RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580598-09
Uitspraak d.d.: 12 maart 2010
Tegenspraak / dip/oip/oip
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1987],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, huis van bewaring Lelystad te Lelystad.
Raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 december 2009, 5 en 26 februari 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 februari 2010 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2009 tot en met 25 september 2009 te Doetinchem en/of Arnhem en/of elders in
Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] (telkens) te dwingen tot de afgifte van (een)
geldbedrag(en) (in totaal 60.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- opzettelijk en wederrechtelijk een/de auto van voornoemde [slachtoffer A] en/of
[slachtoffer B] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door
deze in brand te steken) en/of
- meermalen, althans eenmaal, telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer A]
en/of [slachtoffer B] en/of (wetende dat er brand is gesticht aan voornoemde auto)
(onder meer) heeft gezegd: "Wat met de bedrijfsauto is gebeurd, is maar een
klein brandje. U loopt een veel groter risico. Uw gezin, uw bedrijf, alles
loopt gevaar. We willen geld en u blijft net zo lang betalen totdat wij zeggen
dat het genoeg is. Geen politie want dan heeft u een groot probleem. We nemen
weer contact met u op.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of
strekking en/of
- naar de woning van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] is gegaan en (aldaar) tegen die
[slachtoffer A] (en/of [slachtoffer B]) heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte,
de problemen voor [slachtoffer A] kon oplossen en/of
- die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 16 september) onder meer heeft gezegd:
"Ik weet dat u problemen heeft en ik kan u misschien helpen. Ik werk in een
groep en ik heb een baas waaraan ik verantwoording moet afleggen. Er zijn drie
opties. 1. U betaalt aan de Koerden of PKK net zolang tot u helemaal niets
meer heeft. 2. U kunt naar de politie gaan maar dan zal het verkeerd aflopen.
3.U maakt gebruik van mijn bescherming en betaalt mij daarvoor 1.000,= euro
per week", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-die [slachtoffer A] in een gesprek (op zaterdag 19 september) onder meer heeft gezegd:
"U mag in drie termijnen betalen en u moet op 23 september 20.000 euro
betalen. Indien U niet betaalt, zal optie 1 in werking treden (betalen aan de
PKK of Koerden), althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking
en/of
- die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 23 september) onder meer heeft gezegd:
"Als jij zegt vrijdag, dan moet je 100% zeker zijn dan het gaat gebeuren. Dan zorg
ik dat optie 1 en 2 weg zijn. Ik moet het zeker weten, ik niet meer lachen als je niet
hebt, dan ga ik niet meer relaxed met jou om", althans woorden van gelijke (dreigende)
aard of strekking en/of
-die [slachtoffer A] in een telefoongesprek (op vrijdag 25 september) (zakelijk
weergegeven) onder meer dreigend heeft gevraagd of hij goed nieuws had (geld)
en/of What the fuck, hem, verdachte, nou gebeurde, en/of gezegd dat hij,
verdachte, zich aan het voorbereiden was op shit, althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking en/of
-één of meer andere (bedreigende) handeling(en) heeft verricht en/of
(dreigende) woorden heeft gezegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één op meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september
2009 tot en met 25 september 2009 te Doetinchem en/of te Arnhem en/of elders
in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of zijn/haar/hun familie/gezin, (telkens)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk
dreigend
- opzettelijk en wederrechtelijk een/de auto van voornoemde [slachtoffer A] en/of
[slachtoffer B] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door
deze in brand te steken) en/of
- (wetende dat er brand was gesticht aan die auto) deze [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] de
woorden toegevoegd : "Wat met de bedrijfsauto is gebeurd is maar een klein
brandje. U loopt een veel groter risico. Uw gezin, uw bedrijf, alles loopt
gevaar. We willen geld en u blijft net zo lang betalen totdat wij zeggen dat
het genoeg is. Geen politie want dan heeft u een groot probleem. We nemen weer
contact met u op", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
en/of
- zich naar de woning van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] begeven en/of (aldaar) deze
[slachtoffer A] (en/of [slachtoffer B]) de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat hij,
verdachte, de problemen voor [slachtoffer A] kon oplossen, althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking en/of
-die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 16 september) onder meer gezegd: "Ik
weet dat u problemen heeft en ik kan u misschien helpen. Ik werk in een groep
en ik heb een baas waaraan ik verantwoording moet afleggen. Er zijn drie
opties. 1. U betaalt aan de Koerden of PKK net zolang tot u helemaal niets
meer heeft. 2. U kunt naar de politie gaan maar dan zal het verkeerd aflopen.
