RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460420-09
Uitspraak d.d.: 23 maart 2010
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1961],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. S.H. Baas te Baarn
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 november 2009 te [plaats], opzettelijk brand heeft
gesticht in haar/een (rijtjes)woning (perceel [adres]),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
(in een slaapkamer) een hoeveelheid spiritus over en/of in en/of onder een
zonnebank en/of over een bed en/of over een (rieten) stoel en/of op de
vloerbedekking en/of over een vest/kleding gegoten en/of gegooid en/of
gesprenkeld en/of
(vervolgens) met een lucifer en/of aansteker die spiritus (onder meer op die
zonnebank en/of op dat bed en/of op dat vest/die kleding en/of op die
vloerbekking) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die zonnebank en/of dat bed en/of die stoel en/of die
vloerbedekking en/of dat vest/die kleding en/of een of meer ander(e)
goed(eren) (in die woning) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een deel van de inventaris van) die woning
en/of (een) belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer
bewoner(s) van die belendende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 13 november 2009 om ongeveer 08.48 uur is er bij de politie een melding binnengekomen van een woningbrand op het adres [adres] te [plaats]. Er zou nog een persoon in de woning aanwezig zijn. De politie is snel ter plaatse en ziet een forse rookontwikkeling. De woning is een tussenwoning in een blok van vijf woningen. Alles is afgesloten. Door het glas van de voordeur zien de agenten iemand zitten die niet reageert. Het raam van de voordeur wordt ingeslagen en vervolgens wordt een vrouw, verdachte, mee naar buiten genomen. Zij maakte een gedesoriënteerde en verwarde indruk. Via een raam uit de bijkeuken wordt een hond uit de woning gehaald. In verband met direct gevaar voor de belendende percelen worden de bewoners uit de woningen gehaald.
Verdachte, die op de trap van haar woning is aangetroffen, heeft in eerste instantie verklaard dat de zonnebank vreemd deed en dat er plots vlammen en rook waren. Uit een door de verzekering uitgevoerd brandonderzoek is het vermoeden ontstaan dat het waarschijnlijk om een brandstofbrand zou gaan. Vervolgens is er een forensisch onderzoek ingesteld. Daaruit kwam naar voren dat er sprake was van brandversnellende middelen en dat de brand was aangestoken. Verdachte is op 23 november 2009 aangehouden en heeft bekennende verklaringen afgelegd.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij baseert dit op de bekennende verklaring van verdachte, zowel ter zitting als tegenover de politie. Er was sprake was van gevaarzetting voor goederen, de woning en de belendende woningen, en levensgevaar voor bewoners die in de belendende woningen aanwezig waren. Zij baseert dit mede op de verklaringen van de bevelvoerder van de brandweer en van de inspecteur van het Team Brand Onderzoek. De omstandigheid dat de omvang van het gevaar beperkt is gebleven omdat de brandweer binnen de gestelde termijn van acht minuten ter plaatse was, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. De gestelde termijn maakt het gevaar voor belendende woningen en de bewoners daarvan niet minder. Uit de jurisprudentie blijkt dat het in brand steken van een woning in lintbebouwing, waarbij de brandweer zich ook realiseert dat de omwonenden gevaar lopen en omwonenden ook daadwerkelijk aanwezig zijn, gevaar voor de belendende woningen en te duchten levensgevaar voor de bewoners oplevert.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft bekend de ten laste gelegde brandstichting te hebben gepleegd. Ook heeft zij aangevoerd dat uit de jurisprudentie blijkt dat het in brand steken van een woning in lintbebouwing gevaar voor de belendende woningen en te duchten levensgevaar voor de bewoners daarvan oplevert. Ten aanzien van het bewijs heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft bij de politie2 en ter terechtzitting bekend dat zij op 13 november 2009 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning op het adres [adres] te [plaats]. Zij stichtte de brand met de bedoeling om zo zelfmoord te plegen. Zij heeft ongeveer een week ervoor spiritus en lucifers gekocht en de werking ervan uitgeprobeerd. Op 13 november 2009 heeft zij in haar slaapkamer op diverse plaatsen spiritus rond gegooid en deze vervolgens op verschillende plaatsen met lucifers aangestoken, waardoor de brand op de slaapkamer is ontstaan.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op:
- het proces-verbaal van bevindingen3 van gehouden buurtonderzoek, waaruit is gebleken dat er ten tijde van de brand bewoners in de andere woningen van het huizenblok aanwezig waren;
- het proces-verbaal van brandonderzoek4, waaruit de ontstane schade aan de goederen in slaapkamer blijkt;
- de verklaring5 van de [getuige], bevelvoerder van de brandweer, dat boven de brandplek het zachtboard plafond en de houten zoldervloer in brand waren geraakt;
- de verklaring6 van [inspecteur], inspecteur van het Team Brand Onderzoek, dat de brand zich zou voortplanten via het zachtboard plafond en houten dakbeschot, waardoor de brand op dat moment uitslaand zou worden, dat dit overslag naar het dak zou kunnen veroorzaken en dat de brand zich dan horizontaal zou voortplanten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 13 november 2009 te [plaats], opzettelijk brand heeft gesticht in haar/een rijtjeswoning perceel [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een slaapkamer een hoeveelheid spiritus over en in en onder een zonnebank en over een bed en over een rieten stoel en op de vloerbedekking en over een vest/kleding gegoten en/of gegooid en/of
gesprenkeld en vervolgens met een lucifer die spiritus onder meer op die zonnebank en op dat bed en op dat vest/die kleding en op die vloerbedekking in brand gestoken, ten gevolge waarvan die zonnebank en dat bed en die stoel en die vloerbedekking en dat vest/die kleding en andere goederen in die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een deel van de inventaris van die woning en belendende woningen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoner(s) van die belendende woningen te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door drs. H.A. Stierum, GZ-psycholoog, gedateerd 2 maart 2010 en door G.T. Gerssen, psychiater, gedateerd 3 maart 2010.
