ECLI:NL:RBZUT:2010:BL1995

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460395-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. de Bie
  • J. Varenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarigen door een 56-jarige man

Op 4 februari 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], in de periode van juni tot en met september 2009. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. drs. Kloppenberg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van de lichamen van beide slachtoffers, die op het moment van de feiten respectievelijk 12 en 14 jaar oud waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bekennende verklaringen van de verdachte, die overeenkwamen met de verklaringen van de slachtoffers en de aangiften van hun moeders. De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, gezien de bevindingen van gedragsdeskundigen die een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte vaststelden.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot reclasseringscontact. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], voor de geleden immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak om kwetsbare jongeren te beschermen tegen dergelijke ernstige seksuele handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460395-09
Uitspraak d.d. 4 februari 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1953],
wonende te [plaats, adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem (Arnhem Zuid).
Raadsman: mr. drs. Kloppenberg, advocaat te Drempt.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009
tot en met 30 september 2009 te [plaats, gemeente],
(telkens) met [slachtoffer A] (geboren op [1994]), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer A], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal zijn penis in de vagina van die [slachtoffer A]
gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer A] gebracht
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009
tot en met 30 september 2009 te [plaats, gemeente],
(telkens) met [slachtoffer A] (geboren [1994]), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal betasten van de borsten en/of de vagina en/of
de billen van die [slachtoffer A] en/of
- het meermalen, althans eenmaal duwen en/of drukken en/of wrijven met zijn
penis tegen de vagina van die [slachtoffer A] en/of
- het meermalen, althans eenmaal door die [slachtoffer A] zijn penis laten
betasten;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2009
tot en met 23 september 2009 te [plaats, gemeente],
(telkens) met [slachtoffer B] (geboren op [1994]), die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer B], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer B] gebracht
en/of
- meermalen, althans eenmaal met zijn vinger(s) de vagina van die [slachtoffer B]
binnengedrongen, althans zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer B] heen en weer bewogen
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2009
tot en met 23 september 2009 te [plaats, gemeente],
(telkens) met [slachtoffer B] (geboren op [1994]), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het meermalen betasten van de borsten en/of de vagina en/of de billen van
die [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal duwen en/of drukken en/of wrijven met zijn
penis tegen de vagina van die [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal door die [slachtoffer B] zijn penis laten betasten
en/of
- het meermalen, althans eenmaal met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer B] heen en weer bewegen, althans met zijn vinger(s) over de vagina
van die [slachtoffer B] wrijven;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
art 245 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek2 was een melding op 15 september 2009 door de moeder van [slachtoffer B] gedaan dat haar dochter onzedelijk betast zou zijn door een oudere man. Naar aanleiding van het daarop gehouden intakegesprek werd door de moeder van [slachtoffer B] aangifte gedaan tegen verdachte [verdachte].
Op 9 oktober 2009 werd vervolgens door de moeder van een vriendinnetje van [slachtoffer B], [slachtoffer A], eveneens aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat inzake feit 1 zowel het tongzoenen als het anderszins seksueel binnendringen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht als het cumulatief tenlastegelegde in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, bewezen kan worden verklaard. Het onder 2 tenlastegelegde acht de officier eveneens bewezen, met uitzondering van het binnendringen, zowel in de zin van artikel 245 als 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier heeft zich daarbij gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte, nu deze - op een enkel onderdeel na - overeenstemmen met de verklaringen die door de slachtoffers zijn afgelegd.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op zichzelf bewijs voorhanden is voor de feiten zoals door de officier van justitie beredeneerd, uitgaande van de onderdelen die door verdachte zijn bekend.
D. Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zowel bij de politie3 als ter terechtzitting op onderdelen over de verschillende hem verweten feiten een bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden de aangifte van de moeder van [slachtoffer A]4, de verklaring die [slachtoffer A]5 zelf heeft afgelegd, de aangifte van de moeder van [slachtoffer B]6 en de verklaring die [slachtoffer B]7 zelf heeft afgelegd.
De rechtbank komt op grond daarvan tot de volgende bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 september 2009 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer A] (geboren op [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer A] gebracht en/of
- meermalen zijn tong in de mond van die [slachtoffer A] gebracht
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 september 2009 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer A] (geboren [1994]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen betasten van de borsten en/of de vagina en/of de billen van die [slachtoffer A] en/of
- het duwen en/of drukken en/of wrijven met zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer A] en/of
- het meermalen door die [slachtoffer A] zijn penis laten betasten;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 23 september 2009 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer B] (geboren op [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer B], hebbende verdachte
- meermalen zijn tong in de mond van die [slachtoffer B] gebracht
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 23 september 2009 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer B] (geboren op [1994]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen betasten van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer B] en/of
- het eenmaal door die [slachtoffer B] zijn penis laten betasten.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van de psychiater Boksem8 - onder supervisie van de psychiater Van der Veer - en een rapport van de psycholoog Smits9.