3.U maakt gebruik van mijn bescherming en betaalt mij daarvoor 1.000,= euro
per week", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 23 september) onder meer heeft gezegd:
"Als jij zegt vrijdag, dan moet je 100% zeker zijn dan het gaat gebeuren. Dan zorg
ik dat optie 1 en 2 weg zijn. Ik moet het zeker weten, ik niet meer lachen als je niet
hebt, dan ga ik niet meer relaxed met jou om", althans woorden van gelijke (dreigende)
aard of strekking en/of
-die [slachtoffer A] in een gesprek (op zaterdag 19 september) onder meer gezegd: "U mag
in drie termijnen betalen en u moet op 23 september 20.000 euro betalen.
Indien U niet betaalt, zal optie 1 in werking treden (betalen aan de PKK of
Koerden)", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
-die [slachtoffer A] in een telefoongesprek (op vrijdag 25 september) (zakelijk
weergegeven) onder meer gevraagd of hij goed nieuws had (geld) en/of What the
fuck, hem, verdachte, nou gebeurde, en/of gezegd dat hij, verdachte, zich aan
het voorbereiden was op shit, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op zaterdag 5 september 2009 heeft [slachtoffer A] contact opgenomen met de politie2 en verklaard dat hij eigenaar is van elektronicazaken in Arnhem, Nijmegen en Doesburg. Zijn bedrijfsbus is die week in de nacht van dinsdag op woensdag voor zijn woning uitgebrand. Op 5 september 2009 is zijn echtgenote omstreeks 00.05 uur op haar mobiele telefoon gebeld met de vraag waar haar man was. De beller maakte gebruik van het telefoonnummer
06-[nummer]. [slachtoffer A] heeft diverse keren naar genoemd nummer teruggebeld, maar kreeg geen contact. Toen hij omstreeks 16.30 uur belde, kreeg hij een man met buitenlands accent aan de telefoon die het volgende tegen hem zei: "Wat met de bedrijfsauto is gebeurd, is maar een klein brandje. U loopt een veel groter risico. Uw gezin, uw bedrijf, uw huis, alles loopt gevaar. We willen geld en u blijft net zo lang betalen totdat wij zeggen dat het genoeg is. Geen politie want dan heeft u een groot probleem. Alles duidelijk, we nemen weer contact met u op."
[slachtoffer A] heeft vervolgens op 6 september 2009 aangifte van afpersing gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primiar ten laste gelegde. Van vrijwillige terugtred is volgens haar geen sprake. De officier van justitie acht echter niet bewezen dat verdachte de auto van [slachtoffer A] heeft vernield door deze in brand te steken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het telefoongesprek dat op 5 september 2009 is gevoerd met de echtgenote van [slachtoffer A]. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht bij de vraag wie het telefoongesprek voerde. Dit telefoongesprek was nog bedoeld als grap. Verdachte is vervolgens verder gegaan. Hij heeft telkens contact gehad met [slachtoffer A] en bood [slachtoffer A] hulp en bescherming in ruil voor geld. Hij is daarbij alleen te werk gegaan, aldus verdachte.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor het primair ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred. Daarnaast heeft hij betoogd dat het handelen van verdachte niet te kwalificeren is als afpersing.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte geweld heeft gebruikt dan wel gedreigd heeft met geweld nu alleen aangever hierover heeft verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aangever het primair ten laste gelegde heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.
