ECLI:NL:RBZUT:2010:BL1105

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
109531 - KG ZA 09-431
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.M.A.G. van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van caravanstandplaats door Woningstichting tegen gedaagde

In deze zaak vorderde de Woningstichting Eerbeek de ontruiming van een caravanstandplaats die door gedaagde zonder recht of titel in gebruik was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel gedaagde de standplaats inmiddels had verlaten, de Woningstichting belang had bij de ontruiming vanwege de voorgeschiedenis en de mededeling van gedaagde dat hij de caravan zou terugplaatsen indien de Woningstichting hem niet aan een woning hielp. De vordering tot ontruiming werd toegewezen.

De Woningstichting had in het verleden al een procedure gevoerd tegen gedaagde, waarin een minnelijke regeling was getroffen. Gedaagde had de standplaats toen verlaten, maar keerde later terug en plaatste opnieuw een caravan. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door het terrein te gebruiken zonder toestemming van de Woningstichting. De Woningstichting had bovendien plannen voor woningbouw op het terrein en had er belang bij dat het terrein leeg bleef.

De vordering tot machtiging voor ontruiming van andere gronden van de Woningstichting werd afgewezen, omdat deze te ruim geformuleerd was en feitelijk neerkwam op een algemeen kraakverbod, waarvoor onvoldoende grond bestond. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op EUR 1.165,93 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 109531 / KG ZA 09-431
Vonnis in kort geding van 3 februari 2010
in de zaak van
de stichting WONINGSTICHTING EERBEEK,
gevestigd te Eerbeek, gemeente Brummen,
eiseres,
advocaat mr. T. de Nijs te Woerden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats, gemeente],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de Woningstichting en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van de Woningstichting.
2. De feiten
2.1. De Woningstichting is eigenaresse van een woonwagenerf met voorheen vijf standplaatsen, gelegen aan [perceel te plaats]. Van de vroegere vijf standplaatsen bestaan er thans nog twee, met [nummers], die beide verhuurd zijn. De overige drie standplaatsen, voorheen met [nummers], zijn opgeheven.
2.2. [gedaagde] heeft in november 2009 zonder toestemming van de Woningstichting op het terrein aan [perceel] een caravan geplaatst.
2.3. De Woningstichting heeft in 2008 reeds een procedure jegens [gedaagde] en zijn toenmalige partner gevoerd waarin zij ontruiming vorderde van de standplaats, toen nog met [nummer], waarop [gedaagde] en zijn toenmalige partner een caravan hadden geplaatst. Partijen hebben in die procedure een minnelijke regeling bereikt, inhoudende dat [gedaagde] en zijn toenmalige partner tot 1 juni 2008 de standplaats mochten gebruiken tegen een vergoeding van EUR 100,00 per maand en dat zij daarna de standplaats moesten verlaten. [gedaagde] en zijn partners hebben vervolgens de standplaats in juni 2008 verlaten. In oktober 2008 zijn [gedaagde] en zijn toenmalige partner teruggekeerd naar de standplaats aan [perceel te plaats]. Na een correspondentiewisseling tussen de gemachtigden van partijen hebben [gedaagde] en zijn toenmalige partner de standplaats weer verlaten op 15 november 2008.
In november 2009 heeft [gedaagde] opnieuw een caravan op het terrein aan [perceel te plaats] geplaatst.
2.4. De Woningstichting heeft [gedaagde] verzocht de caravan te verwijderen. Omdat [gedaagde] daaraan geen gevolg gaf heeft de advocaat van de Woningstichting [gedaagde] bij brief van 30 november 2009 gesommeerd het perceel te verlaten en de caravan te verwijderen. Aangezien [gedaagde] dit naliet heeft de Woningstichting hem bij brief van 6 januari 2010 medegedeeld dat zij op 7 januari 2010 over zou gaan tot verwijdering van de caravan. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [gedaagde] de caravan in het weekend van 9 januari 2010 zou verwijderen. [gedaagde] is de afspraak vervolgens niet nagekomen.
2.5. De Woningstichting heeft vervolgens op 11 januari 2010 de dagvaarding in de onderhavige procedure op het terrein aan [perceel] aan [gedaagde] in persoon uitgebracht.
[gedaagde] heeft vervolgens de caravan verwijderd.
2.6. Op 13 januari 2010 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met mevrouw Zeevaart, werkzaam bij de Woningstichting, en haar medegedeeld dat hij opnieuw een caravan zou terugplaatsen indien de Woningstichting de onderhavige procedure zou intrekken.
3. Het geschil
3.1. De Woningstichting vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. [gedaagde] zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis, dan wel binnen een in goede justitie vast te stellen termijn, het terrein gelegen te Eerbeek aan [perceel], kadastraal bekend als “[kadastraal nummer]” (voorheen standplaats [nummer], thans opgeheven en derhalve zonder huisnummer) te ontruimen en te verlaten met al het zijne en al de personen die zijdens hem daar verblijven en het terrein leeg en ter vrije beschikking van de Woningstichting te stellen;