De conclusie van beide deskundigen is, dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in de impulsbeheersing en partnerrelatieproblematiek. Daarvan was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake. Verdachte was wel voldoende in staat om het wederrechtelijke van het door haar gepleegde feit in te zien. Verdachte wordt ten aanzien van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie van de deskundigen verenigen en zij neemt die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 406 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft als bijzondere voorwaarden gevorderd verplicht reclasseringscontact, het volgen van een ambulante behandeling en voortzetting van de Psychiatrisch Intensieve Thuiszorg (PIT).
Ter toelichting op haar eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een heel ernstig feit betreft met grote risico's voor de bewoners van de naastgelegen woningen, waardoor het gebeurde heel anders had kunnen aflopen.
Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met de mate van toerekenbaarheid. Gelet op het door de rapporteurs gestelde herhalingsgevaar voor soortgelijke feiten acht de officier van justitie een langdurige behandeling noodzakelijk en acht zij een proeftijd van 5 jaren passend.
De raadsvrouw heeft bepleit om bij oplegging van een onvoorwaardelijke straf deze gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel tezamen met een geheel voorwaardelijke straf met daarbij de door de rapporteurs geadviseerde bijzondere voorwaarden. De reclassering ondersteunt het gegeven advies van de psychiater en de raadsvrouw sluit zich daar namens verdachte bij aan. Zij acht een proeftijd van twee jaren meer passend dan de 5 jaren die de officier van justitie heeft geëist, aangezien verdachte binnen twee jaren uitbehandeld zal zijn.
Voorts heeft de raadsvrouw nog naar voren gebracht dat er geen felle brand is ontstaan en dat het een wanhoopsdaad is geweest. Verdachte wilde een eind aan haar leven maken, maar heeft nooit anderen in gevaar willen brengen. Inmiddels heeft zij hulp gekregen en gaat het beter met haar.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte brand heeft gesticht in haar woning, terwijl in de naburige woningen bewoners aanwezig waren. Door haar handelen heeft verdachte niet alleen haar eigen leven in gevaar gebracht, maar ook voor personen en goederen in haar directe omgeving zeer ernstige risico's veroorzaakt.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte het feit uit wanhoop heeft gepleegd. Zij verkeerde op dat moment in een toestand van persoonlijke, geestelijke nood, maar zij was niet in staat om hulp te vragen aan anderen. Zij zag geen uitweg meer en wilde op dat moment een einde aan haar leven maken. Inmiddels is hulpverlening in gang gezet. Verdachte volgt een behandeling bij GG-Net en krijgt Psychiatrisch Intensieve Thuiszorg.
In de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt, wordt geadviseerd de behandeling voort te zetten bij te stellen bijzondere voorwaarden. Indien verdachte niet behandeld zal worden en de problematiek en stoornis blijven bestaan, bestaat er kans op recidive. De behandeling zal langdurig moeten zijn en zal zich moeten richten op de persoonlijkheidsproblematiek, de partnerproblematiek en gebrekkige impulsbeheersing. Gelet op die omstandigheid zal de rechtbank bedoeld advies volgen.. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de geadviseerde voorwaarden. De rechtbank zal niet de Psychiatrisch Intensieve Thuiszorg als afzonderlijke bijzondere voorwaarde opleggen, daar dit een onderdeel is van de op te leggen ambulante psychiatrische behandeling.
De officier van justitie heeft een proeftijd van 5 jaren gevorderd. Uitgangspunt is dat de proeftijd twee jaren duurt. De wetgever heeft de mogelijkheid opgenomen een langere proeftijd te bepalen als er ernstig recidivegevaar is ten aanzien van een gewelds- of zedendelict. Dit biedt de mogelijkheid om bij een veroordeelde die in een min of meer verplicht kader langdurig wordt behandeld en onder toezicht staat van de reclassering, dit uit te breiden om zo de kans op herhaling te verkleinen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage wel blijkt dat er thans kans is op herhaling, maar niet dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat (ná behandeling) de kans bestaat dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De proeftijd zal daarom worden gesteld op een kortere termijn, te weten twee jaren.
Het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 406 (vierhonderd zes) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 360 (driehonderd zestig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de leiding van
na te noemen instelling dit noodzakelijk oordeelt, ambulant zal laten behandelen bij
GG-Net. De veroordeelde zal zich houden aan regels die haar door of namens de
leiding van GG-Net zullen worden gegeven;
2. de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die haar zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Van der Hooft en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL2009089646-26, gesloten en ondertekend op 14 januari 2010.
2 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 43-47 en 49-53
3 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 41-42
4 Proces-verbaal van brandonderzoek, pag. 57-64
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige Van Benthem, pag. 33-34
6 Verklaring van [inspecteur], pag. 65