5 september 2009
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard3 dat zijn echtgenote op 5 september 2009 op haar mobiele telefoon met het nummer 06-[nummer echtgenote] is gebeld door een man die het telefoonnummer
06-[nummer] gebruikte. De man vroeg naar de heer [slachtoffer A], die op dat moment niet thuis was. Aangever heeft vervolgens met de telefoon van de zaak naar het telefoonnummer
06-[nummer] gebeld. Hij kreeg een man met een buitenlands accent aan de telefoon die ongeveer het volgende zei: "Je loopt een enorm risico. Je weet van dat brandje. Je loopt veel meer gevaar dan dat. Jijzelf, je gezin, je huis en bedrijf, alles loopt gevaar. Hetgeen wij willen is geld. Je moet geld betalen net zo lang totdat wij zeggen dat het genoeg is. Heb je alles begrepen. Voor de rest hoef je niets te doen. Zorg dat je bereikbaar bent op dit telefoonnummer. Wij nemen contact met je op. Geen politie, anders heb je een groot probleem."
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat niet hij, maar iemand anders dit telefoongesprek heeft gevoerd. Hij was er wel bij toen het gesprek werd gevoerd.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat niet aannemelijk is geworden dat een ander bovenbedoeld telefoongesprek heeft gevoerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het gesprek is gevoerd met zijn telefoontoestel. Dit wordt bevestigd door de historische printgegevens4, waaruit tevens blijkt dat de simkaart met het telefoonnummer 06-[nummer] in het telefoontoestel van het merk Sony Ericsson W890i5 met het imeinummer [imeinummer] zat. Verdachte heeft met betrekking tot dit toestel verklaard dat hij de enige gebruiker is6. Verder heeft verdachte ter terechtzitting geen openheid van zaken willen geven over degene die het telefoongesprek wel zou hebben gevoerd, zodat de rechtbank het erop houdt dat het verdachte zelf is geweest.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte betwist dat hij heeft gezegd dat aangevers familie iets zou overkomen. De rechtbank overweegt dat verdachte zelf hierover ter terechtzitting niets heeft verklaard. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens het telefoongesprek is gerefereerd aan de brand van de bedrijfsbus. Dit komt overeen met aangevers verklaring. De rechtbank ziet geen aanleiding aangever niet in de rest van zijn verklaring te volgen, te minder nu aangever zich op 5 september 2009 kort na het contact met verdachte tot de politie heeft gewend. Aangever heeft toen volgens verbalisant verklaard, dat hij omstreeks 16.30 uur een man met buitenlands accent aan de telefoon kreeg die het volgende tegen hem zei: "Wat met de bedrijfsauto is gebeurd is maar een klein brandje. U loopt een veel groter risico. Uw gezin, uw bedrijf, uw huis, alles loopt gevaar. We willen geld en u blijft net zo lang betalen totdat wij zeggen dat het genoeg is. Geen politie want dan heeft u een groot probleem. Alles duidelijk, we nemen weer contact met u op."
Contact bij de woning van aangever
[slachtoffer A] heeft op 17 september 2009 verklaard7 dat in de nacht van 15 op 16 september 2009 omstreeks 00.00 uur de deurbel van zijn woning aan [adres] te Doetinchem ging. Er stond een man (verdachte) aan de deur die zei boven de winkel van aangever te wonen. Hij zei dat hij van de problemen van aangever wist en dat hij ze kon oplossen. Ze spraken af de volgende dag om 9.00 uur met elkaar te praten in de winkel van aangever. Verdachte vertrok daarop.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bewust naar de woning van [slachtoffer A] is gegaan, dat hij tegen [slachtoffer A] heeft gezegd dat hij van diens problemen wist en dat hij [slachtoffer A] daarbij kon helpen.