Bij verdachte is volgens de deskundigen sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op de bevindingen van de gedragsdeskundigen volgt de rechtbank hun conclusies in die zin dat zij van oordeel is dat het tenlastegelegde verdachte licht verminderd tot verminderd kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Aan het voorwaardelijk strafdeel wil de officier de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact verbonden zien, ook als dit inhoudt een behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals Kairos te Apeldoorn of De Tender te Deventer. De officier heeft zich bij het bepalen van haar strafeis onder meer laten leiden door de ernst van de gepleegde feiten, de mate van toerekeningsvatbaarheid zoals geconcludeerd door de gedragsdeskundigen, de straffen die in vergelijkbare strafzaken plegen te worden opgelegd en het mogelijk maken van een behandeling van verdachte teneinde recidive te voorkomen.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft en het tenlastegelegde hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Vanuit zijn zwakbegaafdheid en negatief zelfbeeld is volgens de raadsman eveneens te verklaren, dat verdachte de relaties met [slachtoffer A] en [slachtoffer B] als gelijkwaardig beschouwde en hij zodoende grenzen heeft overschreden, zonder daartoe de intentie te hebben gehad.
In de visie van de raadsman is de eis van de officier fors aangezet met het oog op straffen die in soortgelijke zaken ook wel plegen te worden opgelegd, zoals een taakstraf, en gezien de persoonlijke situatie van verdachte. Volgens de raadsman kan worden volstaan met een (onvoorwaardelijke) strafoplegging gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Verdachte omarmt begeleiding van de reclassering en is bereid zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het multidisciplinaire rapport van de psychiater Boksem en de psycholoog Smits volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van parafilie, een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheid met narcistische en antisociale trekken.
De beperkte intelligentie en het functioneren op zwakbegaafd niveau hebben zijn persoonlijkheidsontwikkeling sterk beïnvloed. Hij heeft een erg kwetsbaar en labiel beeld van zichzelf, wat maakt dat hij grensoverschrijdend en dwingend kan zijn in het contact met anderen. Zijn onrijpe persoonlijkheid en zwakbegaafdheid maakten dat hij bij de seksuele handelingen zich nauwelijks rekenschap gaf van de leeftijdsverschillen, maar de meisjes meer zag als gelijkwaardige partij dan als kinderen / veel jongere meisjes.
De deskundigen achten de kans op recidive beperkt. De beperkt aanwezige risicofactoren kunnen met begeleiding en behandeling verder verminderd worden.
Geadviseerd wordt een poliklinische behandeling op een FPK met expertise op het gebied van zedenproblematiek bij zwakbegaafden, zulks onder begeleiding van de reclassering in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
Een en ander is volgens de rapporteurs noodzakelijk omdat bij verdachte sprake is van een beperkt inzicht in de ernst van zijn beperkingen en zijn handelen. Een langdurige en gestructureerde ondersteuning is nodig om te zorgen dat verdachte zich kan handhaven in de maatschappij (hij kan niet terugkeren naar het dorp waar hij vandaan komt - hij wil dat ook niet - en kan niet meer als vanzelfsprekend terugvallen op zijn familie).
Door de reclassering is geadviseerd10 aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting, zoals geformuleerd in het door de reclassering opgestelde plan van aanpak.
Verdachte is in contact gekomen met zijn buurmeisje [slachtoffer A], aanvankelijk als iemand bij wie zij met haar problemen terecht kon. Hij voelde zich door haar gewaardeerd, hetgeen een impuls vormde voor zijn toch al zwakke zelfbeeld. Dit contact mondde echter uit in vergaande seksuele contacten met [slachtoffer A], waarbij verdachte de realiteit uit het oog verloor (verliefdheid) en zich geen rekenschap meer gaf van het grote leeftijdsverschil: een 56-jarige man met een 15- jarig meisje. Via [slachtoffer A] kwam hij in contact met de destijds 14-jarige [slachtoffer B], met wie het ook tot seksueel contact kwam.
Verdachte heeft dusdoende grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de beide meisjes, hetgeen voor hen ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen. Het ging bovendien om kwetsbare meisjes met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen, maar ook op een leeftijd waarbij zij bezig waren om hun grenzen te verkennen, ook op seksueel terrein.
Verdachte heeft zijn handelwijze tijdens het onderzoek gebagatelliseerd, door de relatie met [slachtoffer A] als een "wederzijdse relatie" te betitelen. Voor de buitenwacht hield hij de relaties echter wel buiten schot, terwijl hij zich evenmin daadwerkelijk om de leeftijd heeft bekommerd.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij een blanco strafblad11 heeft.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een straf als door de officier van justitie gevorderd alleszins op zijn plaats.
