ECLI:NL:RBZUT:2010:BL2283

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800780-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Mei
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en mishandeling in Ermelo en Harderwijk met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en meerdere mishandelingen. De feiten vonden plaats op 24 april 2006 in Ermelo, waar de verdachte geprobeerd heeft een vrouw, aangeduid als [slachtoffer1], te verkrachten. De verdachte heeft haar gedwongen tot seksuele handelingen, maar de penetratie is niet gelukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, op basis van psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Dit leidde tot de beslissing om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden ambulante psychische behandeling en reclasseringstoezicht.

Daarnaast zijn er meerdere mishandelingen ten laste gelegd, gepleegd in november 2008 in Harderwijk, waarbij de verdachte [slachtoffer2], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] heeft mishandeld. De verdachte heeft deze feiten tijdens de zitting bekend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting, maar de poging tot verkrachting en de mishandelingen zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met het lange tijdsverloop van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, bij het opleggen van de straf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/800780-06
Uitspraak 5 februari 2010
Tegenspraak /dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats in 1982],
wonende te [adres].
Raadsman mr. Verdoorn, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 januari 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2006 te Ermelo
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende
verdachte zijn vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die van
Houten geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- de broek van die [slachtoffer1] heeft los/open gemaakt en/of uitgedaan en/of
- de benen van die [slachtoffer1] heeft (vast)gepakt en/of
- deze [slachtoffer1] heeft voor over gebogen en/of deze [slachtoffer1] op haar rug op
de grond heeft gelegd en/of gehouden en/of
- daarbij die [slachtoffer1] heeft toegeschreeuwd en/of
- daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer1] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 24 april 2006 te Ermelo ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1],
- de broek van die [slachtoffer1] heeft los/open gemaakt en/of uitgedaan
en/of
- de benen van die [slachtoffer1] heeft (vast)gepakt en/of
- deze [slachtoffer1] heeft voor over gebogen en/of deze [slachtoffer1] op haar rug op
de grond heeft gelegd en/of gehouden en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis bij de vagina en/of anus van deze
[slachtoffer1] heeft gebracht en/of
- daarbij die [slachtoffer1] heeft toegeschreeuwd en/of
- daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 november 2008 in de gemeente Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet voornoemde [slachtoffer2] (met kracht) een kopstoot op/tegen de neus en/of
mond heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(parketnummer: 800216-09)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 november 2008 in de gemeente Harderwijk
opzettelijk mishandelend [slachtoffer2]
- (met kracht) een kopstoot op/tegen de neus/mond heeft gegeven en/of ,
- op/tegen de borst, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze [slachtoffer2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer: 800216-09)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 07 november 2008 in de gemeente Harderwijk
opzettelijk mishandelend [slachtoffer3] (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht
heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze [slachtoffer3] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer: 800216-09)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 november 2008 in de gemeente Harderwijk
opzettelijk mishandelend [slachtoffer4]
- in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen en/of
- (met kracht) tegen het been heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor deze [slachtoffer4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer: 800216-09)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Verweer van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat bij feit 1 de redelijke termijn zodanig is overschreden dat het openbaar ministerie niet meer kan worden ontvangen in de vervolging van dit feit.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft als reactie op een niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsman naar voren gebracht dat er inderdaad veel tijd is verstreken in de onderhavige strafzaak. Dit tijdsverloop is volgens de officier van justitie echter voor een belangrijk deel te wijten aan het gedrag van verdachte. Hij is na zijn invrijheidstelling immers naar Turkije vertrokken en was daardoor onbereikbaar voor de gedragsdeskundigen die verdachte dienden te onderzoeken.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van feit 1 de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overschreden. De redelijke termijn is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op 24 april 2006, omdat hij vanaf dit moment redelijkerwijs mocht verwachten dat er strafvervolging tegen hem ingesteld zou worden. Uitgangspunt is dat er vanaf dit moment niet meer dan twee jaren mogen verstrijken tot de datum van het eindvonnis. In dit geval is er echter ruim drieënhalf jaar verstreken. Dit tijdsverloop kan niet voor een belangrijk deel aan verdachte worden toegerekend, zoals door de officier van justitie betoogd. Er is naar het oordeel van de rechtbank namelijk onvoldoende voortvarendheid betracht om de zaak tijdig op zitting te brengen. De omstandigheid dat verdachte enige tijd in het buitenland heeft doorgebracht, doet daar niet aan af. Er was zowel vóór zijn vertrek naar het buitenland als ná zijn terugkeer in Nederland tijd en gelegenheid om (bijvoorbeeld) gedragsdeskundig onderzoek te laten plaatsvinden. Uit inmiddels vaste jurisprudentie1 leidt de rechtbank echter af dat overschrijding van de redelijke termijn niet (meer) aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg kan staan. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen. Bij een eventuele straftoemeting zal wel rekening kunnen worden gehouden met het lange tijdsverloop.
