ECLI:NL:RBZUT:2010:BL5430

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1595
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing schorsing van sluitingsbevel broodjeszaak in Apeldoorn

Op 24 februari 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de burgemeester van Apeldoorn, die eerder een sluitingsbevel had uitgevaardigd voor een broodjeszaak/coffeeshop. De voorzieningenrechter had op 16 mei 2008 het besluit van de burgemeester geschorst, maar de burgemeester verzocht nu om opheffing van deze schorsing. Tijdens de zitting op 17 februari 2010 werd het verzoek behandeld, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. van de Zedde en de derde-partij, de broodjeszaak, door mr. G.A.C. Beckers.

De voorzieningenrechter overwoog dat het spoedeisend belang van de burgemeester bij de opheffing van de schorsing onvoldoende concreet was onderbouwd. De burgemeester stelde dat er klachten van omwonenden waren en dat de illegale situatie niet langer kon voortduren. De derde-partij verzet zich tegen het verzoek en benadrukte dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de opheffing van de schorsing rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de derde-partij zwaarder wogen en dat er geen aanleiding was om de voorlopige voorziening op te heffen.

Uiteindelijk werd het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter gaf aan dat de procedure zich niet leende voor een inhoudelijke behandeling van de bodemzaak en dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De uitspraak werd gedaan door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 09/1595
Uitspraak op het verzoek om opheffing voorlopige voorziening van:
de burgemeester van Apeldoorn
verzoeker,
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder (onder intrekking van de eerder verleende gedoogverklaring coffeeshop) [naam] h.o.d.n. Broodjeszaak [naam broodjeszaak/coffeeshop] (hierna: derde-partij) gelast de door haar geëxploiteerde broodjeszaak (coffeeshop) [naam broodjeszaak/coffeeshop] aan de [adres] te Apeldoorn met onmiddellijke ingang te sluiten.
De derde-partij heeft daartegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening verzocht.
Bij uitspraak van 16 mei 2008, reg.nr. 08/676, heeft de voorzieningenrechter het besluit van 29 april 2008 geschorst.
Bij besluit van 3 april 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker het bezwaar tegen het besluit van 29 april 2008 ongegrond verklaard.
De derde-partij heeft beroep ingesteld. Verzoeker heeft een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. In zijn verweerschrift heeft verzoeker de rechtbank (lees: voorzieningenrechter) verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende opheffing van de schorsing.
Bij uitspraak van 24 september 2009 is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek omdat het griffierecht niet was voldaan.
Bij brief van 12 oktober 2009 heeft verzoeker opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening te treffen tot opheffing van de schorsing.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 februari 2010, waar verzoeker zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. drs. W.M. van de Zedde. [naam] is verschenen, bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat te Maastricht.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
Verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij opheffing van de bij uitspraak van 16 mei 2008 getroffen voorlopige voorziening. Dit spoedeisend belang is gelegen in het belang van verzoeker de inmiddels ontstane illegale situatie niet langer te laten voortduren. Ook zouden omwonenden klachten hebben ingediend. Verder heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht tevens uitspraak te doen in de bodemzaak.
De derde-partij heeft zich verzet tegen het verzoek om tevens uitspraak te doen in de bodemzaak. Daarbij heeft de derde-partij aangegeven dat tegen het besluit op bezwaar een groot aantal beroepsgronden is aangevoerd en de behandeling van het onderhavige verzoek zich niet leent voor een inhoudelijke behandeling van de bodemzaak. Verder is aangegeven dat de derde-partij een groot belang heeft bij het voortduren van de schorsing van het sluitingsbevel en dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de opheffing van de schorsing rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker zijn spoedeisend belang bij de opheffing van de onderhavige schorsing onvoldoende concreet heeft onderbouwd en ziet dan ook, mede gelet op de belangen van de derde-partij geen aanleiding voor opheffing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de onderhavige procedure zich niet leent voor de beantwoording van de in geding zijnde rechtsvragen. Er wordt naar gestreefd het beroep te behandelen tijdens een zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank in juli 2010.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010.