Gesprek op woensdag 16 september 2009
[slachtoffer A] heeft over dit gesprek verklaard8 dat de man die 's nachts bij zijn woning aanbelde (verdachte) op 16 september 2009 om 9.15 uur zijn winkel aan [adres] te Arnhem binnenkwam. [slachtoffer A] en verdachte hebben met elkaar gesproken bij Bakker Bart. Verdachte vroeg hem of hij de PKK of de Koerden kende. Volgens verdachte wilde iemand iets van hem, [slachtoffer A]. Verdachte zei dat hij, [slachtoffer A], op een lijst staat en hij vroeg of [slachtoffer A] al een kogelbrief had gehad. Hij vertelde verder dat hij in een groep werkt, dat de regio Arnhem hun gebied was en dat hij een baas had aan wie hij verantwoording moest afleggen. Hij dacht [slachtoffer A] te kunnen helpen en legde daartoe drie opties uit. Optie 1 was dat hij, [slachtoffer A], de Koerden of PKK zou betalen, net zolang totdat hij niets meer had. Optie 2 was dat hij, [slachtoffer A] naar de politie zou kunnen gaan. Het zou dan helemaal verkeerd aflopen. Optie 3 was dat hij, [slachtoffer A], gebruik zou maken van zijn, verdachtes, bescherming. Daarvoor moest hij, [slachtoffer A], € 1.000,- per week betalen. [slachtoffer A] heeft daarop gezegd dat hij erover na moest denken en dat, als hij al zou betalen, hij één bedrag wilde betalen en er dan vanaf wilde zijn.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer A] deze opties ook heeft genoemd in het telefoongesprek dat hij kort na het gesprek met verdachte heeft gevoerd met rechercheur [verbalisant]9.
Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij de dag volgend op zijn bezoek aan de woning van [slachtoffer A] een gesprek heeft gehad met [slachtoffer A]. Hij heeft daarbij tegen [slachtoffer A] gezegd dat hij mensen kende die wel wat voor hem konden doen. Het klopt dat hij [slachtoffer A] verschillende voorstellen heeft gedaan.
Gesprek op zaterdag 19 september 2009
Ten behoeve van het gesprek op 19 september 2009 heeft de politie gebruik gemaakt van het technisch hulpmiddel "opnemen vertrouwelijke communicatie" (verder: OVC). Het gesprek dat met de OVC-apparatuur is opgenomen, is vervolgens door een medewerker van het KLPD, afdeling Dienst Specialistische Recherche Toepassingen, Data Processing Centrum opgewaardeerd, geluisterd en uitgewerkt10.
In het gesprek zegt verdachte tegen aangever, zakelijk weergegeven, dat hij vijftig (duizend) moet betalen11. Aangever antwoordt dat hij dat niet kan betalen. Verdachte geeft aangever vervolgens de mogelijkheid het bedrag in drie delen te splitsen, waarbij hij het eerste deel - 20 (duizend) - op de eerstvolgende woensdag (Rb: betreft woensdag 23 september 2009) moet betalen, een week later nog eens 20 (duizend) en een maand later weer 20 (duizend)12. Verdachte geeft als reden voor de verhoging van het bedrag dat als het korter duurt, het bedrag lager wordt. Verdachte zegt in het gesprek verder dat aangever niet meer dan drie opties heeft en dat hij een van die opties moet kiezen13.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij geld wilde van [slachtoffer A]. Aanvankelijk wilde hij € 1.000,- per week. Later kwam hij met de voorstellen van € 50.000,- ineens of drie termijnen van elk € 20.000,-.
Gesprek op woensdag 23 september 2009
Ten behoeve van het gesprek op 23 september 2009 heeft de politie opnieuw gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel OVC.Het gesprek dat met de OVC-apparatuur is opgenomen, is vervolgens geluisterd en uitgewerkt14.
In het gesprek15 zegt aangever, zakelijk weergegeven, tegen verdachte dat het vrijdag wordt, vrijdag moet hij het geld op een officiële manier van de bank af halen. Verdachte zegt dat vrijdag al een klein beetje te laat is. Dan moet aangever wel 100% zeker zijn dat het gaat gebeuren. Als aangever ervoor zorgt dat hij het geld heeft, dan zal hij, verdachte, ervoor zorgen dat optie 1 en 2 weg zijn. Verdachte zegt verder dat hij het zeker moet weten en dat hij niet meer lacht als aangever het niet heeft. Hij gaat dan niet meer relaxed met aangever om.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat het feit is gepleegd door meer daders, nu niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten of anderen.