Het bewijs2
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de officier van justitie kan feit 1 primair (de verkrachting) bewezen worden verklaard. De officier van justitie baseert zich hierbij op de bevindingen van politiefunctionarissen, de verklaringen van getuigen en de uitspraken van het slachtoffer direct na het voorval. Hieruit leidt de officier van justitie af dat verdachte bij het slachtoffer seksueel is binnengedrongen.
De feiten 2 tot en met 4 kunnen volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Feit 2 levert volgens de officier van justitie de subsidiair tenlastegelegde mishandeling op.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting feit 1 subsidiair bekend. Verdachte was met [slachtoffer1] op 24 april 2006 in het centrum van Ermelo en raakte seksueel opgewonden. Hij wilde seks met [slachtoffer1], maar zij wilde dat niet, althans niet daar en toen. Verdachte heeft haar vervolgens uitgekleed en op de grond gelegd. Daarna heeft hij geprobeerd om [slachtoffer1] met zijn penis te penetreren. Dit lukte echter niet.
In zijn pleidooi heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer1] heeft gebracht. Hij heeft daarom vrijspraak bepleit van de primair tenlastegelegde verkrachting. Het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot verkrachting, kan aldus de raadsman wel bewezen worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting de feiten 2 tot en met 4 bekend. Op 1 november 2008 heeft hij [slachtoffer2] een kopstoot gegeven en tegen de borst geslagen. Op 7 november 2008 heeft verdachte [slachtoffer3] geslagen en op 19 november 2008 heeft hij [slachtoffer4] geschopt.
Volgens de raadsman kan een bewezenverklaring voor deze feiten volgen. Feit 2 levert volgens de raadsman de subsidiair tenlastegelegde mishandeling op.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 1 primair, de verkrachting. Verdachte heeft verklaard dat hij wel heeft geprobeerd om [slachtoffer1] te penetreren, maar dat dit niet is gelukt. Dit wordt ondersteund door de verklaring van een man die op een ladder stond en getuige was van het tafereel. Hij kreeg de indruk dat het de man niet lukte om de vrouw te penetreren.3 Voorts acht de rechtbank het van belang dat [slachtoffer1] niet in staat was om tijdens het opsporingsonderzoek een verklaring af te leggen. [slachtoffer1] heeft alleen direct na het voorval bevestigend geantwoord op de vraag of verdachte met zijn penis in haar was geweest.4 Uit dit antwoord kan echter niet afgeleid worden dat [slachtoffer1] met zekerheid stelde dat zij gepenetreerd was. Het is ook mogelijk dat [slachtoffer1] dit slechts vermoedde en daarom bevestigend antwoordde. Een nader verhoor bij de politie had hier uitsluitsel over kunnen geven, maar dit verhoor heeft zoals gezegd niet kunnen plaatsvinden. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het slachtoffer is binnengedrongen. De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde poging tot verkrachting wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich hierbij op de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van getuige [getuige1], doorgenummerde dossierpagina 22-23 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383);
- de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2], doorgenummerde dossierpagina 16-18 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 primair, de poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht feit 2 subsidiair en feit 3 en 4 wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich hierbij op de volgende bewijsmiddelen:
- t.a.v. feit 2 subsidiair: de verklaring van aangever [slachtoffer2], doorgenummerde dossierpagina 17-18 (stamproces-verbaal PL0610/09-200390);
- t.a.v. feit 3: de verklaring van aangever [slachtoffer3], doorgenummerde dossierpagina 31-32 (stamproces-verbaal PL0610/09-200390);
- t.a.v. feit 4: de verklaring van aangever [slachtoffer4], doorgenummerde dossierpagina 44 (stamproces-verbaal PL0610/09-200390);
- t.a.v. feit 2 subsidiair, 3 en 4: de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Vanwege de bekennende verklaring van verdachte volstaat de rechtbank ten aanzien van alle feiten eveneens met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair.
