ECLI:NL:RBZUT:2010:BL7855

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460427-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Aufderhaar
  • A. Krijger
  • J. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in wapenbezitzaak na gebrek aan bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, heeft de Rechtbank Zutphen op 17 maart 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de twee tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de enige toegang had tot de in beslag genomen wapens en dat er geen DNA van de verdachte op het wapen was aangetroffen. Bovendien waren de getuigenverklaringen niet betrouwbaar genoeg om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de munitie die onder feit 2 ten laste was gelegd, niet op de juiste locatie was aangetroffen. De verdediging had betoogd dat de wapens en munitie niet aan de verdachte konden worden toegeschreven, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en besloten dat deze onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met het algemeen belang en de wet. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de rechters M. Aufderhaar, A. Krijger en J. Davids, en griffier mr. Buitenhuis.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460427-09
Uitspraak d.d.: 17 maart 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats in 1984],
wonende te [plaats]
thans verblijvende in het huis van bewaring Doetinchem, te Doetinchem.
Raadsman: mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 november 2009 te Twello, gemeente Voorst, in elk geval in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III (pistool, model Zastava M57, kaliber 7.62) en/of (bijbehorende) munitie van categorie III (meerdere patronen van kaliber 7.62 en/of kaliber .22) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 25 november 2009 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Albrecht kind, type Berloque, kaliber 2mm penvuur), en/of munitie van categorie III, te weten twee patronen (kaliber .22 Long Rifle), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
1. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daarbij heeft hij gewezen op het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 26 november 2009 en het proces-verbaal bevindingen van 26 januari 2010 omtrent het onderzoek naar het wapen model Zastava M572. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Immers alle elementen van het voorhanden hebben zijn aanwezig: (1) de aanwezigheid van het wapen an sich in de loods van zijn vader (de eigendomsvraag is niet van belang), en dat verdachte daarover kon beschikken, (2) enige relatie tussen verdachte en het wapen is aanwezig en (3) verdachte had van de aanwezigheid van het wapen enige bewustheid.
Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de getuigenverklaringen van [getuige3] bij de rechter-commissaris op 26 februari 2010 en bij de politie3, van [getuige4], [getuige2], [getuige5]4 en [getuige9].
2. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op basis van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming5 en het proces-verbaal relaas omtrent het onderzoek naar het wapen Albrecht Kind, Berloque, 2mm penvuur6. Ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij wist van het wapen en dat dit wapen wel eens op verjaardagen werd gebruikt.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit, nu er onvoldoende bewijs is.
4. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [getuige3], [getuige2] en [getuige4] niet betrouwbaar zijn nu verdachte door hen is gegijzeld geweest en met een vuurwapen is bedreigd en verdachte hiervan aangifte heeft gedaan. Omdat [getuige3] en [getuige2] dit feit willen verdonkeremanen beschuldigen zij verdachte van bedreiging en wapenbezit. Het door [getuige3] en [getuige2] beschreven wapen is bij de doorzoeking niet aangetroffen. Verdachte wist niet van het wapen, ook niet in voorwaardelijke zin. Bij de doorzoeking in de loods in Wilp zijn twee patronen in een plastic zakje met kaliber .22 inbeslaggenomen. De munitie is aangetroffen in de laatste loods nr. 2800 en niet zoals de wapens in de ontvangstruimte en hij verwijst daartoe naar de tekening na pagina 544 van het dossier. Van deze loods was het hangslot geforceerd. Verdachte heeft niets te maken met de munitie en was evenmin op de hoogte van de omstandigheid dat er munitie in de loods lag.
5. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het wapen van de vriendin van verdachte is, namelijk [getuige1, vriendin van de verdachte]. In dit geval is geen sprake van het voorhanden hebben van het wapen. Verdachte heeft niet de macht over het wapen gehad. De vraag is waarom het niet aan de vriendin van verdachte is ten laste gelegd, maar wel aan verdachte. Indien bewezen kan worden dat verdacht het voorhanden heeft gehad, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld, dat het wapen geen wapen is in de zin van de Wet wapens en munitie. Ten aanzien van de twee patronen .22 Long Rifle heeft de raadsman aangevoerd dat deze niet zijn aangetroffen bij de doorzoeking in de woning van de moeder van de vriendin van verdachte in Apeldoorn. Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat bij een veroordeling toepassing dient te worden gegegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
6. Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de raadsman nog opgemerkt, dat de processen-verbaal omtrent het onderzoek naar de wapens zijn opgemaakt door een politieagent en niet door een deskundige als bedoeld in de Wet deskundige in strafzaken.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
8. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
9. Op 25 november 2009 werden in een loods, gelegen op het terrein van perceel [adres] te Wilp (gemeente Voorst) goederen inbeslaggenomen, waaronder het vuurwapen (model Zastava) en twee patronen kaliber .22.7
10. Uit het dossier blijkt dat de loods aan de [adres] in Wilp wordt gehuurd door [getuige7, vader van de verdachte], de vader van verdachte. De verhuurder, [getuige11], heeft verklaard dat hem de toegang tot de loods in het begin van 2009 is ontzegd door [getuige7, vader van de verdachte].8 Naast [getuige7, vader van de verdachte] zouden zijn broer, [getuige8, oom van de verdachte], [getuige10] en zijn zoons [getuige6, broer van verdachte] en verdachte ook in de loods komen.9 Uit de verklaring van getuige [getuige9] blijkt dat er meer mensen toegang hebben tot de loods. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de avond voor de doorzoeking aan het chillen was in de loods aan de [adres]. Hij had daar film gekeken en was toen in slaap gevallen. [getuige9] heeft verder verklaard dat de deur altijd open is en dat die alleen wordt afgesloten met een schuifslot. Andere personen die daar ook komen zijn de broers [namen 1 en 2].10
11. Op verzoek van de officier van justitie van het arrondissementsparket is een DNA-onderzoek verricht naar het wapen, model Zastava. In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut11 (hierna: NFI) is het volgende geconcludeerd. Het DNA-profiel van verdachte matcht niet met de reproduceerbare DNA-kenmerken in het DNA-mengprofiel. Dit betekent dat het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering geen aanwijzingen geeft voor de aanwezigheid van celmateriaal van verdachte in deze bemonstering. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bemonstering van een pistool celmateriaal bevat dat afkomstig is van ten minste drie onbekende personen, aldus het NFI.
12. Getuige [getuige3] heeft verklaard dat hij drie maanden voor het verhoor een wapen van verdachte heeft vastgehad in een loods aan de [adres] in Wilp in een soort pokerkamer. Hij dacht dat het een 'colt' was.12 Getuige [getuige3] heeft dit bij de rechter-commissaris herhaald. Het zou een "colt 45" betreffen.13 Getuige [getuige4] heeft verklaard dat hij in de loods aan de [adres] in Wilp heeft gezien dat verdachte een wapen vasthad en dit aan hen liet zien. Het was een groot zilver/witgrijs wapen waar het bovengedeelte naar achteren kon worden getrokken. Getuige [getuige3] zou daar ook bij zijn geweest.14
13. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande geconcludeerd kan worden, dat niet alleen verdachte maar ook anderen toegang tot de niet afgesloten loods hebben gehad, waarvan bovendien de vader van verdachte de huurder was. Daarnaast is er geen DNA van verdachte op het wapen aangetroffen en wel van ten minste drie onbekende personen. Getuigen die over een wapen van verdachte verklaren beschrijven een ander wapen dan is ten laste gelegd. De tenlastegelegde patronen zijn evenmin direct tot verdachte te herleiden. Het dossier bevat derhalve geen wettig bewijs dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde wapen, te weten een model Zastava M57, en meerdere patronen, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
14. Op 25 november 2009 omstreeks 06.10 uur werd door de politie ter inbeslagneming van vuurwapens en/of munitie, een doorzoeking verricht in het perceel [adres] te Apeldoorn. Daarbij is een vuurwerkpistooltje in een houten doos met opschrift "Berloque Pistole" inbeslaggenomen.15 Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.16
15. Uit het dossier blijkt dat het perceel [adres] te Apeldoorn de woning is van de moeder van de vriendin van verdachte, [getuige1, vriendin van de verdachte]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de laatste jaren daar ook wel verbleef. Getuige [getuige1, vriendin van de verdachte] heeft over dit wapen verklaard dat het wapentje haar eigendom is. Zij had dat als souvenir van haar vader gekregen, toen zij ongeveer tien jaar was. Hij had dat ergens in Duitsland voor haar gekocht.17
16. De eerst te stellen vraag is of genoemd voorwerp een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie is. Gelet op het onderzoek, neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, door hoofdagent [naam3], districtelijk taakaccenthouder Vuurwapencriminaliteit, kan die vraag bevestigend worden beantwoord. Dat [naam3] geen deskundige als bedoeld in de Wet deskundige in strafzaken is, zoals de raadman heeft gesteld, doet aan de waarde van de bevindingen van [naam3] niets af nu zijn onderzoek een technisch opsporingsonderzoek betreft. (vgl de aanwijzing technisch opsporingsonderzoek/ deskundigenonderzoek die met ingang van 1 januari 2010 in werking is getreden. Hierin staat dat het onderzoek van wapens en munitie in eerste instantie tot het domein van de opsporingsinstanties behoort. Dergelijk politieonderzoek is vatbaar voor tegenonderzoek, dat dan dient te gelden als een deskundigenonderzoek in de zin van artikel 150 van het Wetboek van Strafvordering). Overigens is in de rechtspraak eerder vastgesteld dat een vuurwerkwapentje als het onderhavige valt onder de Wet wapens en munitie. (vgl. HR 17 februari 2009, LJN: BG7763).
