RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460299-09
Uitspraak d.d.: 26 januari 2010
Tegenspraak / dnip
[verdachte B] ,
geboren te [plaats op 1974],
wonende te [adres, plaats].
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 12 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 augustus 2009 te Putten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of
diens mededader(s)
- aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ik kan je paspoort ook doormidden scheuren" en/of "ik kan er een bladzijde uitscheuren", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of
- (vervolgens) met dat mes, althans dat daarop gelijkende scherpe en/of puntige voorwerp, in het paspoort van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met traangas in het gezicht van de [slachtoffer] heeft gespoten;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 2 augustus 2009 omstreeks 09.30 uur komt er een melding bij de politie binnen, inhoudende dat er aan [adres te plaats] een man zou staan, die vertelde dat hij was beroofd. Ter plaatse trof de politie een man aan, die verklaarde [slachtoffer] te zijn. Voorts verklaarde voornoemde [slachtoffer] dat hij was beroofd door een drietal personen in een woning op een camping in de omgeving van [adres te plaats].2 Voornoemde [slachtoffer] heeft vervolgens van dit feit aangifte3 gedaan.
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waarbij hij zich heeft gebaseerd op de aangifte en de verklaringen van verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte A].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Allereerst is gesteld dat niet is te achterhalen wat er die ochtend in de woning van [medeverdachte C] precies is voorgevallen. De aangifte is mogelijk onder invloed van drugs en alcohol gedaan en wordt niet ondersteund door de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. Bovendien komen de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten onderling ook niet overeen.
Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat aangever [slachtoffer] een aantal dagen bij medeverdachte [medeverdachte C] heeft ingewoond en dat - op het moment dat hij voor het verblijf aldaar moest betalen - hij niet wilde betalen. Daarover is hij door verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] aangesproken. De gebeurtenissen zoals die de ochtend van 2 augustus 2009 hebben plaatsgevonden, is geen aaneenschakeling van gebeurtenissen, maar zijn volgens de verdediging "gescheiden segmenten". Ten aanzien van de handelingen zoals die aan verdachte worden verweten, heeft de raadsman opgemerkt dat daarin twee separate strafbare feiten zijn neergelegd, te weten bedreiging ex artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht en mishandeling ex artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de raadsman kunnen die separate handelingen in dit geval niet leiden tot bewezenverklaring van afpersing ex artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. In dit verband is nog opgemerkt dat bedreigd is met zaaksbeschadiging, hetgeen niet strafbaar is gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het gestelde gebruik van het traangas heeft de raadsman aangevoerd dat niet is gebleken dat aangever korte tijd daarna nog tranen in zijn ogen had en evenmin dat hij geen adem meer kon halen. Bovendien is in de woning geen busje traangas aangetroffen.
De handelingen zoals verdachte worden verweten, zijn niet gericht op wederrechtelijke bevoordeling, maar waren gericht op de verwijdering van [slachtoffer] uit de woning van [medeverdachte C]. Voor zover wel sprake is van bevoordeling, is de verdediging van mening dat dit in ieder geval niet wederrechtelijk is, nu [slachtoffer] geld schuldig was voor het verblijf in de woning. Tot slot wordt betwist dat sprake is van medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