hij op 24 april 2006 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [slachtoffer1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1],
- de broek van die [slachtoffer1] heeft los/open gemaakt en uitgedaan en
- de benen van die [slachtoffer1] heeft vastgepakt en
- deze [slachtoffer1] heeft voor over gebogen en op haar rug op de grond heeft gelegd en
- zijn, verdachtes, penis bij de vagina van deze [slachtoffer1] heeft gebracht en
- daarbij die [slachtoffer1] heeft toegeschreeuwd en
- daarbij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht over die [slachtoffer1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair.
hij op 1 november 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer2]
- een kopstoot tegen de neus/mond heeft gegeven en
- tegen de borst heeft geslagen,
waardoor deze [slachtoffer2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 7 november 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer3] tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer3] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 19 november 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend [slachtoffer4] tegen het been heeft geschopt waardoor deze [slachtoffer4] pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair: poging tot verkrachting;
2 subsidiair, 3 en 4: telkens: mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van psychiater Pen5 en een rapport van psycholoog Van Nunen6. Beide deskundigen hebben daarnaast een aanvullende rapportage opgesteld.7 Verdachte is volgens beide deskundigen lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een paranoïde vorm van schizofrenie. Ten tijde van het tenlastegelegde handelde verdachte vanuit een acute psychose. De psychiater komt op grond van zijn bevindingen tot de conclusie dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar of als geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De psychiater maakt hiertussen geen keus vanwege de onzekerheid over het middelen- en medicijngebruik van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Eventueel gebruik van alcohol en drugs en de mogelijkheid dat verdachte zijn medicatie niet had ingenomen, kunnen van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte. De psycholoog komt op grond van zijn bevindingen tot een soortgelijke conclusie.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen, met dien verstande dat de rechtbank verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt. In aansluiting op wat hierover door de deskundigen is opgemerkt, acht de rechtbank het van belang dat verdachte naar eigen zeggen voorafgaand aan de bewezenverklaarde poging tot verkrachting alcohol en softdrugs heeft gebruikt. Begin november 2008, ten tijde van de feiten 2 tot en met 4, gebruikte verdachte naar eigen zeggen eveneens alcohol en softdrugs. Onder deze omstandigheden beschouwt de rechtbank verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar en niet geheel ontoerekeningsvatbaar.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van zes jaren. De officier van justitie acht een dergelijk lange proeftijd nodig omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf pleegt dat gevaar veroorzaakt voor personen. Als bijzondere voorwaarden eist de officier van justitie dat verdachte:
- zich ter klinische behandeling in de GGZ Meerkanten laat opnemen indien deze instelling dit nodig acht, voor de duur van maximaal 24 maanden;
- zich houdt aan de aanwijzingen van GGZ Meerkanten of een vergelijkbare instelling, ook als dit inhoudt dat verdachte medicatie krijgt toegediend;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
De raadsman heeft een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht conform het reclasseringsadvies. Een klinische behandeling is volgens de raadsman op dit moment niet geïndiceerd.