17. Voorts is het de vraag is of er in dit geval sprake was van het "voorhanden hebben"van dit wapen door verdachte op de in de dagvaarding genoemde dag. De eigendomsvraag is daartoe niet doorslaggevend. Wel of er enige relatie bestond tussen het wapen en de verdachte, in die zin dat verdachte een zekere macht over het wapen kon uitoefenen. (HR 12 september 1978, NJ 1979,84). Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het wapen van de vriendin van verdachte was. Zij had het op haar tiende verjaardag van haar vader gekregen. Het werd aangetroffen in haar woning. Het wapen werd wel eens bij verjaardagen of oud en nieuw gebruikt als een soort vuurwerk. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte het wapen zelf systematisch gebruikte of in zijn bezit had. Tegen deze achtergrond is er naar het oordeel van de rechtbank geen zodanig relatie tussen de verdachte en het wapen te leggen dat sprake is van een "voorhanden hebben" als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
18. Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde twee patronen (kaliber .22 Long Rifle) overweegt de rechtbank dat deze niet zijn aangetroffen op de in de tenlastelegging
vermelde plaats, te weten Apeldoorn.
19. Voor het onder 2 ten laste gelegde dient eveneens vrijspraak te volgen.
In beslag genomen voorwerpen
20. De officier van justitie heeft met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen het volgende gevorderd:
- teruggave aan de rechthebbende dan wel degene onder wie deze in beslag genomen
zijn van 4 autotelefoons met eventuele oplader (nrs. 4, 5, 6 en 8 van de beslaglijst);
- onttrekking aan het verkeer van de overige in beslag genomen voorwerpen (nrs. 1, 2, 3,
7, 9, 10 en 11)
21. De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
22. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de rechthebbende dan wel degene onder wie deze in beslag genomen zijn.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- merkloos patroonhouder met 8 patronen 7.62 mm. (nr. 1);
- zwart vuurwapen, AACE3882NL, kaliber 7.62 (nr. 2);
- munitie, kleur zwart, Vizier, norconia (nr. 3);
- luchtdrukalarmpistool, record cal.177 (nr. 7);
- Klewang kapmes in foudraal (nr. 9);
- twee patronen, merkloos long rifle, (nr. 10) en
- doosje met 19 stuks vuurwerk (verm. Nitraat) (nr. 11).
- gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende dan wel degene onder wie het goed in beslag is genomen, te weten:
- autotelefoon Nokia 1208 met oplader (nr. 4);
- autotelefoon Nokia 3310 (nr. 5);
- autotelefoon Samsung D600e met oplader (nr. 6) en
- autotelefoon Nokia 1662-2 (nr. 8).
Aldus gewezen door mrs. Aufderhaar, voorzitter, Krijger en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010003168-14, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Team Regionale Recherche, gesloten en ondertekend op 28 januari 2010.
2 Proces-verbaal bevindingen van 26 januari 2010, p. 470-478.
3 Proces-verbaal van verhoor van [getuige3], p. 435 e.v..
4 Proces-verbaal van verhoor van [getuige5], p. 512.
5 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 27 november 2009, p. 534-537.
6 Proces-verbaal relaas van 16 december 2009, p. 458-469.
7 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 26 november 2009, p. 542-545.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige11], p. 527.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige11], p. 528.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige9], p. 549 en 550.
11 Deskundigenrapport NFI van 26 januari 2010, opgemaakt door ing. F. van Gennip, los opgenomen bij het onder 1 vermelde (stam)proces-verbaal.
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige3], p. 45.
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige3] bij de rechter-commissaris op
26 februari 2010, p. 1 en 2.
14 Proces-verbaal van getuige [getuige4], p. 58.
15 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, van 27 november 2009, p. 534-537.
16 Proces-verbaal van relaas van 16 december 2009, p. 459.
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige1, vriendin van de verdachte], p. 523-524.