rapport eenvoudig kunnen opvragen bij de V.O.F. Pas uit bodemonderzoeksrapporten van na 1999 is gebleken dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging. Dit heeft een zeer negatief effect gehad op de verkoopopbrengst in 2007. [gedaagde1] heeft in zijn taxatie met die bodemvervuiling vanzelfsprekend geen rekening kunnen houden. De gemeente heeft, na 1999, bij een algehele herziening van het bestemmingsplan de bebouwingsmogelijkheid geschrapt. De V.O.F. heeft daarover toen met succes bij de wethouder gereclameerd. Er waren in 2007 derhalve ook bebouwingsmogelijkheden.
Makelaarskantoor Maalderink c.s. wijst op het handboek voor taxateurs, Taxatieleer Vastgoed 1 van G.G.M. Ten Have, hierna: het handboek. Daaruit blijkt onder meer dat taxaties alleen met elkaar kunnen worden vergeleken als de omstandigheden hetzelfde zijn, hetgeen hier niet het geval is. Bovendien geldt volgens het handboek altijd een bandbreedte van plus en min 20% ten opzichte van de gerealiseerde prijs. In het algemeen zal een taxatie pas onjuist worden geacht indien daar een waarde uitkomt die een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot niet zou hebben vastgesteld. Rabobank heeft dat niet aangetoond. De LTO-taxatie is van veel latere datum, is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en berust slechts op een beoordeling van de onroerende zaak vanaf de weg. De taxatie van [taxateur] is 8 jaar later verricht onder volstrekt onvergelijkbare omstandigheden. Rabobank heeft bovendien ten onrechte de onroerende zaak geveild. In het taxatierapport van [gedaagde1] is reeds vermeld dat een veiling voor de verkoop van deze onroerende zaak ongeschikt is. Bovendien had Rabobank een bouwvergunning kunnen aanvragen, hetgeen de opbrengst aanzienlijk zou hebben verhoogd.
De gevorderde schade staat niet in causaal verband met de beweerde onrechtmatige taxatie. Rabobank toont niet aan dat zij de schade niet zou hebben geleden indien [gedaagde1], in de optiek van Rabobank, correct had getaxeerd. Rabobank geeft niet aan wat in 1999 wel een juiste taxatie zou zijn geweest. Uit het financieringsvoorstel van Rabobank aan de V.O.F. blijkt op geen enkele wijze welke rol de taxatie van [gedaagde1] heeft gespeeld. Er is bovendien door Rabobank een veel hoger bedrag gefinancierd dan de gebruikelijke 80% van de door [gedaagde1] vastgestelde executiewaarde. Gelet op de matige courantheid, bodemvervuiling en ongeschiktheid voor een veiling had Rabobank in dit geval niet meer dan 75% van de executiewaarde mogen financieren. Uitgaande van 75% van
NLG 480.000,00 (de getaxeerde executiewaard) had Rabobank op grond van de taxatie nimmer meer mogen financieren dan NLG 360.000,00. Rabobank heeft NLG 700.000,00 gefinancierd. Derhalve is er geen causaal verband tussen de taxatie en de te hoge financiering en bovendien is er sprake van eigen schuld ex artikel 6:101 BW. Ook de omvang van de schade wordt betwist. Bij gebrek aan wetenschap betwist Makelaarskantoor Maalderink c.s. dat Rabobank thans nog € 193.686,87 van de V.O.F. en haar vennoten te vorderen heeft.