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting en drie mishandelingen. Verdachte heeft daarmee tot vier keer toe grensoverschrijdend gedrag vertoond en de lichamelijke integriteit van anderen geschonden. Vooral de poging tot verkrachting is volgens de rechtbank een ernstig strafbaar feit. Slachtoffer [slachtoffer1] verbleef (net als verdachte) ten tijde van het bewezenverklaarde in psychiatrisch ziekenhuis Meerkanten. Uit dossierstukken blijkt dat het bewezenverklaarde feit grote indruk heeft gemaakt op het slachtoffer, die zelf niet kon worden gehoord. Zo zagen politiefunctionarissen dat [slachtoffer1] direct na het voorval een ontredderde indruk maakte en hevig overstuur was.8 Ook een verpleger van Meerkanten heeft een verklaring afgelegd. Zij zag dat [slachtoffer1] de dag na het bewezenverklaarde feit apathisch op bed bleef liggen en niet aanspreekbaar was.9 Mede uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer ernstig leed heeft toegebracht. Verdachtes poging om [slachtoffer1] te verkrachten vond bovendien plaats op straat, op klaarlichte dag. Dat is uit zijn aard schokkend voor omstanders en toevallige passanten.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen. In de eerste plaats beschouwt de rechtbank, zoals hiervoor al overwogen, verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Deze omstandigheid zal de rechtbank meewegen bij de stafoplegging.
Voorts schrijven de psycholoog en de psychiater in het multidisciplinaire rapport dat verdachte als gevolg van zijn stoornis leed aan een aantal beperkingen. De deskundigen noemen onder meer een tekort aan rationeel oordelend vermogen, een gebrek aan gevoelens van schaamte en decorum, een gebrekkige impulsbeheersing en vooral een gebrek aan inlevingsvermogen in de gevoelens van anderen. Ter voorkoming van recidive onderstrepen de deskundigen in de eerste plaats het belang van medicatie en therapie. Daarnaast is het van belang dat verdachte werkt aan zijn alcohol- en drugsgebruik omdat dit de problematiek van verdachte verergert. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij inziet dat hij moet stoppen met het gebruik van alcohol en drugs.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde lijkt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Op grond van de volgende omstandigheden zal de rechtbank echter een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In de eerste plaats vanwege het ruime tijdsverloop in deze strafzaak, waardoor verdachte lang in onzekerheid heeft gezeten over de afloop van de zaak. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de huidige behandeling van verdachte blijft voortduren; een gevangenisstraf zou deze behandeling doorkruisen. Tot slot acht de rechtbank de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid een indicatie om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank reclasseringstoezicht opleggen, ook als dit (ambulante) behandeling bij GGZ Meerkanten inhoudt. Deze bijzondere voorwaarde is conform het advies van Tactus10 en is mede gericht op het terugbrengen van alcohol- en drugsgebruik van verdachte. Het multidisciplinaire rapport en het reclasseringsrapport bieden volgens de rechtbank geen aanknopingspunten om een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde op te nemen. Evenmin bieden de rapporten aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke proeftijd van twee jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1 subsidiair: poging tot verkrachting;
2 subsidiair, 3 en 4: telkens: mishandeling.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
* bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering (Tactus), zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat een (ambulante) behandeling bij GGZ Meerkanten of een soortgelijke instelling inhoudt;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Mei en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2010.
1 HR 17 juni 2008, LJN: BD2578.
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. PL0611/06-203383 of stamproces-verbaal nr. PL0610/09-200390 (voor zover niet anders is vermeld).
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige1], doorgenummerde dossierpagina 22-23 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383).
4 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 17-18 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383).
5 Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 30 oktober 2008, opgemaakt door psychiater A. Pen
6 Psychologisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 14 november 2008, opgemaakt door psycholoog F. van Nunen.
7 Aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door respectievelijk psychiater A. Pen op 31 december 2009 en psycholoog F. van Nunen op 11 november 2009.
8 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 16-18 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383).
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige2], doorgenummerde dossierpagina 19 (stamproces-verbaal PL0611/06-203383).
10 Tactus Reclasseringsadvies, d.d. 1 december 2009.