RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460385-09
Uitspraak d.d.: 10 februari 2010
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1953],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Overijssel, Huub van Doornestraat 15.
Raadsvrouw: mr. B.A.T. Brouwer, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2009 tot en met 15 oktober 2009 te Hattem en/of te Diever en/of te Ruinen en/of te Zwolle, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen, immers heeft verdachte,
meermalen althans eenmaal
- een substantie over de planten behorend bij de woning aan perceel [adres] (woning van die [slachtoffer]) en/of de auto van die [slachtoffer] gegooid/gedeponeerd en/of
- die [slachtoffer] een brief/envelop gestuurd bevattende uitwerpselen, althans een bruine substantie en/of
- die [slachtoffer] een brief/envelop gestuurd bevattende meerdere foto's en/of insecten en/of
- op de voordeur van die woning verf, althans een substantie aangebracht en/of
- (na)bij/aan die woning (kozijn(en) en/of zonnescherm) brand gesticht en/of vernielingen gepleegd aan de kozijnen en/of het zonnescherm en/of
- de banden van de auto van die [slachtoffer] lekgestoken en/of leeg laten lopen en/of die auto bekrast en/of
- uitwerpselen in/aan de brievenbus van die woning gesmeerd en/of
- de portiersloten en/of het slot van de voordeur van die woning met een substantie volgesmeerd/ingesmeerd en/of
- op de oprit naar die woning en/of op een buitenlamp en/of op een regenpijp
en/of op een kozijn van die woning en/of op de auto van die [slachtoffer] en/of op een tuinset (rode) vloeistof aangebracht en/of
- meerdere naaktslakken/insecten door de brievenbus van die woning gegooid/gedaan en/of
- die [slachtoffer] een ansichtkaart gestuurd met daarop een rij met huizen waarbij een huis is weggebrand;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
A:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus
2009 tot en met 15 oktober 2009 te Hattem en/of te Zwolle, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- meerdere planten behorend bij de woning aan perceel [adres] (woning van
[slachtoffer]) en/of
- de voordeur en/of de sloten van de voordeur en/of de kozijnen en/of het zonnescherm en/of een buitenlamp en/of een regenpijp van die woning en/of
- een tuinset en/of
- de banden en/of de sloten en/of andere onderdelen van een auto,
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte,
(telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 Wetboek van Strafrecht
B:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus
2009 tot en met 15 oktober 2009 te Hattem en/of te Zwolle, althans in
Nederland, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met brandstichting,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- brand gesticht (na)bij/aan de kozijnen en/of het zonnescherm van de woning van die [slachtoffer] (gelegen aan de [adres]) en/of (daarbij) meerdere sloten van die woning dichtgemaakt en/of
- die [slachtoffer] een ansichtkaart gestuurd met daarop een rij met huizen waarbij een huis is weggebrand,
althans handelingen en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Hattem opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/bij een woning gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een voorwerp (een poetslap of een soortgelijk voorwerp met een brandbare substantie erin) aangestoken en/of dit brandende voorwerp door de brievenbus van voornoemde woning gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de vloer en/of de deurmat van voornoemde woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de voordeur en/of de deur van de meterkast en/of de brievenbus en/of het gordijn geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in voornoemde woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van de woning gelegen aan de [adres] (te weten [slachtoffer]) en/of de bewoners van de aangrenzende woning gelegen aan de [adres], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Hattem ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in of nabij de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te Hattem, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in voornoemde woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning gelegen aan de [adres] (te weten [slachtoffer]) en/of de bewoners van de aangrenzende woning gelegen aan de [adres], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet een voorwerp (een poetslap of een soortgelijk voorwerp met een brandbare substantie erin) heeft aangestoken en/of dit brandende voorwerp door de brievenbus van voornoemde woning heeft gegooid, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met de vloer en/of de deurmat van voornoemde woning, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
1. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft bekend die feiten te hebben gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie nog aangegeven, dat verdachte tijdens het politieverhoor weliswaar heeft verklaard dat het niet haar bedoeling was brand te stichten en dat zij ook schrok, toen zij het gordijn meteen zag branden. Uit de door aangeefster gemaakte camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte ná de brandstichting niet met versnelde pas of rennend is weggegaan, maar dat zij gewoon op een normale manier wegloopt, kan volgens de officier van justitie niet worden afgeleid dat verdachte toen in paniek was. De officier van justitie neemt het verdachte voorts kwalijk dat zij aangeefster niet heeft gewaarschuwd en dat zij ook niet naar 112 heeft gebeld.
