ECLI:NL:RBZUT:2010:BL6120

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-580597-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Hooft
  • mr. Feraaune
  • mr. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op tankstation met bedreiging

Op 2 maart 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 7 november 2008 een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Apeldoorn. De verdachte heeft de pompbediende onder bedreiging van geweld gedwongen om een geldbedrag van 500 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een lege plastic zak op de balie heeft gegooid en daarbij dreigende woorden heeft geuit, waaronder 'Nu vullen, of ik steek je aan het mes'. Tevens heeft hij met een mes stekende bewegingen in de richting van de pompbediende gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, maar heeft geconcludeerd dat hij volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft een ambulante traumabehandeling onder toezicht van de reclassering als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf gekoppeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580597-09
Uitspraak d.d.: 2 maart 2010
Tegenspraak / dip, aanzegging
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1982],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Raadsman: mr. P. Buikes, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 februari 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 november 2008 te Apeldoorn met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag groot 500 euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een lege plastic zak op de balie heeft gegooid en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden: "Vullen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft toegevoegd en/of
- die [slachtoffer] de woorden: "Nu vullen, of ik steek je aan het mes", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft toegevoegd en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, althans die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden: "Ik kom achter de kassa", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft toegevoegd en/of
- die [slachtoffer] de woorden: "Als je achter mij aankomt, dan steek ik je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft toegevoegd;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
1. Op 7 november 2008 om 18.04 uur komt er een melding binnen bij de politie, waarbij de pompbediende van een tankstation aan [adres te plaats] aangeeft, dat hij net is beroofd.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Voor wat betreft de bewoordingen die tijdens de overval zijn gebruikt, heeft de officier van justitie aangegeven, dat hij meer waarde hecht aan de verklaring van aangever dan aan de verklaring van verdachte. Hij acht om die reden ook de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat de gestelde bewoordingen "ik steek je neer" niet bewezen kunnen worden verklaard, nu daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig is. Voor het overige is door en namens verdachte aangegeven dat hij zich ten aanzien van de bewezenverklaring refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
- de aangifte van [slachtoffer]3;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie4, welke hij ter terechtzitting van 16 februari 2010 heeft bevestigd.
5. In aanvulling op het voorgaande overweegt de rechtbank nog als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven, dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij de woorden als "ik steek je neer" heeft gebruikt tegenover aangever, maar dat het wel zou kunnen dat hij dit tegen aangever heeft gezegd. Gelet hierop alsmede gelet op de gedetailleerde en consistente aangifte van [slachtoffer], die bovendien kort na de overval is afgelegd, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte de woorden zoals in de tenlastelegging opgenomen, heeft geuit.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 november 2008 te Apeldoorn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag groot 500 euro, althans een (groot) geldbedrag, toebehorende aan
[naam], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een lege plastic zak op de balie heeft gegooid en daarbij die [slachtoffer] de woorden: "Vullen" heeft toegevoegd en
- die [slachtoffer] de woorden: "Nu vullen, of ik steek je aan het mes" heeft toegevoegd en
- met een puntig voorwerp een stekende beweging in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en die [slachtoffer] de woorden: "Ik kom achter de kassa" heeft toegevoegd en
- die [slachtoffer] de woorden: "Als je achter mij aankomt, dan steek ik je neer" heeft toegevoegd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
6. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 16 december 2009 opgemaakt door
drs. J.H.A.M. Kobussen (klinisch psycholoog - psychotherapeut). Hierin is onder meer - kort samengevat - vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een posttraumatische stressstoornis. In zijn ontwikkeling hebben zich in zijn persoonlijkheid narcistische, antisociale en vermijdende trekken ontwikkeld, maar er is geen duidelijke persoonlijkheidsstoornis geconstateerd. Dit heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde niet zodanig beïnvloed dat daaruit het strafbare feit mede kan worden verklaard. Het oordeelsvermogen en de handelingsvrijheid van verdachte zijn door zijn stoornis en zijn persoonlijkheidstrekken niet aangetast, maar de posttraumatische stressstoornis heeft wel invloed op zijn gemoedstoestand en mate van prikkelbaarheid. Hoewel betrokkene zich bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn daad, heeft hij bewust de beslissing genomen tot het gedrag dat heeft geleid tot het tenlastegelegde. Geconcludeerd wordt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen; zij neemt deze conclusie over.
7. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
8. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (jaar) voor de algemene voorwaarde en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft hij gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen bij een GGZ-instelling. Aan deze bijzondere voorwaarde vordert de officier van justitie een proeftijd voor de duur van 3 (drie) jaar te koppelen.
9. De raadsman heeft bepleit een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. In het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact kan verdachte zich vinden.
10. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
11. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gewapend met een steekvoorwerp het tankstation is binnen gegaan en de aldaar werkzame pompbediende heeft bedreigd. Verdachte heeft zijn eigen financiële motief voorop gesteld en hij heeft geen enkel oog gehad voor wat hij bij de medewerker van het tankstation aanrichtte. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast brengt een dergelijke overval ook maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust mee.
12. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
13. In aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds onder overweging 6 heeft opgenomen, neemt zij uit het rapport van 16 december 2009 opgemaakt door drs. J.H.A.M. Kobussen (klinisch psycholoog - psychotherapeut) tevens het volgende in aanmerking. Verdachte voelt zich in zijn algemeenheid onrecht aangedaan door het leven en de maatschappij. Hij is geneigd tot externaliseren en heeft weinig zicht op zijn eigen aandeel in zijn situatie. Dit zorgt voor een gevoel van machteloosheid bij hem en vermindert de intrinsieke motivatie. Hij heeft zijn situatie als uitzichtloos ervaren en zag weinig alternatieven om verbetering aan te brengen. Hij beschikt echter over voldoende capaciteiten om hulp aan te wenden en om zelf verandering in zijn situatie aan te brengen. Hij beperkt zichzelf hierin door onredelijke eisen te stellen en daardoor geen verbetering aan te brengen.
Hoewel de posttraumatische stressstoornis en de persoonlijkheidstrekken zijn onmachtgevoelens hebben versterkt en daardoor mede hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het nemen van de beslissing over het tenlastegelegde, hebben deze geen invloed gehad op zijn wils- en handelingsbekwaamheid. De complexiteit van symptomen maakt dat de kans bestaat dat verdachte gemakkelijker dan anderen over kan gaan tot delictgedrag. De kans op recidive wordt tevens beïnvloed door zijn financiële situatie. Hij bevindt zich thans in dezelfde situatie als ten tijde van het tenlastegelegde.
Hoewel er geen directe relatie gelegd is tussen de ziekelijke stoornis en het ten laste gelegde, wordt een ambulante traumabehandeling onder toezicht van de reclassering in het kader van een bijzondere voorwaarde van een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd.
14. Daarnaast neemt de rechtbank het reclasseringsrapport van 22 januari 2010 in aanmerking, waarin onder meer is vermeld dat de kans op recidive als hoog gemiddeld wordt ingeschat. Voorts wordt aangegeven dat het moeilijk in te schatten is of verdachte zich zal houden aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden. Hij lijkt intrinsiek weinig gemotiveerd voor een traject en lijkt mogelijk snel geneigd zijn eigen koers te varen. Evenwel wordt door de reclassering geadviseerd aan verdachte de bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zich zal laten behandelen in een ambulante GGZ-instelling.
15. Al het voorgaande in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Voorts acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, waaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact zal worden gekoppeld, zoals geadviseerd door Kobussen, voornoemd en de reclassering. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank aan zowel de algemene voorwaarde als de bijzondere voorwaarde een proeftijd voor de duur van 2 (twee) jaar koppelen. Zij overweegt in dit verband dat artikel 14b tweede lid, eerste zin, van het Wetboek van Strafrecht een langere duur van de proeftijd niet toelaat voor de hierna te noemen bijzondere voorwaarde (vgl. HR 30 oktober 2007, LJN BB3999) en geen sprake is van een geval waarbij ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: afpersing;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde een ambulante traumabehandeling bij een GGZ-instelling zal volgen;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van der Hooft, voorzitter, mrs. Feraaune en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/09-205235, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 26 november 2009.
2 Zie onder noot 1 (p.6).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.23-25).
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.45-51).