ECLI:NL:RBZUT:2010:BL6891

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460353-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • Borgerhoff Mulder
  • Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor aanranding met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De verdachte, geboren in 1963 en thans verblijvende bij de JP van den Bentstichting te Uddel, heeft op 16 september 2009 in Doornspijk, gemeente Elburg, door geweld en bedreiging met geweld een slachtoffer gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. Dit werd bevestigd door zowel een psychiater als een psycholoog, die beiden hebben geadviseerd om de verdachte als zodanig te beschouwen.

De rechtbank heeft de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen begroot op € 250,00 en heeft deze vordering toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd en de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de opgelegde straf niet langer is dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een bedrag van € 250,00 te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie grotendeels gevolgd, maar heeft een lager voorwaardelijk strafdeel opgelegd dan geëist, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460353-09
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 06/802460-07
Uitspraak: 9 maart 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963 te plaats],
wonende aan [adres te plaats].
thans verblijvende bij de JP van den Bentstichting te Uddel.
Raadsvrouw: mr. Foppen, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 december 2009 en 23 februari 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2009 te Doornspijk, gemeente Elburg, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
meermalen, althans eenmaal betasten (over de kleren) van de vagina, althans de
schaamstreek van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit
- die [slachtoffer] dwingen te stoppen met haar fiets door voor haar fiets te gaan
staan en/of
- het vastpakken en/of vast (blijven) houden van de arm van die [slachtoffer] en/of
het stuur van de fiets van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds betasten (over de kleren) van de vagina, althans de
schaamstreek, van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de officier van justitie kan het feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de volgende opgave van bewijsmiddelen het feit wettig en overtuigend bewezen:
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 december 2009.
- Voornoemd dossier, proces-verbaal van aangifte [naam], p. 17 e.v.
- Voornoemd dossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 24 e.v.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 september 2009 te Doornspijk, gemeente Elburg, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten (over de kleren) van de vagina van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheden uit
- die [slachtoffer] dwingen te stoppen door voor haar fiets te gaan staan en
- het vastpakken van de arm van die [slachtoffer] en het stuur van de fiets van die [slachtoffer] en
- het onverhoeds betasten (over de kleren) van de vagina van die [slachtoffer].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is door een psychiater en een psycholoog onderzocht. Beide gedragsdeskundigen hebben een rapport uitgebracht.2
De psychiater komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk zwakzinnigheid. Verdachte is door zijn verstandelijke handicap minder dan een gemiddelde persoon in staat tot zelfreflectie en het hanteren van emoties en impulsen. Zijn innerlijke structuur is zwak en daaruit is het tenlastegelegde als een impulsdoorbraak voortgekomen. De psychiater adviseert daarom om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psycholoog komt eveneens tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van zwakzinnigheid. Dit manifesteert zich onder andere in een inadequate omgang met spanningen, waardoor verdachte negatieve gevoelens wil wegmaken met lustbevredigend gedrag. Bij verdachte zijn dat seksuele gedragingen in de richting van kinderen. De psycholoog adviseert om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over, ook omdat die stroken met de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Als bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie behandeling en begeleiding conform het plan van aanpak van de reclassering.
De raadsvrouw heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht. Zij bepleit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het voorarrest niet overstijgt. Daarnaast verzoekt zij een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen, met het oog op de rapporten die over verdachte zijn opgesteld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de aanranding van een jong meisje, [slachtoffer]. Verdachte heeft daarmee grensoverschrijdend en uiterst laakbaar gedrag vertoond. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het gedrag van verdachte grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. [slachtoffer] schrijft dat zij erg is geschrokken van het voorval en dat zij er wekenlang over heeft gedroomd.
Hiervoor is al overwogen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank zal deze omstandigheid in het voordeel van verdachte meewegen bij de strafoplegging. De gedragsdeskundigen komen verder tot de conclusie dat verdachte intensieve hulp en begeleiding nodig heeft, om recidive te voorkomen. De noodzaak hiervan blijkt ook uit het uittreksel justitiële documentatie over verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in 2008 is veroordeeld vanwege schennis van de eerbaarheid. In een verder verleden is verdachte eveneens in aanraking gekomen met justitie vanwege zedendelicten.
In essentie kan de rechtbank zich verenigen met de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals neergelegd in het door de reclassering voorgestelde plan van aanpak. De lengte van de proeftijd zal de rechtbank vaststellen op drie jaar, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte in de toekomst een misdrijf zal plegen dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Met de lengte van deze proeftijd zoekt de rechtbank aansluiting bij de minimumtermijn die in het reclasseringsrapport wordt geadviseerd. De rechtbank zal echter een lager voorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Zonder iets te willen afdoen aan de ernst van het feit en de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad en mogelijk nog zal hebben, komt de hoogte van de eis de rechtbank in vergelijking met opgelegde straffen in andere zedenzaken bovenmatig voor.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
De vordering van de officier van justitie met parketnummer 06/802460-07 strekt tot tenuitvoerlegging van de op 16 juli 2008 door de politierechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd om de proeftijd van deze voorwaardelijke straf te verlengen. De raadsvrouw heeft bepleit om de vordering tot tenuitvoerlegging te verrekenen met de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het voorstel van de raadsvrouw vindt geen steun in het recht. De rechtbank zal de officier van justitie volgen en de proeftijd verlengen, omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte spoedig wordt behandeld en begeleid. Tenuitvoerlegging van de maand gevangenisstraf zou deze behandeling en begeleiding doorkruisen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft immateriële schade ter hoogte van € 327,00 gevorderd. Volgens de officier van justitie kan de vordering worden toegewezen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet eenvoudig van aard is.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank begroot deze schade op
€ 250,00. De rechtbank zal de vordering voor dit deel toewijzen en de benadeelde partij in het restant niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer. De Staat bevordert op deze wijze de schadevergoeding aan het slachtoffer.
De voorlopige hechtenis
Bij afzonderlijke beslissing heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte reeds geschorst. De voorlopige hechtenis zal worden opgeheven, omdat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die wordt opgelegd niet van langere duur is dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 24c, 27, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
* bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt of zich niet houdt aan de volgende bijzondere voorwaarden;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1) zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
2) verblijft bij JP van den Bent Stichting te Uddel of een andere door de reclassering te bepalen instelling en zich daar houdt aan de aanwijzingen die door of namens de leiding worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3) zich ten aanzien van onder andere grensoverschrijdend gedrag laat behandelen door dhr. Grijpma (of een nader te bepalen psycholoog);
4) zich laat behandelen bij een polikliniek (bijvoorbeeld Kaïros) voor groepstherapie voor verstandelijk gehandicapte zedendelinquenten;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* heft het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op;
* verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter te Zutphen van 16 juli 2008 met een termijn van 1 jaar;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 250,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het restant van de vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 250,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009059059-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 22 september 2009.
2 Psychiatrisch rapport van 21 februari 2010 door M. Drost, psychiater. Voorts psychologisch rapport van 14 december 2009 door J. Harkink, GZ-psycholoog.