4. Aangever [slachtoffer] heeft van 27 juli 2009 tot en met de ochtend van 2 augustus 2009 bij de vriendin van [verdachte B], genaamd [medeverdachte C], verbleven.4 [medeverdachte C] woont in een huisje op de camping aan [adres te plaats].5 Op 1 augustus 2009 is naast [verdachte B], ook diens broer genaamd [medeverdachte A], in het huisje van [medeverdachte C] blijven slapen.6
Aangever [slachtoffer] verklaart dat hij in de ochtend van 2 augustus 2009, omstreeks 08.30 uur door [medeverdachte C], [medeverdachte B] en [medeverdachte A] wakker werd gemaakt, waarbij zij tegen hem zeiden, dat hij [medeverdachte C] en [medeverdachte A] allebei € 100,- moest betalen. Aangever zag dat [medeverdachte B] een mes vasthad en met dit mes in zijn, aangevers, paspoort stak. Tevens zag aangever dat [medeverdachte C] een busje "Knock Out" gas vasthad en hem daarmee in het gezicht spoot. Hij verklaart dat op het moment dat ze hem met het mes bedreigden, hij [medeverdachte C] € 50,- en [medeverdachte A] € 100,- heeft gegeven. Aangever verklaart dat hij aanvankelijk al zijn geld wilde geven, maar [medeverdachte B] had hem gezegd dat hij alleen dit bedrag moest geven.7
Door [verdachte B]8, zijn broer [medeverdachte A]9 en [medeverdachte C]10 wordt bevestigd dat in de ochtend van 2 augustus 2009 onenigheid met aangever ontstond over geld. [verdachte B] verklaart daarover dat hij aangever reeds in de nacht van 1 op 2 augustus 2009 had aangesproken over het feit dat aangever nu een keer zijn afspraak moest nakomen en aan [medeverdachte C] het beloofde geld moest betalen. [medeverdachte B] geeft aan dat [medeverdachte C] en aangever hadden afgesproken dat aangever haar minimaal € 100,- zou betalen voor het slapen, eten, drinken en de cocaïne.11 Daarnaast verklaart [medeverdachte B] dat hij ook tegen aangever had gezegd dat laatstgenoemde ook nog € 50,- van [medeverdachte A] had geleend.12 [medeverdachte B] heeft op enig moment tegen aangever gezegd dat € 100,- niet genoeg was, omdat aangever [medeverdachte A] ook nog € 50,- moest betalen. [medeverdachte B] hoorde zijn broer zeggen dat hij zijn € 50,- terug wilde. [medeverdachte A] geeft eveneens aan dat er ruzie was, omdat aangever had beloofd te betalen voor zijn verblijf bij [medeverdachte C].13 Ook [medeverdachte C] geeft aan dat er die ochtend steeds over geld werd gezeurd door de jongens en dat zij het helemaal zat was.14
[medeverdachte B] verklaart dat aangever geld uit zijn broekzak pakte en op de tafel neergooide, met de mededeling: "Vijf tientjes kun je krijgen." [medeverdachte B] zei toen tegen aangever dat de afspraak was, dat hij € 100,- zou betalen. Volgens [medeverdachte B] werd er vervolgens over en weer gebekvecht. [medeverdachte B] zag dat [medeverdachte A] op een gegeven moment het paspoort van aangever pakte en zei dat hij dit ook doormidden kon scheuren, zodat aangever helemaal niets meer had.15 Toen aangever daarop niet wilde betalen, hoorde [medeverdachte B] zijn broer [medeverdachte A] zeggen dat hij het paspoort van aangever kapot zou scheuren als hij niet betaalde. Hij ziet dat [medeverdachte A] het paspoort in zijn handen had en dreigde aangever met het doormidden snijden van het paspoort als hij het geld niet zou geven. [medeverdachte B] verklaart voorts dat hij heeft gezien dat [medeverdachte A] een mes in zijn handen had.16 [medeverdachte A] verklaart over het paspoort dat hij tegen aangever heeft gezegd dat hij normaal moest doen tegen [medeverdachte C], omdat hij anders een bladzijde uit het paspoort zou scheuren. Voorts verklaart hij dat hij met een mes in het paspoort heeft gestoken.17 Ook [medeverdachte C] geeft aan dat zij die ochtend iets heeft opgevangen over het verknippen van een paspoort.18
[verdachte B] verklaart voorts dat hij geroken heeft dat er traangas was gebruikt en dat hij zag dat aangever tranende ogen had. Hij geeft aan dat [medeverdachte C] aangever meerdere keren met het traangas in het gezicht heeft gespoten. Nadat aangever kennelijk het traangas in de ogen had gekregen, gaf aangever het geld dat hij moest geven. Aangever vroeg toen nog hoeveel hij moest geven en hij vroeg of € 200,- genoeg was. Daarop werd geantwoord dat hij € 100,- aan [medeverdachte C] moest geven en € 50,- aan [medeverdachte A].19 [medeverdachte C] verklaart dat zij in het bezit is van een busje traangas.20 Na de afgifte van het geld, is aangever weggegaan.21