Verweren
De rechtbank overweegt dat het bewezen verklaarde feit, de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, moet worden gekwalificeerd als een poging tot afpersing. Met name uit aangevers verklaring over de drie opties in relatie tot het proces-verbaal van bevindingen betreffende het OVC van 19 september 2009, waarin verdachte zegt dat aangever moet kiezen uit de drie opties, komt naar voren dat aangever onder druk is gezet. Bovendien had verdachte niet anders kunnen begrijpen dan dat [slachtoffer A] zich onder druk gezet voelde door zijn handelen, mede gelet op de aanvankelijke verwijzing naar de eerder uitgebrande bedrijfsauto van aangever.
Het verweer van de raadsman dat sprake is van vrijwillige terugtred wordt verworpen, nu uit het proces-verbaal16 naar voren komt dat verdachte pas afstand heeft gedaan van zijn verzoek om geld ("laat die geld zitten") nadat aangever in datzelfde gesprek eerder had aangegeven niet tot betaling bereid te zijn ("ja ik wil het gewoon niet, het gaat gewoon niet door"). Het feit dat het strafbare feit niet is voltooid, was derhalve onafhankelijk van de wil van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2009 tot en met 25 september 2009 te Doetinchem en/of Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld,
[slachtoffer A] telkens te dwingen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (in totaal 60.000 euro), toebehorende aan die [slachtoffer A],
- meermalen, althans eenmaal, telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer A] en (wetende dat er brand is gesticht aan de auto) onder meer heeft gezegd: "Wat met de bedrijfsauto is gebeurd, is maar een klein brandje. U loopt een veel groter risico. Uw gezin, uw bedrijf, alles loopt gevaar. We willen geld en u blijft net zo lang betalen totdat wij zeggen dat het genoeg is. Geen politie want dan heeft u een groot probleem. We nemen weer contact met u op.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- naar de woning van die [slachtoffer A] is gegaan en aldaar tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte, de problemen voor [slachtoffer A] kon oplossen en
- die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 16 september) onder meer heeft gezegd: "Ik weet dat u problemen heeft en ik kan u misschien helpen. Ik werk in een groep en ik heb een baas aan wie ik verantwoording moet afleggen. Er zijn drie opties. 1. U betaalt aan de Koerden of PKK net zolang tot u helemaal niets meer heeft. 2. U kunt naar de politie gaan maar dan zal het verkeerd aflopen. 3.U maakt gebruik van mijn bescherming en betaalt mij daarvoor 1.000,= euro per week", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
-die [slachtoffer A] in een gesprek (op zaterdag 19 september) onder meer heeft gezegd: "U mag in drie termijnen betalen en u moet op 23 september 20.000 euro betalen", althans woorden van gelijke aard of strekking en
- die [slachtoffer A] in een gesprek (op woensdag 23 september) onder meer heeft gezegd: "Als jij zegt vrijdag, dan moet je 100% zeker zijn dat het gaat gebeuren. Dan zorg ik dat optie 1 en 2 weg zijn. Ik moet het zeker weten, ik niet meer lachen als je niet hebt, dan ga ik niet meer relaxed met jou om",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: poging tot afpersing, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte bij zijn handelen zeer berekenend en sluw te werk is gegaan. Hij heeft [slachtoffer A] uitgezocht, omdat die elektronicabedrijven had en in een dure auto reed. Verdachte heeft bij zijn handelen gebruik gemaakt van zijn kennis over telecommunicatie en belde met diverse telefoonnummers. Hij heeft het slachtoffer eerst telefonisch benaderd en, refererend aan de brand van de bedrijfbus, heeft hij het slachtoffer verteld dat hij, zijn gezin en zijn bedrijf een groot risico liepen. Vervolgens is hij midden in de nacht naar de woning van het slachtoffer gegaan, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank bijzonder beangstigend voor het slachtoffer en zijn gezin moet zijn geweest. Verdachte heeft doen voorkomen dat het slachtoffer problemen had en dat hij, verdachte, hulp en bescherming aan het slachtoffer kon bieden. Verdachte