B. Standpunt van de verdachte / de verdediging
2. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard. Verdachte heeft beide feiten bekend te hebben gepleegd. Verdachte had echter niet 'de bedoeling' om brand te stichten. Zij heeft inderdaad een brandende lap door de brievenbus van aangeefster gegooid, maar zij verkeerde in de veronderstelling dat het vuur zou uitgaan door de borstels in de brievenbus of door de mat bij de voordeur. Aan dit 'verweer' heeft de raadsvrouw niét de conclusie verbonden dat het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen zou kunnen worden.
C. Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de volgende opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering:
4. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
- de aangiftes van [slachtoffer];2
- het proces-verbaal digitale gegevensdrager;3
- het proces-verbaal van bevindingen;4
- de processen-verbaal sporenonderzoek;5
- de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie6, welke zij ter terechtzitting heeft bevestigd.
5. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
- het proces-verbaal van bevindingen;7
- het proces-verbaal sporenonderzoek:8
- het proces-verbaal brandonderzoek;9
- het uitrukrapport bevelvoerder;10
- de brief van L. Huijberts, bevelvoerder brandweer Hattem;11
- de deskundigenrapporten van het NFI;12
- de bekennende verklaringen van verdachte13, welke zij ter terechtzitting heeft bevestigd.
6. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde oordeelt de rechtbank dat het 'verweer' van de verdediging dat verdachte niet de bedoeling heeft gehad om brand te stichten, niet slaagt. Het is een feit van algemene bekendheid dat brand kan ontstaan als een brandende lap door de brievenbus in de woning wordt gegooid. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat brand in de woning van aangeefster zou ontstaan. Overigens volgt de rechtbank de officier van justitie in haar betoog, dat het verdachte kwalijk is te nemen dat zij na het brand stichten aangeefster niet heeft gewaarschuwd en evenmin 112 heeft gebeld en dat zij inderdaad, zoals uit de betreffende beelden kan worden afgeleid, zonder in paniek te zijn op een normale wijze wegloopt.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 20 augustus 2009 tot en met 15 oktober 2009 te Hattem en/of te Diever en/of te Ruinen en/of te Zwolle, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte,
meermalen althans eenmaal
- een substantie over de planten behorend bij de woning aan perceel [adres] (woning van die [slachtoffer]) en de auto van die [slachtoffer] gegooid/gedeponeerd en
- die [slachtoffer] een brief/envelop gestuurd bevattende uitwerpselen, althans een bruine substantie en
- die [slachtoffer] een brief/envelop gestuurd bevattende meerdere foto's en insecten en
- op de voordeur van die woning verf, althans een substantie aangebracht en
- (na)bij/aan die woning (kozijnen en zonnescherm) brand gesticht en vernielingen gepleegd aan de kozijnen en het zonnescherm en/of
- de banden van de auto van die [slachtoffer] lek gestoken en/of leeg laten lopen en die auto bekrast en
- uitwerpselen in/aan de brievenbus van die woning gesmeerd en
- de portiersloten en/of het slot van de voordeur van die woning met een substantie volgesmeerd/ingesmeerd en
- op de oprit naar die woning en op een buitenlamp en op een regenpijp en op een kozijn van die woning en op de auto van die [slachtoffer] en op een tuinset (rode) vloeistof aangebracht en
- meerdere naaktslakken/insecten door de brievenbus van die woning gegooid/gedaan en
- die [slachtoffer] een ansichtkaart gestuurd met daarop een rij met huizen waarbij een huis is weggebrand.
2.
zij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Hattem opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/bij een woning gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een voorwerp (een poetslap met een brandbare substantie erin) aangestoken en dit brandende voorwerp door de brievenbus van voornoemde woning gegooid, ten gevolge waarvan de voordeur en de deur van de meterkast en de brievenbus en het gordijn geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in voornoemde woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van de woning gelegen aan de [adres] (te weten [slachtoffer]) en/of de bewoners van de aangrenzende woning gelegen aan de [adres], te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: Belaging.
Feit 2 primair: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
7. Over de persoon van verdachte is een Psychiatrisch Pro Justitia rapport gedateerd
14 januari 2010, opgemaakt door dr. J.J. Van Egmond, psychiater, en een Psychologisch Pro Justitia rapport gedateerd 7 januari 2010, opgemaakt door H.R. Ter Borg,
GZ-psycholoog. In deze rapporten wordt - onder meer - het volgende geconstateerd.
8. De psychiater Van Egmond concludeert dat betrokkene lijdende is aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling in haar geestvermogens. Diagnostisch is er sprake van een stoornis in de impulsbeheersing niet anderszins omschreven bij een vereenzaamde vrouw met afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was de ziekelijke stoornis aanwezig. Betrokkene moet op grond van de ernstige emotionele verwaarlozing bij de opvoeding als verminderd toerekeningsvatbaar worden gezien.
