ECLI:NL:RBZUT:2010:BL7375
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Prisse
- A. Varenhorst
- F. Feraaune
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot afpersing door gebrek aan bewijs van nauwe samenwerking
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 maart 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van poging tot afpersing, gepleegd in de periode van 1 september 2009 tot en met 25 september 2009 te Doetinchem en Arnhem. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte A. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat verdachte B behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf of dat hij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf heeft verschaft.
De zaak kwam aan het licht na een aangifte van slachtoffer A, die meldde dat hij werd bedreigd en afgeperst door verdachte en medeverdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de telefoongesprekken tussen de verdachten geanalyseerd, maar concludeerde dat de enkele wetenschap van de afpersing en het feit dat verdachte zich niet van de afpersing heeft gedistantieerd, onvoldoende waren om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad ter ondersteuning van haar oordeel.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bewijs was dat verdachte B daadwerkelijk uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot de afpersing. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank besloten om verdachte B vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is de teruggave gelast van een in beslag genomen telefoon aan de rechthebbende.