2. zal bepalen dat indien [gedaagde] binnen één jaar, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het te wijzen vonnis van de Woningstichting voornoemd terrein aan [perceel] (voormalig standplaats [nummer], dan wel een andere
- voormalige - standplaats) te Eerbeek, dan wel elders grond van de Woningstichting kraakt, dan wel zonder toestemming van de Woningstichting betrekt en [gedaagde] in gebreke blijft dit terrein c.q. deze grond te verlaten binnen drie dagen nadat de Woningstichting [gedaagde] daartoe heeft gesommeerd, zelf de ontruiming te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde], desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
3. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. De Woningstichting heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens de Woningstichting nu hij geen enkel recht heeft op gebruik van haar terrein. De Woningstichting heeft aangevoerd dat geen sprake is van een huurovereenkomst en dat zij [gedaagde] evenmin toestemming heeft gegeven het terrein aan [perceel te plaats] in gebuik te nemen. De Woningstichting heeft verder aangevoerd dat zij er belang bij heeft dat het terrein aan [perceel] nu echt leeg en tot haar beschikking blijft, omdat zij ontwikkelingsplannen voor het terrein heeft en daar woningbouw wil realiseren. De Woningstichting stelt dat zij, nu zij niet kan uitsluiten dat [gedaagde] wederom een stuk grond op het terrein aan [perceel] of een ander aan de Woningstichting toebehorend stuk grond zal kraken, er recht en belang bij heeft dat daarvoor eveneens een voorziening wordt getroffen. De Woningstichting heeft verder aangevoerd dat zij niet verplicht is [gedaagde] aan andere woonruimte te helpen, nu zij gezien het woonruimteverdeelsysteem niet zomaar woningen kan aanbieden aan mensen die hiervoor (nog) niet in aanmerking komen en zij [gedaagde] daarnaast niet accepteert als huurder, gezien de eerdere dreigementen die [gedaagde] richting een medewerker van de Woningstichting heeft geuit, waarvoor hij strafrechtelijk is veroordeeld.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij heeft – samengevat – aangevoerd dat hij geen andere woonruimte heeft en dat hij, als de Woningstichting hem niet aan woonruimte helpt, genoodzaakt is de caravan weer terug te plaatsen op het terrein van de Woningstichting.
4. De beoordeling
4.1. Onbestreden is dat [gedaagde] zonder recht of titel gebruik heeft gemaakt van het terrein van de Woningstichting. Dat de Woningstichting geen woonruimte aan [gedaagde] ter beschikking wenst te stellen vormt geen rechtvaardiging voor een dergelijk gebruik door [gedaagde]. Te minder, nu de Woningstichting gemotiveerd heeft aangevoerd waarom zij [gedaagde] niet meer als huurder wenst en [gedaagde] het door de Woningstichting gestelde onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daar komt bij dat [gedaagde] erkend heeft dat hij bij woningstichtingen in Velp en Brummen staat ingeschreven als woningzoekende. Voor het vinden van woonruimte kan [gedaagde] derhalve ook bij andere woningstichtingen terecht.
4.2. Hoewel [gedaagde] de standplaats heeft verlaten heeft de Woningstichting voldoende belang bij het onder 1. gevorderde, gelet op de voorgeschiedenis en de ter zitting door [gedaagde] gedane mededeling dat indien de Woningstichting hem niet aan een woning helpt hij genoodzaakt is de caravan weer terug te plaatsen. Het onder 1. gevorderde zal derhalve worden toegewezen.
4.3. Met de toewijzing van het onder 1. gevorderde heeft de Woningstichting een titel om de standplaats waarop [gedaagde] zijn caravan (herhaaldelijk) heeft geplaatst te ontruimen.
De Woningstichting kan die ontruiming zo nodig zelf doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Een rechterlijke machtiging daartoe is overbodig, aangezien artikel 556 eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) al voorschrijft dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.4. De Woningstichting heeft met de toewijzing van het onder 1. gevorderde een titel voor ontruiming van de standplaats die [gedaagde] in gebruik heeft gehad. De onder 2. gevorderde machtiging tot ontruiming van mogelijk door [gedaagde] binnen een jaar zonder toestemming van de Woningstichting in gebruik te nemen andere gronden van haar is dusdanig ruim geformuleerd, dat toewijzing daarvan feitelijk neerkomt op een algemeen kraakverbod in Eerbeek. Voor een dergelijk verbod bestaat onvoldoende grond. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.5. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Woningstichting worden begroot op:
- dagvaarding EUR 87,93
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.165,93
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis het terrein gelegen te Eerbeek aan [perceel], kadastraal bekend als “[kadastraal nummer]” (voorheen standplaats [nummer], thans opgeheven en derhalve zonder huisnummer) te ontruimen en te verlaten met al het zijne en al de personen die zijdens hem aldaar verblijven en het terrein leeg en ter vrije beschikking van de Woningstichting te stellen;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Woningstichting tot op heden begroot op EUR 1.165,93,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2010.