RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800632-08
Uitspraak d.d.: 23 februari 2010
Tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren op [1974 te plaats],
wonende aan de [adres, plaats].
Raadsman: mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2010. De zaak is door de politierechter op 23 maart 2009 verwezen naar de meervoudige kamer. Op de zitting van 25 november 2009 is de zaak aangehouden, om de niet verschenen verdachte op een alternatief adres op te roepen. Op 9 februari 2010 is het onderzoek ter terechtzitting opnieuw begonnen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2008 te Apeldoorn, althans in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 8990 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte 8990 gram hennep vervoerd en aanwezig gehad.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij hennep in zijn auto heeft vervoerd. Volgens de raadsman kan het feit bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen het feit wettig en overtuigend bewezen:
- bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- stamproces-verbaal, p. 4 en 5;
- proces-verbaal narco-test, p. 44 en 45;
- stamproces-verbaal, p. 11.
Vanwege de bekennende verklaring van verdachte volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 14 maart 2008 te Apeldoorn, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 8990 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de verdachte
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar. Voorts vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. In dit kader stelt de rechtbank vast dat verdachte een grote hoeveelheid hennep heeft vervoerd en daarmee de Opiumwet heeft overtreden. Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte.
De raadsman heeft betoogd dat het ruime tijdsverloop in de strafzaak gecompenseerd moet worden door het toepassen van strafvermindering. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte is op 15 maart 2008 in verzekering gesteld. Vanaf dit moment kon verdachte redelijkerwijs vermoeden dat hij vervolgd en berecht zou worden. Uitgangspunt is dat er vanaf dit moment niet meer dan twee jaren mogen verstrijken tot de datum van het eindvonnis. In dit geval is deze termijn niet overschreden, terwijl er ook overigens voldoende voortvarendheid is betracht bij de behandeling van de strafzaak.2 De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen redenen zijn om het tijdsverloop in deze strafzaak te compenseren.
De rechtbank kan zich verenigen met de eis van de officier van justitie. Naast de werkstraf zal de rechtbank de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Enerzijds wil de rechtbank daarmee de ernst van het gepleegde strafbare feit benadrukken. Anderzijds wil de rechtbank met de voorwaardelijke straf voorkomen dat verdachte opnieuw een delict pleegt. Indien verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit, zal de voorwaardelijke straf immers in beginsel tenuitvoergelegd worden.
Ter terechtzitting heeft verdachte afstand gedaan van de inbeslaggenomen goederen (hennep, groen poeder en een plakbandapparaat). De rechtbank hoeft daarom hierover geen beslissing meer te nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
* bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis indien verdachte deze werkstraf niet of onvoldoende verricht;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Feraaune en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0623/08-202468 , Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 15 april 2008.
2 Zie ook het kopje 'onderzoek van de zaak'.