heeft daarbij puur gehandeld uit het oogpunt van financieel gewin. In de contacten die daarna hebben plaatsgevonden heeft verdachte het slachtoffer drie opties gegeven, waaruit hij een keuze moest maken. Deze keuzes zouden het slachtoffer hoe dan ook veel geld kosten. De periode waarin de afpersing zich heeft afgespeeld omvatte uiteindelijk 20 dagen. Verdachte heeft gedurende die periode een enorme macht over het slachtoffer uitgeoefend. Hij heeft vervolgens tot de terechtzitting gewacht om het slachtoffer inzicht te geven in het oogmerk van zijn handelen. Verdachtes handelen heeft grote impact gehad op het slachtoffer en zijn gezin. Het slachtoffer is blijkens het proces-verbaal van verhoor van 23 september 2009 erg bang geweest dat er wat zou gebeuren met zijn vrouw en kinderen, zijn woning en zijn bedrijf. Naar de ervaring leert, zijn delicten als het onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank komt tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist aangezien zij in de geëiste straf onvoldoende de ernst en omvang van het gepleegde feit tot uitdrukking vindt gebracht. Gelet op het voorgaande zou een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, naar het oordeel van de rechtbank passend zijn geweest. De rechtbank zal echter rekening houden met het feit dat verdachte bij de afpersing geen wapens en geen fysiek geweld heeft gebruikt. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een blanco strafblad heeft. De rechtbank houdt tenslotte ook rekening met verdachtes houding ter terechtzitting.
Alles in aanmerking nemend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank acht deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten een zwarte telefoon van het merk Sony Ericsson, een zilvergrijze telefoon van het het merk Sony Ericsson, vier oplaadsnoeren voor mobiele telefoons, een aankoopbon van de Kijkshop, een grijze telefoonautomaat, merk Nokia 6610 en een plattegrond van Doetinchem), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde is voorbereid en/of begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (te weten een mes in lederen foedraal), dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde danwel de na te noemen rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: poging tot afpersing meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. een zwarte telefoon, merk Sony Ericsson;
2. een zilvergrijze telefoon, merk Sony Ericsson;
10. vier oplaadsnoeren voor mobiele telefoons;
11. een aankoopbon van de Kijkshop;
13. een grijze telefoonautomaat, merk Nokia 6610;
15. een plattegrond van Doetinchem;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
14. een mes in lederen foedraal;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
4. een I-pod, merk Ricatech RC2410;
5. een installatiecd t.b.v. een I-pod;
6. een roze USB-stick, merk T-Mobile;
7. een blauwe USB-stick/mp3-speler, merk Mambo X;
8. een zwarte USB-stick/mp3-speler, merk Canyon;
9. een zwarte USB-stick/mp3-speler, merk Sweex;
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Varenhorst en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2009053152, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 13 november 2009.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p.117/118
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.119/120
4 Historische printgegevens van het telefoonnummer 06-[nummer], p.127
5 Proces-verbaal onderzoek GSM-telefoon Sony Ericsson W890i, p.249
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.348
7 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A], p.131/132
8 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] p. 131
9 Tapverslag van een gesprek op 16 september 2009, 10.47 uur, tussen verdachte rechercheur [verbalisant] en aangever [slachtoffer A], p.128
10 Proces-verbaal van bevindingen, p.147
11 Proces-verbaal van bevindingen, p.148
12 Proces-verbaal van bevindingen, p.150
13 Proces-verbaal van bevindingen, p.152
14 Proces-verbaal van bevindingen, p.158
15 Proces-verbaal van bevindingen, p.159/160
16 Tapverslag van een gesprek op 25 september 2009, 19.53 uur, tussen verdachte [verdachte A] en aangever [slachtoffer A], p.225/226