Het gaat hier om de bescherming van jeugdigen of anderszins kwetsbaren tegen (ernstige) seksuele handelingen, terwijl de straf recht doet aan de ernst van de feiten, mede tegen de achtergrond van de (licht) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Vorderingen tot schadevergoeding
[slachtoffer A] heeft zich met een vordering12 tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 4.360,80, als voorschot, in het strafproces gevoegd inzake het onder 1 tenlastegelegde.
De vordering ziet op een materieel gedeelte van € 1.360,80 en een immaterieel gedeelte van € 3.000,--.
De benadeelde partij [slachtoffer B]13 heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.250,98, bij wijze van voorschot, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De vordering ziet op een materieel gedeelte van € 250, 98, bestaande uit een post reiskosten van € 55,20 en een post telefoonkosten van € 195,78. Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het door elk van de benadeelde partijen gevraagde smartegeld zal worden toegewezen tot een voorschot van elk € 1.000,--, nu de ervaring leert dat dit soort misbruik schade bij slachtoffers tot gevolg heeft. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard terzake de gevorderde immateriële schade.
De materiële kosten kunnen volgens de officier van justitie redelijkerwijs worden toegewezen, behoudens het gedeelte van de vordering van [slachtoffer A], inzake door haar vader opgenomen vrije dagen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen niet van eenvoudige aard zijn en bovendien worden betwist. Beide vorderingen dienen naar de mening van de raadsman te worden afgewezen danwel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De door [slachtoffer A] opgevoerde advocaatkosten zijn volgens de raadsman onnodig gemaakt.
De raadsvrouw van de benadeelde partij [slachtoffer A] heeft ter terechtzitting de vordering gehandhaafd. Ten aanzien van de advocaatkosten heeft zij opgemerkt dat slachtofferhulp wel een rol kan spelen in dit soort kwesties, maar dat de ouders van [slachtoffer A] in verband met de omvang van de zaak en een mogelijke civiele procedure zelf een advocaat hebben ingeschakeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen - ieder voor
zich - rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank begroot de tot op heden geleden immateriële schade in redelijkheid telkens op een bedrag van € 1.000,-- en is voor het overige van oordeel dat de vorderingen niet van zodanig eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor een afdoening in het strafgeding. De benadeelde partijen zullen voor het overige dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De benadeelden kunnen dit deel van hun vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
De door de benadeelde partij [slachtoffer A] opgevoerde advocaatkosten stelt de rechtbank in redelijkheid vast op een bedrag van € 500,--, en zullen voor het overige beoordeeld moeten worden in een eventuele civiele procedure.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feit 1:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering conform het door de reclassering geformuleerde plan van aanpak d.d. 19 januari 2010, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, hetgeen onder meer inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A] van een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding, bestaande uit advocaatkosten begroot op een bedrag van € 500,--, en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke
rechter kan aanbrengen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B] van een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Slachtoffers Bedrag vervangende hechtenis
1. [slachtoffer A] voornoemd € 1.000,-- 20 dagen;
2. [slachtoffer B] voornoemd € 1.000,-- 20 dagen;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, De Bie en Varenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2010.
Mr. De Bie is buiten staat mede te ondertekenen.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. 2009058210-1, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 25 november 2009
2 Stamproces-verbaal, dossierpag. 2 en 3
3 Verklaring verdachte d.d. 27 oktober 2009, dossierpag. 120, 121, 122, 125, 126, 132
4 Aangifte [naam 1], dossierpag. 21 en 22
5 Verklaring [slachtoffer A] d.d. 30 oktober 2009 (audio verhoor), dossierpag.39 en 40
6 Aangifte [naam 2], dossierpag. 51, 53
7 Verklaringen [slachtoffer B] d.d. 12 oktober 2009, dossierpag. 61, 62, 66, 69, 70, 72, en 2 november 2009, dossierpag. 105 en 108
8 Rapport psychiatrisch onderzoek pro justitia gedateerd 12 januari 2010, opgemaakt en ondertekend door A. Boksem, psychiater i.o., en de psychiater T.S. van der Veer, begeleider en supervisor
9 Rapport psychologisch onderzoek pro justitia gedateerd 15 januari 2010, opgemaakt en ondertekend door de psycholoog drs. P.G. Smits
10 Reclasseringsadvies gedateerd 19 januari 2010, opgemaakt door de reclasseringswerker A. Broersma
11 Uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 november 2009
12 Vordering benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 19 januari 2010
13 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer B] d.d. 26 december 2009