Vervolgens verliet aangever de caravan en de camping.22 Nadat aangever was weggegaan, heeft [medeverdachte A] € 50,- van [medeverdachte C] gekregen. [medeverdachte C] had dat geld van aangever gekregen.23
5. Uit de aangifte en de verklaringen van de verdachte en zijn twee medeverdachten blijkt naar het oordeel van de rechtbank, dat door aangever [slachtoffer] op 2 augustus 2009 een geldbedrag aan verdachte en zijn medeverdachten is afgegeven, nádat verdachte aangever daarover meerdere malen had aangesproken, nádat [medeverdachte A] Schifffmacher met het mes in het paspoort van aangever heeft gestoken en daarbij de bedreiging heeft geuit dat hij het paspoort op enigerlei wijze kapot zou maken en nádat [medeverdachte C] aangever met traangas meerdere malen in het gezicht heeft gespoten. De feitelijke handelingen zoals die op de tenlastelegging aan verdachte worden verweten, kunnen dan ook als na te melden wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Dat geen sprake is van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, is in dit verband niet van belang, nu de bedreiging met geweld niet gericht hoeft te zijn tegen de persoon die tot afgifte wordt gedwongen. De bedreiging kan ook daarin gelegen zijn dat goederen zullen worden beschadigd.24 De rechtbank overweegt voorts dat de handelingen in een kort tijdbestek hebben plaatsgevonden en dat deze handelingen tezamen aangever ertoe hebben gebracht een geldbedrag af te geven. Het verweer van de verdediging dat sprake is van afzonderlijke strafbare feiten, te weten bedreiging en mishandeling, wordt dan ook verworpen. Het verweer van de verdediging dat geen sprake is van medeplegen, wordt gelet op het vorenoverwogene eveneens verworpen.
6. De raadsman heeft voorts gesteld dat geen sprake is van het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, waarbij hij - kort samengevat - heeft aangevoerd dat aangever een geldbedrag verschuldigd was aan de twee medeverdachten, zodat zij recht hadden op betaling door aangever.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt daartoe dat - daargelaten of verdachte en zijn medeverdachten recht hadden op enig geldbedrag van aangever - uit de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten aangever hebben bedreigd en met traangas hebben bespoten, valt af te leiden dat verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld met het tenlastegelegde oogmerk. Hetgeen tot het behalen van de beoogde bevoordeling door verdachte en zijn medeverdachten is verricht, is van zodanige aard en is op zodanige wijze geschied, dat daaruit kan worden afgeleid, dat zij moeten hebben beseft dat zij de grenzen van het maatschappelijk betamelijke daarmee verre overschreden. Het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling bij verdachte en zijn medeverdachten aanwezig, ook al zouden zij menen recht te hebben op het voordeel.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 2 augustus 2009 te Putten tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en diens mededaders
- aan die [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd: "ik kan je paspoort ook doormidden scheuren" of "ik kan er een bladzijde uitscheuren", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- vervolgens met een mes, in het paspoort van die [slachtoffer] hebben gestoken en
- meermalen met traangas in het gezicht van de [slachtoffer] hebben gespoten.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
7. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste straf, gelet op de ernst van het feit, buitenproportioneel is. Hij heeft voorgesteld om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen, waarvan 18 (achttien) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijk op te leggen straf kan als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zich ambulant zal laten behandelen bij verslavingszorg.
9. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10. De rechtbank neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat verdachte en zijn twee medeverdachten aangever door geweld en bedreiging met geweld een geldbedrag afhandig hebben gemaakt. Verdachte heeft gesteld dat het slachtoffer geld moest betalen voor diens verblijf in de woning van één van de medeverdachten. Bij het ten gelde maken van deze vordering - wat daar ook van zij - heeft verdachte de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid ver overschreden. Voorts neemt de rechtbank bij haar straftoemeting het volgende in aanmerking.
11. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder voor geweldsdelicten en vermogensdelicten is veroordeeld.
12. Daarnaast neemt de rechtbank het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 13 november 2009 in ogenschouw, waarin - kort samengevat - het volgende is vermeld.
Verdachte kent een fors verslavingsverleden, waarbij het gaat om alcohol, cannabis, heroïne en methadon, cocaïne en overige middelen. Hij heeft hiervoor een klinische behandeling ondergaan, maar toen hij in 2007 weer terugviel in het gebruik van heroïne heeft hij aangegeven, dat hij geen klinische behandeling meer wil. Sinds 2007 staat hij onder begeleiding van de arts van Tactus Verslavingszorg, welke begeleiding slechts gericht is op het verstrekken van methadon. Verdachte toont zich, na zich hier eerder wisselend over te hebben uitgelaten, in het laatste gesprek gemotiveerd om zijn primaire verslaving, te weten cocaïne, op klinische wijze aan te pakken. Hij geeft aan zonder behandeling hier niet mee te kunnen stoppen.
Verdachte is zeer beïnvloedbaar door zijn omgeving en hij komt over als een man die beschikt over weinig slagvaardigheid, daadkracht en verantwoordelijkheidsgevoel.
De kans op recidive blijft volgens de reclassering aanwezig als verdachte niets verandert aan de omgang met en gebruik van drugs en alcohol. Verdachte is wisselend over het opstarten van een klinische behandeling. Hij erkent de agressieproblematiek en zegt gemotiveerd te zijn voor een ambulante behandeling. Geadviseerd wordt aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan een intake bij de ambulante verslavingszorg en een daar uit volgende behandelplan bij de ambulante verslavingszorg en/of verslavingskliniek en dat hij meewerkt aan een intake en een daaruit volgend behandelplan bij een instelling voor agressieregulatie.
13. Al het voorgaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat de navolgende straf passend en geboden is. In het relatief lichte geweld dat tegen aangever [slachtoffer] is gebruikt, ziet de rechtbank aanleiding om (fors) af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een werkstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de reclassering gehanteerde lijst van projectplaatsen.
14. De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden, dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte meewerkt aan een intake bij de ambulante verslavingszorg en een daaruit volgende behandelplan voor een ambulante behandeling bij de ambulante verslavingszorg en/of verslavingskliniek en ook indien dit inhoudt dat hij meewerkt aan een intake en een daaruit volgend behandelplan bij een instelling voor agressieregulatie. Verdachte heeft aangegeven de begeleiding als ondersteunend te ervaren en gemotiveerd te zijn om zijn verslavings- en agressieproblematiek aan te pakken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt:
- dat veroordeelde zal meewerken aan een intake bij de ambulante verslavingszorg en een daaruit volgend behandelplan voor een ambulante behandeling bij de ambulante verslavingszorg en/of verslavingskliniek;
- dat veroordeelde zal meewerken aan een intake en een daaruit volgend behandelplan bij een instelling voor agressieregulatie;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden) hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Van der Hooft en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2010.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009033373-27, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 11 augustus 2009.
2 Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte B] (p.14), proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte A] (p.35) en proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte C] (p.56).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.78-81).
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.79), proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte B] (p.23-24) en proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.64-65).
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.64).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (p.44).
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.79).
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.24).
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (p.44).
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.68).
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.23-24).
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.24).
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (p.48).
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.68).
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.24).
16 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.27).
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (p.48) en diens verklaring ter terechtzitting van 12 januari 2010.
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.68).
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (p.28).
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C] (p.68).
21 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.79) en proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte B] (p.25).
22 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.79).
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (p.48).
24 Zie ook HR 26 juni 1973, NJ 1974, 208.