ECLI:NL:RBZUT:2010:BL9480

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/680
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het overgangsrecht op bedrijfsactiviteiten in de autohandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 31 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Autotrading B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem. De zaak betreft de vraag of de autohandel van eiseres, die sinds 1997 op een perceel is gevestigd, onder het overgangsrecht valt. Verweerder had eerder een besluit genomen waarin eiseres werd gelast om haar bedrijfsactiviteiten te beëindigen, omdat deze in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar activiteiten ononderbroken zijn voortgezet en dat verweerder niet bevoegd was om handhavend op te treden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruik van het perceel als autoverkoop- en autopoetsbedrijf niet past binnen de huidige bestemming 'Wonen, vrijstaande woningen', maar dat het gebruik in beginsel wordt beschermd door het overgangsrecht. Verweerder had zich gebaseerd op luchtfoto's uit 2000 en 2004 om te concluderen dat er een onderbreking van de bedrijfsactiviteiten had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat deze luchtfoto's onvoldoende bewijs boden voor de conclusie dat de activiteiten in die periode volledig waren onderbroken. Eiseres heeft met andere bewijsstukken aangetoond dat er wel degelijk activiteiten hebben plaatsgevonden, zij het met kortdurende onderbrekingen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het eerdere besluit van 24 oktober 2008. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt de bescherming van bedrijfsactiviteiten onder het overgangsrecht, mits deze voldoende aannemelijk zijn gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: 09/680
Uitspraak in het geding tussen:
[Naam] Autotrading B.V.
te [plaats],
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2008 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een dwangsom gelast om de bedrijfsactiviteiten op het perceel [perceel te plaats] (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 20 maart 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 februari 2010, waar namens eiseres zijn verschenen mr. F.B.J. Niesink, advocaat te Doetinchem en G.J. Tijken en H.B. Tijken.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Thomassen.
2. Overwegingen
2.1 Ter beoordeling staat of verweerder bevoegd is handhavend op te treden.
2.2 De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is niet in geschil, dat het gebruik van het perceel als autoverkoop- en autopoetsbedrijf niet past binnen de bestemming “Wonen, vrijstaande woningen” die op grond van het bestemmingsplan “Gaanderen 2007” op het perceel rust.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan mag het bestaande gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat met de in het plan aangewezen bestemming in strijd is op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, worden voortgezet.
Ingevolge artikel 26, tweede (lees: derde) lid, onder b, is het tweede lid niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
In het voorheen geldende bestemmingsplan “Gaanderen” uit 1959 had het perceel de bestemming “Bebouwing met eengezinshuizen winkel”. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van het perceel ook in strijd was met deze bestemming. Dit bestemmingsplan bevatte evenwel geen algemene gebruiksbepalingen en/of gebruiksverboden. Deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Regeling van het gebruik”, dat op 3 december 1998 van kracht is geworden. Ingevolge dat laatste bestemmingsplan is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken strijdig met de in het bestemmingsplan “Gaanderen” aangegeven bestemming. Gebruik van gronden, zoals dit ten tijde van dit plan bestaat en dat in strijd is met het plan, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot.
2.3 Het perceel wordt sinds 1997 gebruikt door eiseres ten behoeve van het onderhavige bedrijf. Tussen partijen is niet in geschil dat dit gebruik in beginsel wordt beschermd door het overgangsrecht.
In geschil is uitsluitend de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen geslaagd beroep meer kan doen op het overgangsrecht, nu het gebruik in de periode tussen 2000 en 2004 feitelijk onderbroken is geweest.
Verweerder heeft dit standpunt gebaseerd op een tweetal luchtfoto’s (uit 2000 en 2004), waarop volgens hem valt te zien dat ten tijde van het nemen van die foto’s op het perceel geen bedrijfsactiviteiten werden verricht. Verweerder heeft hieruit afgeleid dat tussen 2000 en 2004 sprake is geweest van een zodanige onderbreking van de bedrijfsactiviteiten dat eiseres geen beroep op het overgangsrecht meer toekomt. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat hij zich uitsluitend op deze twee foto’s heeft gebaseerd en dat hij niet over ander (foto)materiaal over die (gehele) periode beschikt.
De rechtbank stelt vast dat de luchtfoto’s, die op een enkel tijdstip in het voorjaar van 2000 en op 19 mei 2004 zijn genomen, uitsluitend laten zien dat bij het perceel geen auto’s staan geparkeerd. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze luchtfoto’s aldus geen grond voor de conclusie dat in die (gehele) periode sprake is geweest van een onderbreking van de bedrijfsactiviteiten. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat eiseres met stukken – verklaringen van zakenrelaties en facturen – aannemelijk heeft gemaakt dat in de bewuste periode wel degelijk sprake is geweest van bedrijfsactiviteiten op het perceel. Volgens haar is ten tijde van die luchtfoto’s sprake geweest van kortdurende onderbrekingen. In 2000 is het wagenpark in verband met privé-beslommeringen tijdelijk elders ondergebracht en in 2004 hebben ter plaatse bestratingswerkzaamheden plaatsgevonden, aldus eiseres.
Gelet op het vorenoverwogene wordt de conclusie in het bestreden besluit dat eiseres geen geslaagd beroep meer kan doen op de beschermende werking van het overgangsrecht niet gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering.
Nu verweerder heeft aangegeven niet over andere bewijsmiddelen te beschikken, is de rechtbank van oordeel dat de bedrijfsactiviteiten van eiseres onverminderd worden beschermd door het overgangsrecht. Hieruit volgt dat verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden.
2.4 Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal, nu verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden, zelf in de zaak voorzien door het besluit van 24 oktober 2008 te herroepen. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het primaire besluit.
2.5 Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd. Ter zake van reiskosten wordt een bedrag van € 27,39 toegekend
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 24 oktober 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 24 oktober 2008;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 297,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 671,39, waarvan € 644,-- ter zake van verleende rechtsbijstand en € 27,39 ter zake van reiskosten, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. J. Robbe, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.