9. De psycholoog Ter Borg geeft aan dat onderzocht lijdende is aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling, met name een stoornis in de impulsbeheersing en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. De ernst van de stoornis werd versterkt door een geschiedenis van alcoholafhankelijkheid. Ten tijde van het ten laste gelegde was deze problematiek aanwezig.
Betrokkene moet vanwege de affectief verwaarlozende opvoeding in het algemeen en de
beperkte zelfcontrole in het bijzonder als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
10. De rechtbank neemt deze conclusies over.
11. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
12. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van
24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een forensische behandeling ten behoeve van haar impulscontrolestoornis en de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) te Zwolle of een soortgelijke instelling. Aan deze bijzondere voorwaarde dient een proeftijd van vijf jaren gekoppeld te worden. Deze termijn is volgens de officier van justitie noodzakelijk, omdat verdachte langdurige behandeld en ondersteund moet worden door de reclassering. De officier van justitie heeft voorts de bijzondere voorwaarden gevraagd van een locatieverbod voor de [straat slachtoffer] te Hattem en een contactverbod met [slachtoffer], behoudens een officieel herstelgesprek. Aan deze laatste voorwaarden vordert de officier van justitie een proeftijd van 2 jaren. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid, het vrijwel blanco strafblad van de verdachte, de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte na vele jaren is teruggekomen op een conflict.
13. De raadsvrouw heeft bepleit een korte gevangenisstraf op te leggen, zodat zo spoedig mogelijk na de detentie met de behandeling van verdachte kan worden begonnen zoals de reclassering ook heeft aangegeven. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen gevaar voor herhaling is. Zij verwijst hiertoe naar de conclusies van de deskundigen en naar het reclasseringsadvies. De reclassering heeft aangegeven dat het recidivegevaar nihil is. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de proeftijd van 5 jaren en het locatie- en contactverbod.
14. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
15. Verdachte heeft in de jaren zeventig in de Centrale bibliotheek Zwolle samengewerkt met aangeefster. In 1986 is verdachte ontslagen en zij houdt aangeefster hiervoor verantwoordelijk. In de zomer van 2009 heeft verdachte bij het opruimen van haar spullen de oude correspondentie uit 1986 omtrent de ontbinding van haar arbeidscontract aangetroffen. Hierdoor kwam zij op het idee om aangeefster terug te pakken. Nadat zij had uitgezocht waar aangeefster woonde heeft zij zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan een reeks van verschillende gedragingen in de richting van aangeefster. Zij heeft dusdoende deze persoon stelselmatig lastiggevallen en inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Een dergelijke stelselmatige inbreuk op de privacy raakt de persoon en het welbevinden van de betrokkene. Het leven van de belaagde wordt door dergelijke gedragingen ernstig verstoord en de ervaring leert dat het zelfs tot aanzienlijke psychische problemen kan leiden, zoals ook is gebleken uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
16. Verdachte heeft voorts brand veroorzaakt in de woning van aangeefster door een brandende lap door de brievenbus te gooien. Dat de gevolgen voor personen en de schade aan het pand uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Daar komt bij dat verdachte door het stichten van brand veel onrust en gevoelens van angst heeft veroorzaakt bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een gevangenisstraf rechtvaardigt.
17. De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
18. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
Uit het rapport van de psychiater Van Egmond blijkt dat de kans op herhaling van een vergelijkbare overtreding als het ten laste gelegde zeer klein is. Het kan volgens hem echter niet geheel worden uitgesloten dat betrokkene in de toekomst andere strafbare handelingen zal plegen. Betrokkene heeft de capaciteiten om inzicht te verwerven in de betekenis van haar crimineel gedrag. Beter inzicht in haar motieven kan haar helpen om een rem op dit gedrag te plaatsen, aldus Van Egmond. Hij adviseert een individuele, inzichtgevende psychotherapeutische behandeling op de forensisch psychiatrische polikliniek te Zwolle onder toezicht van de reclassering op te leggen als voorwaarde bij een voorwaardelijke straf.
19. De psycholoog Ter Borg schat in zijn rapport de recidivekans gering in, omdat betrokkene heeft ingezien dat zij zeer foutief heeft gehandeld. Hij sluit niet uit dat zij echter andere, met een zwakke impulsbeheersing samenhangende, delicten pleegt. Hij adviseert een behandeling bij een forensisch psychiatrisch instituut, bijvoorbeeld AFPN te Zwolle. Ter Borg adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het volgen van een ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod betreffende aangeefster. De reclassering kan hierop toezicht houden, terwijl zij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
20. De reclassering heeft op 8 januari 2010 een advies uitgebracht, waarin wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod, behandelverplichting, contact- en locatieverbod.
21. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot nakoming van de bijzondere voorwaarden.
22. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving geïndiceerd is. In met name het blanco strafblad van verdachte en de langdurige behandeling van verdachte, ziet de rechtbank evenwel aanleiding een enigszins lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal een groot deel voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte spoedig na haar detentie met de behandeling kan starten. De rechtbank zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 20 (twintig) maanden. Daarvan zal een deel, namelijk 10 (tien) maanden, voorwaardelijk worden opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij legt de rechtbank verder de bijzondere voorwaarden op zoals geformuleerd in voormeld reclasseringsrapport onder het kopje 'plan van aanpak'. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding de officier van justitie te volgen in haar vordering om een proeftijd van vijf jaren op te leggen, nu verdachte intensief zal worden behandeld en een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij
23. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 8.660,15 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
24. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding voor de immateriële schade kan worden toegewezen. Wat betreft de materiële kosten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een dagvaarding in een civiele zaak heeft ontvangen en dat er inmiddels beslag is gelegd op haar woning. Nu de materiële schade niet van eenvoudige aard is en nadere onderbouwing behoeft, zouden deze kosten kunnen worden gevoegd bij de civiele zaak.
25. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De vordering bestaat onder meer uit de reiskosten van haar vriend ad € 208,32 en haar zus ad € 1.036,80. De rechtbank is van oordeel dat deze reiskosten niet zo van eenvoudige aard zijn dat deze zich leent voor van de afdoening in het strafgeding.
26. De gevraagde reiskosten van de benadeelde partij ad € 252,-, de kosten van schilderwerk aan de woning ad € 540,60, de kosten van vervangende woonruimte ad € 316,42, de kosten van herstel van de tuin en het herplanten ad € 1.554,15, de rekening van Hanze hifi ad € 284,65, en de extra telefoonkosten van de prepaid ad € 310,-, acht de rechtbank billijk en redelijk en in zoverre zal de rechtbank dat deel van de vordering toewijzen.
27. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft ondervonden staat voor de rechtbank vast. De rechtbank acht de gevraagde vergoeding van € 3.000,- voor de geleden immateriële schade op zijn plaats.
28. De vordering zal aldus tot een bedrag van € 6.257,82 worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Ten aanzien van de post advocaatkosten wordt het volgende overwogen.
29. De verdachte zal tevens worden verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 800,-. De benadeelde partij heeft onder de post advocaatkosten een bedrag van € 1.157,21 gevorderd. Dergelijke kosten komen niet onverkort voor gehele vergoeding in aanmerking. De rechtbank is tot toekenning gekomen van een lager bedrag. Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag is aangesloten bij de 'Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces', zoals die zijn overgenomen door het LOVS (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken). In die aanbevelingen is - kort gezegd - bepaald, dat indien de benadeelde partij gebruik maakt van een advocaat, de omvang van de proceskosten (honorarium advocaat) wordt begroot aan de hand van het kanton liquidatietarief. In deze zaak wordt aldus toegekend: 4 punten à € 200,00.14 Dit brengt met zich dat de meer gevorderde advocaatkosten in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 285b en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair: Belaging.
Feit 2 primair: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
- Verklaart verdachte strafbaar;
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- Stelt als bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het adviesrapport van de reclassering van 8 januari 2010:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- een meldingsgebod;
- een behandelverplichting bij de ambulante forensische psychiatrie en psychologie
(AFPN) te Zwolle;
- een contactverbod met mevrouw [slachtoffer];
- een locatieverbod voor de [straat slachtoffer] te Hattem.
- Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], (rekeningnummer: [nummer]) van een bedrag van € 6.257,82, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 800,-;
- Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 6.257,82, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 66 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Davids en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0618/2009081849-40, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Heerde-Hattem, gesloten en ondertekend op 15 december 2009.
2 Processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina's 195-206, 228-232, 243-247, 261-262,
274- 281 en 306-311).
3 Proces-verbaal digitale gegevensdragers (pagina's 119-120).
4 Proces-verbaal van bevindingen (pagina's 282-283).
5 Processen-verbaal sporenonderzoek (pagina's 88-103 en 110-118).
6 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (pagina's 59-61, 65-70, 76-79, 80-85).
7 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 355-357).
8 Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina's 97-103).
9 Proces-verbaal brandonderzoek (pagina's 373-389).
10 Uitrukrapport bevelvoerder (pagina 358).
11 Brief van L. Huijberts, bevelvoerder brandweer Hattem (pagina 359)
12 Deskundigenrapport van het NFI, (pagina's 104-105 en 390-391)
13 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (pagina's 65-70, 76-79).
14 Zie: www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Landelijke+regelingen/Sector+kanton